Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
[eiseres sub 2],
[eiser sub 3],
[eiseres sub 4],
1.De procedure
- de dagvaarding van [achternaam van eiser sub 1 en 3]
- de conclusie van antwoord van Van Lanschot
- de conclusie van repliek van [achternaam van eiser sub 1 en 3] (waarbij de eis is gewijzigd)
- de conclusie van dupliek van Van Lanschot.
2.Het geschil en de beoordeling
Inleiding
“Het rentepercentage kan gedurende de looptijd van de geldlening door de bank gewijzigd worden na verloop van een periode van 10 jaar. De eerste renteherzieningsdatum valt op 30-06-2016.”
“Rentevisie Van Lanschot Bankiers (april 2008)”aan [eiser sub 1] gestuurd. Daarin staat het volgende over de renteswap:
“Rentevisie Van Lanschot Bankiers (mei 2008)”. Naast de algemene toelichting over renteswaps zoals verwoord in de rentevisie van april 2008 staat er opnieuw een aanbieding voor een renteswap in met wederom een voorbeeld. Dat is een voorbeeld van de (fictieve) situatie dat de maatschap 5,93% aan rente betaalt onder de swap terwijl de 3-maands EURIBOR 5,50% bedraagt en er dus zonder de swap 6,50% had moeten worden betaald.
“over en weer hebben gemachtigd tot het verrichten van alle handelingen en het tekenen van alle bescheiden[die in het verkeer met Van Lanschot]
zullen kunnen voorkomen, geen uitgezonderd.”Van Lanschot mocht er dus van uitgaan dat [eiser sub 1] zijn broer rechtsgeldig vertegenwoordigde bij het aangaan van de Raamwerkovereenkomst en de renteswapovereenkomst. De broers hebben geen bijzondere omstandigheden gesteld op basis waarvan Van Lanschot in dit geval niet op basis van de maatschapsverklaring kon afgaan op de mededelingen van [eiser sub 1] . Het beroep op vernietiging slaagt dus niet.
strekkingheeft om zich als hoofdelijk medeschuldenaar te verbinden; toestemming van de echtgenotes is dus niet vereist. Bovendien is de vordering tot vernietiging volgens Van Lanschot verjaard.
“door[Van Lanschot]
voor alle bij[Van Lanschot]
ten name van voornoemde maatschap aangegane engagementen hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gehouden […]”. Dit in afwijking van de wettelijke regeling waarbij vennoten ieder voor een gelijk deel door een schuldeiser kunnen worden aangesproken (artikel 7A:1680 BW). De hoofdelijke aansprakelijkheid vloeit dus niet voort uit de Raamwerkovereenkomst en de renteswapovereenkomst, maar uit deze overeenkomsten in samenhang met de maatschapsverklaring. Daarmee strekken de Raamwerkovereenkomst en de renteswapovereenkomst er niet toe dat de broers zichzelf hoofdelijk verbinden.
“u, gezamenlijk onder hoofdelijke mede-aansprakelijkheid”), terwijl er toen nog geen maatschapsverklaring was waarin de broers zich hoofdelijk aansprakelijk achten tegenover Van Lanschot voor alle verplichtingen die zij zouden aangaan.
- de broers veronderstelden dat het renterisico volledig werd gefixeerd en dus alle rentecomponenten (inclusief de renteopslag) werd gefixeerd.
- De broers hebben niet beseft dat er een betalingsverplichting uit de renteswap kan ontstaan, die bij beëindiging van de financiering ook nog eens moet worden afgerekend.
- De broers zijn zich onvoldoende bewust geweest van het risico dat de marktrente (sterk) zou kunnen dalen en laag zou blijven en wat de gevolgen daarvan zouden zijn.
“Per saldo is de rentelast dan gelijk aan de vaste coupon van de Swap + de opslag op de lening, in dit voorbeeld […]”. Voor de broers was dus uit de schriftelijke informatie af te leiden dat niet de totale rentelast werd gefixeerd door de renteswap en dat de renteopslag voor de onderliggende financiering bovenop de gefixeerde rente van de renteswap kwam.
Renteswap is eenvoudig verhandelbaar en kan zowel in waarde toe- als afnemen”.Dat die negatieve marktwaarde moet worden betaald aan Van Lanschot, is min of meer af te leiden uit de zin:
Bij aflossing van de onderliggende financiering resteert er een verplichting uit hoofde van de RenteSwap.De Raamwerkovereenkomst en bijbehorende bijlage (zoals in 2.9 en 2.10 geciteerd) maken wel duidelijker dat er (aanzienlijke) kosten kunnen ontstaan bij tussentijdse beëindiging, maar ook dat vindt de rechtbank een onvoldoende uitdrukkelijke waarschuwing. Dit zijn immers gestandaardiseerde documenten met een grote hoeveelheid aan informatie. Van Van Lanschot had verwacht mogen worden dat zij daarnaast de broers uitdrukkelijk (mondeling of schriftelijk) zou wijzen op het risico dat een aanzienlijke betalingsverplichting kon ontstaan bij tussentijdse beëindiging. Niet gesteld of gebleken is dat Van Lanschot dat heeft gedaan. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat zij haar zorgplicht tegenover de broers heeft geschonden. Gezien dat oordeel, vindt de rechtbank niet relevant of de broers de bijlage Financiële Derivaten hebben ontvangen.
“Het rentepercentage kan gedurende de looptijd van de geldlening door de bank gewijzigd worden na verloop van een periode van 10 jaar. De eerste renteherzieningsdatum valt op 30-06-2016.”
3.De beslissing
27 juni 2018voor het nemen van een akte door de broers over dat wat is vermeld onder 2.51, waarna Van Lanschot op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,