ECLI:NL:RBMNE:2018:2890

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
C/16/429739 / HA ZA 16-966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolg op tussenvonnis inzake overeenkomst van geldlening en renteverplichtingen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, betreft het een vervolg op een eerder tussenvonnis van 31 januari 2018. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.R. Jonker, heeft een vordering ingesteld tegen twee besloten vennootschappen, [gedaagde sub 1] B.V. en [gedaagde sub 2] B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. F.W. Henstra. De kern van de zaak draait om een overeenkomst van geldlening en de vraag of de renteverplichtingen achtergesteld zijn. De rechtbank heeft in het tussenvonnis [gedaagde sub 2] opgedragen te bewijzen dat de maandelijkse renteverplichtingen onder de achterstelling vallen. [gedaagde sub 2] heeft echter afgezien van het houden van getuigenverhoor en geen schriftelijke stukken ingediend, waardoor zij niet in staat is gebleken het bewijs te leveren.

De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de door eiser gevorderde rente in beginsel wordt toegewezen, maar dat de vordering met betrekking tot de maandelijkse renteverplichtingen over juni 2010 tot en met augustus 2011 verjaard is. Dit deel van de vordering is afgewezen, terwijl het overige deel van de renteverplichtingen van augustus 2011 tot 7 oktober 2016 wel is toegewezen. Daarnaast is de vordering om de contractuele rente over € 100.000,- vanaf 7 oktober 2016 te betalen, eveneens toegewezen.

Wat betreft de buitengerechtelijke kosten heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij deze kosten heeft gemaakt, waardoor deze vordering is afgewezen. De proceskosten zijn begroot en [gedaagde sub 2] is veroordeeld in de proceskosten van eiser. In reconventie heeft de rechtbank al eerder beslist dat de vordering van eiser in reconventie wordt toegewezen. De rechtbank heeft ook de kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] begroot en eiser in die kosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 2 mei 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/429739 / HA ZA 16-966
Vonnis van 2 mei 2018
in de zaak van
[eiser],
woonplaats [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.R. Jonker in Amersfoort,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
advocaat mr. F.W. Henstra in Utrecht.
De rechtbank noemt partijen hierna [eiser] en gedaagden en apart: [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 31 januari 2018
  • het bericht van [gedaagde sub 2] waaruit blijkt dat zij afziet van getuigenverhoor.
[eiser] heeft verzocht om een akte te nemen over dat wat de rechtbank in het tussenvonnis heeft overwogen in onderdeel 3.3. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen en heeft bepaald dat zij vonnis zal wijzen.

2.De verdere beoordeling

in conventie

2.1.
De rechtbank blijft bij dat wat ze in het tussenvonnis heeft overwogen. In het tussenvonnis heeft de rechtbank [gedaagde sub 2] opgedragen te bewijzen dat de partijen bij de achterstellingsakte hebben afgesproken dat ook de maandelijkse renteverplichtingen onder de achterstelling vallen. [gedaagde sub 2] heeft afgezien van het houden van getuigenverhoor en heeft ook geen schriftelijke stukken in het geding gebracht. Dit betekent dat zij er niet in is geslaagd om dat bewijs te leveren.
2.2.
In onderdeel 3.15 van het tussenvonnis is al bepaald dat in dat geval de door [eiser] gevorderde rente in beginsel wordt toegewezen. In onderdeel 3.17 heeft de rechtbank echter overwogen dat de vordering verjaard is wat betreft de maandelijkse renteverplichtingen over juni 2010 tot en met augustus 2011 (15x € 833,33 = € 12.499,95). Dit deel van de vordering wordt dus afgewezen. Het overige deel, de renteverplichtingen van augustus 2011 tot 7 oktober 2016, (€ 50.578,03) wordt toegewezen. Ook de vordering om de contractuele rente over € 100.000,- vanaf 7 oktober 2016 te betalen, wordt toegewezen.
Buitengerechtelijke kosten
2.3.
[eiser] vordert € 1.775,- aan buitengerechtelijke kosten. Gedaagden betwisten dat zij deze kosten verschuldigd zijn. De rechtbank wijst deze vordering af. [eiser] heeft onvoldoende gesteld dat hij kosten heeft gemaakt, die meer omvatten dan een enkele (herhaalde) aanmaning.
Proceskosten
2.4.
Nu [gedaagde sub 2] buitengerechtelijk niet bereid is gebleken om enig bedrag aan [eiser] te doen, zal zij in de proceskosten van [eiser] worden veroordeeld. De rechtbank baseert de hoogte van de advocaatkosten daarbij op het bedrag dat wordt toegewezen (en dus niet op het bedrag dat [eiser] vorderde). De gevorderde beslagkosten worden afgewezen omdat het beslag is gelegd ten laste van [gedaagde sub 1] , tegen wie de vordering is afgewezen.
2.5.
De rechtbank begroot de proceskosten van [eiser] op:
- dagvaarding € 96,57
- griffierecht 1.260,00
- salaris advocaat
1.788,00(2,0 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.144,57
2.6.
[eiser] is in het ongelijk gesteld in de procedure tegen [gedaagde sub 1] . Nu gedaagden wel enige kosten extra hebben moeten maken om verweer te voeren tegen de vordering van [eiser] tegen [gedaagde sub 1] , wordt [eiser] in die extra kosten van [gedaagde sub 1] veroordeeld. De rechtbank begroot die als volgt:
- salaris advocaat €
760,50(1,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00)
Totaal € 760,50
in reconventie
2.7.
In het tussenvonnis heeft de rechtbank al beslist dat de vordering in reconventie wordt toegewezen.
2.8.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten (waaronder de gevorderde nakosten) worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.421,00(2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 1.421,00)
Totaal € 1.421,00

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde sub 2] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 50.578,03 (vijftig duizendvijfhonderdachtenzeventig euro en drie eurocent), vermeerderd met de contractuele rente van 10% per jaar over het bedrag van € 100.000,00 met ingang van 7 oktober 2016 tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde sub 2] in de proceskosten van [eiser] , aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 3.144,57,
3.3.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van [gedaagde sub 1] , aan de zijde van [gedaagde sub 1] , tot op heden begroot op € 760,50,
3.4.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
in reconventie
3.6.
heft op het op 2 december 2016 door [eiser] gelegde conservatoir verhaalsbeslag op de aan [gedaagde sub 1] toebehorende onroerende zaak, gelegen te [vestigingsplaats] ( [postcode] ) aan de [adres] ,
3.7.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 1] tot op heden begroot op € 1.421,00,
3.8.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
3.9.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer en in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.type: HAB (4727)