Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
[gedaagde sub 2],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert eiseres sub 1, bijgestaan door haar gemachtigde N. Westra, de vernietiging van een koopovereenkomst met gedaagde sub 1, een B.V., op grond van dwaling en oneerlijke handelspraktijken. Eiser sub 2, die invalide is, heeft een hoog-laagbed nodig en heeft in juli 2016 een bed gekocht bij gedaagde sub 1, dat in november 2016 werd geleverd. Na enkele maanden vertoonde het bed mankementen, wat leidde tot de vordering van eiseres sub 1 om het bed terug te nemen en de koopsom van € 7.325 terug te betalen, naast bijkomende kosten. De rechtbank oordeelt dat eiseres sub 1 onvoldoende feiten heeft gesteld om haar vordering te onderbouwen. De rechter benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de partijen is om relevante feiten aan te dragen en dat de rechter niet kan oordelen zonder duidelijke onderbouwing van de claims. Eiseres sub 1 heeft niet aangetoond dat het bed ongeschikt was voor het gebruik door eiser sub 2, en de claims over oneerlijke handelspraktijken zijn niet voldoende onderbouwd. De vordering wordt afgewezen, en eiser sub 2 en eiseres sub 1 worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, die zijn begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde.