ECLI:NL:RBMNE:2018:2897

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
6562245
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen personenauto en vuilniswagen met betrekking tot cessie van schadevergoeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een aanrijding op 19 september 2017 tussen een geparkeerde KIA Venga en een vuilniswagen bestuurd door [gedaagde]. De aanrijding vond plaats toen [gedaagde] de vuilniswagen weer in beweging bracht terwijl [A], de bestuurder van de KIA, het parkeervak verliet. Beide voertuigen raakten beschadigd. [A] gaf [eiseres], een reparateur, opdracht om de schade aan de KIA te repareren en cedeerde zijn vorderingen op de verzekeraar aan [eiseres]. De gemeente Rotterdam, als werkgever van [gedaagde], werd aangesproken voor schadevergoeding, maar stelde dat beide partijen voor de helft aansprakelijk waren. De WAM-verzekeraar van [A] vergoedde 50% van de schade aan de vuilniswagen, maar de schade aan de KIA bleef onbetaald.

[eiseres] vorderde in deze procedure betaling van € 3.203,65 van [gedaagde], gebaseerd op de cessie. [gedaagde] voerde verweer en stelde dat [eiseres] geen vordering op haar had, omdat de cessie alleen betrekking had op de vordering op de verzekeraar van [A]. De kantonrechter oordeelde dat de cessieakte inderdaad alleen de vordering op de verzekeraar van [A] betrof en dat [eiseres] niet-ontvankelijk was in haar vorderingen tegen [gedaagde]. De kantonrechter wees de proceskosten toe aan [gedaagde].

De uitspraak werd gedaan door mr. M.E. Heinemann op 4 juli 2018, waarbij de kantonrechter de vordering van [eiseres] afwees en haar veroordeelde in de proceskosten van [gedaagde].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 6562245 AC EXPL 18-28 MEH/1029
Vonnis van 4 juli 2018
In de zaak tussen
de besloten vennootschap
[eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder te noemen [eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.W. Janssens,
en
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
verder te noemen [gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.W. Hendriks.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

