ECLI:NL:RBMNE:2018:2834

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
AWB - 18 _ 602
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging persoonsgegevens in de basisregistratie personen op basis van onvoldoende bewijs van identiteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een verzoek tot wijziging van persoonsgegevens in de basisregistratie personen (brp) door de gemeente Veenendaal. Eiser, die sinds 2002 in Nederland woont, heeft verzocht om zijn geregistreerde gegevens te wijzigen op basis van documenten die hij uit China heeft overgelegd, waaronder een Hukou en een PSB-verklaring. De rechtbank oordeelt dat de door eiser ingediende documenten onvoldoende bewijs leveren dat de in de brp geregistreerde persoonsgegevens feitelijk onjuist zijn. De rechtbank stelt vast dat eiser niet in staat is geweest om de benodigde originele brondocumenten van vóór zijn komst naar Nederland te overleggen, wat essentieel is voor de wijziging van de persoonsgegevens in de brp. De rechtbank wijst erop dat de Wet basisregistratie personen vereist dat de gegevens betrouwbaar en duidelijk zijn, en dat gebruikers erop moeten kunnen vertrouwen dat de gegevens juist zijn. Eiser heeft weliswaar DNA-onderzoek overgelegd dat aantoont dat hij de zoon is van de opgegeven ouders, maar dit is niet voldoende om de wijziging van de persoonsgegevens te rechtvaardigen zonder de juiste brondocumenten. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/602

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.H. Diels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, verweerder
(gemachtigden: mr. A.J.V. Teunissen en mr. H.K.C. van Nijnanten).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om wijziging van zijn in de basisregistratie personen (hierna: de brp) geregistreerde gegevens afgewezen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit bezwaar ingediend met het verzoek tot rechtstreeks
beroep. Verweerder heeft met de brief van 30 januari 2018 ingestemd met het rechtstreeks
beroep.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser is sinds 17 januari 2002 vanuit het buitenland ingeschreven in de brp, eerst in de gemeente […] . Bij deze eerste inschrijving was eiser niet in het bezit van brondocumenten. Op basis van een door eiser onder ede afgelegde verklaring op 13 februari 2002 is hij ingeschreven als [achternaam van eiser] , [voornaam 1] , geboren op [geboortedatum 1] 1985 te [geboorteplaats 1] , China, oudergegevens onbekend. Eiser was toen niet in het bezit van brondocumenten en heeft zijn W-document, afgegeven door de Immigratie- en Naturalisatiedienst, getoond.
2. Eiser heeft verweerder op 18 november 2016 verzocht om voormelde gegevens, die nu in de brp van de gemeente Veenendaal zijn opgenomen, te wijzigen. Eiser wenst te worden geregistreerd als [achternaam van eiser] , [voornaam 2] , [geboortedatum 2] 1983 te [geboorteplaats 2] . Verder heeft eiser verzocht om de gegevens van zijn ouders op te nemen, vader: [achternaam van eiser en van de vader en moeder van eiser] , [voornaam 3] , geboren op [geboortedatum 3] 1959, en moeder: [achternaam van eiser en van de vader en moeder van eiser] , [voornaam 4] , geboren op [geboortedatum 4] 1963. Bij dit verzoek heeft eiser uiteindelijk (onder andere) de volgende documenten overgelegd:
  • een Chinees paspoort, afgegeven op 16 februari 2011 door de Chinese ambassade te Den Haag;
  • een notariële verklaring betreffende geboorte afgegeven op 11 oktober 2011 te China, vertaald en gelegaliseerd;
  • een notariële verklaring van woonplaats, afgegeven op 14 april 2016 te China, vertaald en gelegaliseerd, afgegeven door het Public Security Bureau (PSB);
  • een Hukou, de registratie van het huishouden in China, afgegeven op 18 augustus 2010 te China, vertaald en gelegaliseerd (origineel niet getoond);
  • een DNA-onderzoeksrapport, opgemaakt op 8 november 2016 door [bedrijfsnaam] te [vestigingsplaats] ;
  • een gezichtsvergelijkend onderzoek, opgemaakt op 26 september 2016 door het [naam onderzoeksbureau] ;
  • een kopie van een Chinees paspoort afgegeven in 1999 in China;
  • een aantal documenten over de (koks)opleiding van eiser, waaronder een middelbare schooldiploma en een koksdiploma, niet vertaald en niet gelegaliseerd;
  • een kopie identiteitskaart van beide ouders, niet vertaald en niet gelegaliseerd (origineel niet getoond).
3. Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser met de overgelegde documenten niet heeft aangetoond dat de in de brp geregistreerde persoonsgegevens onjuist zijn, de te registreren persoonsgegevens juist zijn en dat de te registreren gegevens toebehoren aan eiser. Verweerder concludeert dat onvoldoende is aangetoond dat de nieuwe identiteit bestaat en aan eiser toebehoort. Eiser heeft de gevraagde aanvullende bewijsstukken, waaronder een recente originele Hukou en het originele paspoort afgegeven in 1999, niet overgelegd.
4. Eiser voert aan dat hij zijn correctieverzoek voldoende heeft onderbouwd om de gegevens in de brp te wijzigen. Daarvoor is volgens eiser van belang dat de PSB verklaring en de Hukou zijn gelegaliseerd door een notaris, dat dit brondocumenten zijn als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet basisregistratie personen (Wet brp) en dat het DNA-onderzoek het verband aantoont tussen deze brondocumenten, de te wijzigen gegevens én de persoon van eiser. Verweerder moet van de juistheid van de PSB-verklaring uitgaan, omdat dit document gelegaliseerd is. Verweerders tegenwerping dat de legalisatie een oordeel over de handtekening en de stempel op het document betreft, maar niet de inhoud daarvan, treft geen doel omdat dit juist de functie is van de legalisatie van buitenlandse documenten. Hiervoor verwijst eiser naar de Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing DNA-onderzoek), hierna te noemen: de legalisatiecirculaire. De originele PSB-verklaring is bovendien opgenomen in de notariële akte waarin dit document gelegaliseerd is. Wat de Hukou betreft is het niet mogelijk een origineel, recent exemplaar te verschaffen zoals verweerder wenst, dit document moet volgens Chinese regelgeving bij het huishouden waaraan het toebehoort blijven. Eiser heeft het originele paspoort uit 1999 niet meer, reden waarom eiser niet aan dat verzoek van verweerder kan voldoen. Er zijn slechts kopieën van de identiteitskaarten van eisers ouders overgelegd omdat legalisatie hiervan niet mogelijk is in China volgens de Chinese notariswet. Eiser heeft alsnog een vertaling van de documenten die zien op zijn school- en koksopleiding overgelegd. Alles overziend zijn ook zonder de door verweerder gevraagde aanvullende stukken voldoende documenten verschaft voor een Brp-wijziging, aldus eiser.
5. De rechtbank stelt voorop dat het doel van de Wet brp is dat de in de brp vermelde gegevens betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn.
Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, heeft de wetgever een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het tijdstip van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wet brp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn.
In eisers geval betekent dit dat ten aanzien van de persoonsgegevens zoals genoemd in eisers verklaring onder ede, waar authentieke waarde aan toekomt, onomstotelijk zal moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist. De rechtbank wijst bij wijze van voorbeeld op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 maart 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:580).
6. Artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) bepaalt aan welke geschriften de gegevens over de burgerlijke staat worden ontleend en de rangorde van de genoemde geschriften.
