ECLI:NL:RBMNE:2018:2884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
6544696 UC EXPL 17-15875
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van koopovereenkomst wegens dwaling en oneerlijke handelspraktijken met betrekking tot een bed

In deze zaak vordert eiseres sub 1, bijgestaan door haar gemachtigde N. Westra, de vernietiging van een koopovereenkomst met gedaagde sub 1, een B.V., op grond van dwaling en oneerlijke handelspraktijken. Eiser sub 2, die invalide is, heeft een hoog-laagbed nodig en heeft in juli 2016 een bed gekocht bij gedaagde sub 1, dat in november 2016 werd geleverd. Na enkele maanden vertoonde het bed mankementen, wat leidde tot de vordering van eiseres sub 1 om het bed terug te nemen en de koopsom van € 7.325 terug te betalen, naast bijkomende kosten. De rechtbank oordeelt dat eiseres sub 1 onvoldoende feiten heeft gesteld om haar vordering te onderbouwen. De rechter benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de partijen is om relevante feiten aan te dragen en dat de rechter niet kan oordelen zonder duidelijke onderbouwing van de claims. Eiseres sub 1 heeft niet aangetoond dat het bed ongeschikt was voor het gebruik door eiser sub 2, en de claims over oneerlijke handelspraktijken zijn niet voldoende onderbouwd. De vordering wordt afgewezen, en eiser sub 2 en eiseres sub 1 worden veroordeeld in de proceskosten van gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, die zijn begroot op € 500,00 aan salaris voor de gemachtigde.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6544696 UC EXPL 17-15875 nig/1449
Vonnis van 27 juni 2018
inzake

1.[eiseres sub 1] ,

verder te noemen [eiseres sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
verder te noemen [eiser sub 2] ,
beiden wonend in [woonplaats] (Utrecht),
samen verder ook wel aan te duiden als [eiseres sub 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: N. Westra (DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V.),
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. G.T. Poot.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
[eiser sub 2] is invalide. Hij heeft een hoog-laagbed met bedgalg (papegaai) nodig om zelfstandig in en uit bed te kunnen komen. [eiseres sub 1] heeft in juli 2016 bij [gedaagde sub 1] een bed gekocht. Het bed is geleverd in november 2016. In januari 2017 brak er een stuk van af. [gedaagde sub 1] heeft dit gerepareerd. In juli 2017 brak er opnieuw een gedeelte af.
2.2.
[eiseres sub 1] wil nu dat [gedaagde sub 1] het bed terugneemt en haar de koopsom terugbetaalt. Zij vordert, kort gezegd:
a. a) primair vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling;
b) subsidiair vernietiging van de overeenkomst in verband met oneerlijke handelspraktijken;
c) en meer subsidiair ontbinding van de overeenkomst.
Verder vordert zij terugbetaling van de koopsom van € 7.325 en betaling van € 735,68 voor een deskundigenonderzoek, met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
2.3.
[eiseres sub 1] heeft ook [gedaagde sub 2] gedagvaard. [gedaagde sub 2] is bestuurder van [gedaagde sub 1] . Het formulier van de koopovereenkomst vermeldt behalve de naam [gedaagde sub 1] (zonder ‘B.V.’ erbij) het KvK-nummer van [naam eenmanszaak] , de eenmanszaak die [gedaagde sub 2] voorheen dreef. Daardoor kon verwarring ontstaan met wie de overeenkomst gesloten is. Partijen zijn het er echter wel over eens dat dat [gedaagde sub 1] is. Daarom zal de vordering tegen [gedaagde sub 2] worden afgewezen.
2.4.
Bij het beoordelen van de zaak moet eerst het volgende gezegd worden. Het is in iedere zaak de rol van partijen om de relevante feiten en omstandigheden aan de rechter voor te leggen. De rechter kent deze niet. In dit geval gaat het over een bed dat mankementen vertoonde. Dan kan de rechter daar alleen over oordelen wanneer duidelijk is wat er concreet aan de hand is: wat is er precies kapot, hoe is dat gebeurd? De taak om dat duidelijk te maken rust om te beginnen op degene die aan die feiten en omstandigheden rechten wil ontlenen. Dat is de partij die, op grond van artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de bewijslast daarvan heeft. Die partij moet om te beginnen die feiten stellen en zo concreet onderbouwen dat daarover een zinvol debat mogelijk is. Dat moet gebeuren in de processtukken, niet in de producties. De rechter mag alleen rekening houden met wat in de producties staat, als daar in de processtukken concreet naar verwezen wordt. Anders is het ook voor de wederpartij niet duidelijk waar het debat over gaat.
2.5.
[eiseres sub 1] vordert primair vernietiging van de koopovereenkomst wegens dwaling. Zij stelt dat het bed niet geschikt was om gebruikt te worden zoals [eiser sub 2] doet, en dat zij het niet gekocht zou hebben, als zij dat vooraf geweten had. Zij stelt ook dat de koop gesloten is op basis van inlichtingen en informatie van [gedaagde sub 1] , en dat [gedaagde sub 1] daarbij heeft aangegeven dat het bed was afgesteld op de behoefte van [eiser sub 2] . Zij baseert dat kennelijk op artikel 6:228, lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (BW):
1. Een overeenkomst die is tot stand gekomen onder invloed van dwaling en bij een juiste voorstelling van zaken niet zou zijn gesloten, is vernietigbaar:
a. indien de dwaling te wijten is aan een inlichting van de wederpartij, tenzij deze mocht aannemen dat de overeenkomst ook zonder deze inlichting zou worden gesloten;
(…)
2.6.
De eerste vraag hierbij betreft de stelling dat het bed niet geschikt was voor het gebruik dat [eiser sub 2] ervan maakt. Die stelling wordt niet toegelicht. Volgens de dagvaarding braken er stukken van het bed af, maar het is niet duidelijk welke stukken dat waren en wat dat te maken had met ongeschiktheid voor [eiser sub 2] . In de dagvaarding wordt ook gesteld dat een onbekende derde partij
heeft geconstateerd dat het bed niet geschikt is om te gebruiken met de bedgalg en dat het bed de druk van het in- en uitstappen niet aan kan.
Daarbij wordt niet toegelicht wie die derde partij is, waarom het bed niet geschikt is voor gebruik met de bedgalg, en wat het verband is tussen de bedgalg en het afbreken van stukken. Overigens heeft [gedaagde sub 1] het over wieltjes tussen frame en bovenstuk die zich in het hout daarvan geboord hadden; maar ook het verband tussen de bedgalg en het kapotgaan van wieltjes wordt niet toegelicht.
2.7.
Op deze manier kan een rechter onmogelijk beoordelen of het bed inderdaad ongeschikt is, en dus ook niet of [eiseres sub 1] misschien gedwaald heeft. Dat komt voor rekening van [eiseres sub 1] . Zij heeft deze vordering onvoldoende onderbouwd. Daarom zal deze moeten worden afgewezen.
2.8.
Subsidiair vordert [eiseres sub 1] vernietiging van de koopovereenkomst vanwege oneerlijke handelspraktijken. Dat baseert zij op de stelling dat zij op grond van de koopovereenkomst een SchlafGut-bed mocht verwachten met drukverlagende matrassen en Swiss Medic toppers, en dat het bed aan die verwachtingen niet voldoet. Om dit te onderbouwen verwijst zij naar het rapport van een deskundige, [A] , blz 6 sub b. Daar staat het volgende:
Zoals bovenstaand omschreven ben ik van mening dat het geleverde niet voldoet aan hetgeen men op basis van de koopovereenkomst, de afbeeldingen van het betreffende bed in de reclame-uitingen komt niet overeen met het geleverde bed. De matrassen zijn niet drukverlagend te noemen, er is sprake van polyether matrassen waarbij geen drukverlagend materiaal als bijvoorbeeld visco-elastisch schuim werd toegepast Er zou sprake zijn van 4 vergrendelbare wielen per bed van circa 10 cm.. De wielen die werden aangetroffen zijn echter slechts 5 cm, en er zijn er geen 4 maar 5 per bed toegepast.
De term cq merknaam SchlafGut bed is overigens nergens op internet terug te vinden. Het merk SchlafGut dat door mij op internet werd aangetroffen is een merknaam van bedtextiel. De term Swiss Medic, dat doet vermoeden dat sprake zou zijn van een Zwitserse medische topper, is in werkelijkheid een standaard polyether topper.
2.9.
[A] heeft het hier dus vooral over de matrassen. Van het bed zelf noemt hij alleen de wieltjes: er zaten kleinere wieltjes onder het bed dan overeengekomen en het waren er geen vier maar vijf. Wat het bezwaar daartegen is, wordt niet uitgelegd. Hetzelfde geldt voor het belang van de termen SchlafGut en Swiss Medic. Het is denkbaar dat deze termen een beetje mooier klinken dan de producten waar maakten, maar dat is niet op zich een oneerlijke handelspraktijk, en [eiseres sub 1] werkt dat niet uit. Of er verband is met het stukgaan van het bed, is al helemaal niet duidelijk.
2.10.
[eiseres sub 1] heeft daarmee onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde sub 1] gebruik gemaakt heeft van een oneerlijke handelspraktijk. Daarom moet ook dit onderdeel worden afgewezen.
2.11.
Meer subsidiair vordert [eiseres sub 1] ontbinding van de koopovereenkomst, omdat het bed zo kort na aflevering al gebreken vertoonde dat het kennelijk bij die aflevering al niet aan de overeenkomst beantwoordde. Dat het bed gebreken vertoonde staat vast. Het eerste gebrek heeft [gedaagde sub 1] gerepareerd, het tweede kennelijk niet, of nog niet. Wat dat tweede gebrek is, is niet duidelijk. Volgens [gedaagde sub 1] is er lichte schade aan de wieltjes, een ‘zeer marginale schade’ die geen ontbinding rechtvaardigt. [eiseres sub 1] betwist dat:
Het gaat immers niet enkel om het ontbreken van het juiste formaat wieltjes (conclusie van antwoord, punt 63), maar om het feit dat de constructie van het bed onvoldoende is en dat het bed de druk niet aankan waardoor gebreken ontstaan (en zullen blijven ontstaan).
2.12.
[eiseres sub 1] heeft het hier niet over de schade aan de wieltjes maar over het formaat ervan. Waarom dat een probleem is, legt zij niet uit. Daarnaast wijst zij op de constructie van het bed, maar zij legt niet uit wat daaraan mankeerde. Daarom zal ook deze vordering worden afgewezen, omdat zij ook hier haar stellingen niet voldoende concreet gemaakt heeft.
2.13.
Op grond van de overwegingen hierboven is er geen grond tot terugbetaling van de koopsom en evenmin voor vergoeding van het deskundigenonderzoek of van buitengerechtelijke incassokosten.
2.14.
Omdat [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] in het ongelijk gesteld worden, zullen zij ook in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] worden begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x tarief € 250,00).

3.De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 500,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2018.