2.1.
Op 19 september 2017 vond een botsing plaats op de [adres] in [gemeente] . De heer [A] stond in zijn KIA Venga geparkeerd op een parkeervak op de [adres] . [gedaagde] bestuurde een vuilniswagen. Kort voor de aanrijding heeft [gedaagde] de vuilniswagen stilgezet, omdat er vuilnis in de vrachtwagen gegooid moest worden door haar collega. Toen de vuilniswagen stilstond, reed [A] uit het parkeervak. Op dat moment trok [gedaagde] weer op, waarna de aanrijding plaatsvond. Beide voertuigen zijn daardoor beschadigd.
2.2.
[A] heeft [eiseres] opdracht gegeven tot reparatie van de schade. In verband hiermee is tussen beiden een cessieakte opgemaakt. Hierin staat:
“(…)
Polisnummer : [polisnummer]
(…)
Eigen Risico : 0.00
Hierbij geeft cliënt opdracht voor reparatie van het voertuig. Hij/zij cedeert hierbij aan de reparateur al hetgeen hij/zij van de verzekeringsmaatschappij te vorderen heeft terzake van het aan hem/haar verzekerde voertuig overkomen schadegeval. (…)
Ondergetekende (dat is [A] ; toevoeging kantonrechter) cedeert hierbij aan het [eiseres] (lees [eiseres] ; toevoeging kantonrechter) al hetgeen hij te vorderen heeft terzake het aan zijn verzekerde motorvoertuig: (…)
De reparateur verklaart door mede-ondertekening dezer akte de onderhavige cessie en eigendomsoverdracht aan te nemen en te aanvaarden al hetgeen eerstgenoemde ondertekende van de verzekeringsmaatschappij te vorderen heeft met betrekking tot de schade.
Door uitkering aan de reparateur zal de verzekeringsmaatschappij ter zake van schade volledig gekweten zijn van haar verplichtingen jegens haar verzekerde.
(…) Indien de verzekeringsmaatschappij niet uitkeert, door welke omstandigheid dan ook, blijft de cliënt ten volle aansprakelijk voor het schadebedrag.”
2.3.
[eiseres] heeft de schade aan de KIA gerepareerd. Zij heeft de gemeente Rotterdam als werkgever van [gedaagde] aangesproken tot vergoeding van de schade. De gemeente Rotterdam vindt dat beide partijen voor de helft aansprakelijk zijn. De WAM-verzekeraar van [A] heeft 50% van de schade aan de vuilnisauto vergoed. De schade aan de KIA is niet vergoed.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis [gedaagde] veroordeelt tot het betalen een bedrag van € 3.203,65 (bestaande uit € 2.953,65 aan hoofdsom en € 250,- aan kosten voor vaststelling van schade), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 19 september 2017, althans de dag van de dagvaarding, tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Volgens [eiseres] heeft zij op grond van de cessie een vordering op [gedaagde] . [gedaagde] verrichtte een bijzondere manoeuvre en zij had [A] op grond van artikel 54 RVV 1990 voorrang moeten verlenen. [A] valt geen verwijt te maken, omdat hij het parkeervak mocht verlaten. De vuilnisauto stond namelijk stil en er is geen reden een stilstaand voertuig voor te laten gaan.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en concludeert tot het niet-ontvankelijk verklaren van [eiseres] in haar vorderingen, althans tot afwijzing van die vorderingen, met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.4.
Primair stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat [eiseres] geen vordering op haar heeft. Op grond van de cessie heeft [eiseres] namelijk een vordering op de verzekeraar van [A] . Een eventuele vordering van [A] op [gedaagde] is niet overgedragen.
Subsidiair voert [gedaagde] aan dat haar geen verwijt te maken valt. Het was juist [A] die een bijzondere manoeuvre verrichtte door een parkeervak te verlaten. Weliswaar stond de vuilniswagen stil, maar het is volgens [gedaagde] een feit van algemene bekendheid dat een vuilnisauto af en toe stopt om vuilnis in te laden en daarna doorrijdt. Ziet de kantonrechter het goed, dan vindt [gedaagde] dat andere weggebruikers daar steeds op moeten wachten en pas weg mogen rijden nadat de vuilnisauto verdwenen is.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen bestaat geen verschil van mening over de toedracht van de aanrijding. Zij verbinden daar vanuit het oogpunt van aansprakelijkheid wel andere conclusies aan. Belangrijker is het primaire verweer, namelijk dat [eiseres] geen vorderingsrecht op [gedaagde] heeft. Dit verweer slaagt om de volgende redenen.
4.2.
De cessieakte is niet anders te begrijpen dan dat [A] zijn vorderingsrecht op zijn eigen verzekeraar overdraagt aan [eiseres] . Weliswaar lijkt de tweede geciteerde alinea (zie 2.2. hierboven) de mogelijkheid open te laten dat het gaat om een vordering op de verzekeraar van [gedaagde] of de gemeente Rotterdam, maar de daaropvolgende zin “Door uitkering aan de reparateur zal de verzekeringsmaatschappij ter zake van schade volledig gekweten zijn van haar verplichtingen jegens haar verzekerde.” maakt de bedoeling van partijen duidelijk. Wil deze zin enige zinvolle betekenis hebben, dan kan met “de verzekeringsmaatschappij” alleen bedoeld zijn de verzekeraar van [A] (wie dat is, is uit het dossier niet duidelijk geworden). Dat het om [A's] eigen verzekeraar gaat, blijkt verder uit het feit dat het polisnummer en het eigen risico op de cessieakte zijn ingevuld.
De laatste geciteerde alinea moet ook in dat licht gezien worden: als zijn verzekeraar de reparatie niet aan [eiseres] vergoedt, dan moet [A] dat zelf doen. Een dergelijke constructie wordt vaker gebruikt.
4.3.
Volgens [eiseres] heeft Achmea (de verzekeraar van het wagenpark van de gemeente Rotterdam) de leiding in dit geding genomen en volgt uit artikel 9 lid 2 WAM dat het beroep op niet-ontvankelijkheid faalt. Dat standpunt kan niet gevolgd worden. De bedoeling van dit artikellid is dat als een benadeelde een procedure aanhangig maakt tegen een verzekerde en de verzekeraar laat zorgdragen voor de verdediging, de verzekeraar aan de uitspraak in dat geding is gebonden voor wat betreft de vaststaande feiten voor het geval de verzekeraar later alsnog rechtstreeks in rechte wordt betrokken. Dit betekent niet dat [eiseres] een eigen vorderingsrecht op [gedaagde] heeft.
4.4.
Tot slot stelt [eiseres] dat de gemeente Rotterdam zich niet eerder op het standpunt heeft gesteld dat [eiseres] geen vorderingsrecht heeft. Dat mag zo zijn, maar dat betekent niet dat [gedaagde] dat niet mag doen.
4.5.
Dit alles betekent dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen. Zij zal zich tot [A] moeten wenden. De standpunten over de aansprakelijkheid hoeven niet besproken te worden.
4.6.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van [gedaagde] worden veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 350,- aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 175,00).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vorderingen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten aan de kant van [gedaagde] , tot dit vonnis begroot op € 350,- aan salaris gemachtigde,
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2018.