7. Eiser heeft een kopie van een Chinees paspoort uit 1999, van voor zijn komst naar Nederland, overgelegd. Dit is in beginsel een document waarmee kan worden aangetoond dat de door eiser opgegeven identiteit bestond voor zijn komst naar Nederland en deze identiteit (gelet op de overige documenten) aan eiser toebehoort. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder heeft mogen concluderen dat aan het kopie niet de waarde kan worden gehecht die eiser daaraan toegekend wenst te zien. Dit betreft namelijk een kopie en daarom is niet te verifiëren of het originele document overeen komt met de kopie. Ten aanzien van het recente, originele, paspoort heeft verweerder terecht geconcludeerd dat onduidelijk is op welke wijze de daarin vermelde identiteit is onderzocht en vastgesteld door de Chinese autoriteiten. Ten aanzien van de verklaring van het PSB heeft verweerder terecht geconcludeerd dat alleen de stempel is gelegaliseerd, zodat aan dit document niet de waarde kan worden gehecht die eiser wenst. Uit de notariële verklaring van 18 april 2016 blijkt niet dat de inhoud van de PSB geverifieerd is. De stelling van eiser dat sprake is van een certified true copy, een gewaarmerkte kopie, of dat het origineel gezien is door de notaris geeft geen aanleiding voor een andere conclusie. Hiervoor acht de rechtbank redengevend dat, hoewel met de notariële verklaring aannemelijk is gemaakt dat de stempel authentiek is en daarmee dat het document afkomstig is van het PSB, dit niet het stuk is waarmee inzichtelijk is geworden waarop de notaris zijn verklaring van 11 oktober 2016 ten aanzien van de geboorte van eiser en de gegevens van de ouders heeft gebaseerd. Hierbij acht de rechtbank van belang dat de verklaring van het PSB (april 2016) evenals het gelegaliseerde notarieel certificaat met gegevens over namen en geboorte dateren van na eisers komst naar Nederland. Eiser heeft niet inzichtelijk gemaakt op basis van welke stukken de conclusies in genoemde stukken tot stand zijn gekomen. Daarom komt aan het stuk van het PSB en de verklaring van authenticiteit van het stempel daarop niet het gewicht toe dat eiser daaraan toekent. Ten aanzien van de Hukou heeft verweerder terecht tegenworpen dat daaraan niet de waarde kan worden gehecht die eiser wenst. Hoewel eiser in beroep een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het verschil in naam in de Hukou, hetgeen verweerder niet heeft weersproken, heeft verweerder eiser mogen tegenwerpen dat een (notariële verklaring over een) recent exemplaar daarvan ontbreekt. Uit algemene landeninformatie, zoals het Algemeen ambtsbericht China van de minister van Buitenlandse Zaken van februari 2018, blijkt dat dit mogelijk is. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat een origineel document dat aan eiser te koppelen is van voor zijn komst naar Nederland ontbreekt. Omdat deze informatie ontbreekt kan aan het gelegaliseerde koksdiploma niet de waarde worden gehecht die eiser wenst. Dit document kan namelijk niet dienen als steunbewijs in dit geval vanwege het ontbreken van een brondocument van voor eisers komst naar Nederland. Hoewel er een foto op is geplaatst en het de benodigde gegevens bevat, is het diploma op zichzelf bezien niet gelijk te stellen met een brondocument. Het gezichtsvergelijkend onderzoek van 26 september 2016 kan evenmin dienen als steunbewijs, omdat het onderzoek niet is gebaseerd op foto’s van eiser op brondocumenten van voor eisers komst naar Nederland. In het onderzoek heeft de onderzoeker namelijk de foto op de huidige, Nederlandse verblijfstitel van eiser vergeleken met de foto op het koksdiploma, dat gezien het hiervoor overwogene niet kan dienen als steunbewijs, en de foto op het Chinese paspoort van 16 februari 2011, dat van na eisers vestiging in Nederland is en waarvan bovendien niet duidelijk is op basis waarvan de Chinese autoriteiten dit document hebben opgesteld. Met het DNA-onderzoek heeft eiser weliswaar genoegzaam aangetoond dat hij het kind is van de genoemde ouders, maar ook dit is op zichzelf onvoldoende voor een wijziging in de brp bij het ontbreken van brondocumenten van voor de komst van eiser naar Nederland. Immers, verweerder concludeert terecht dat met het DNA-onderzoek niet is aangetoond dat de opgegeven identiteit bestond voor eisers komst naar Nederland en deze identiteit ook aan eiser toebehoort. Dat eiser gelet op de wet- en regelgeving van China geen mogelijkheid heeft om de identiteitskaarten van zijn ouders te laten legaliseren geeft daarom geen aanleiding voor een andere conclusie. Dat het niet mogelijk is bepaalde originele documenten, zoals het PSB en de Hukou, naar Nederland te halen en eiser niet meer beschikt over het originele paspoort dat is afgegeven in 1999 heeft verweerder in dit geval voor risico van eiser mogen laten. Eisers beroep op de uitspraak van de ABRvS van 5 oktober 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2642) slaagt niet, omdat in die zaak een authentiek identiteitsbewijs van vóór de komst van de verzoekende partij naar Nederland aanwezig was, zodat het daarin gebruikte DNA-onderzoek het verband tussen de documenten van vóór en na de komst naar Nederland en de verzoekende partij legde. In dit geval ontbreekt zo’n document. Naar het oordeel van de rechtbank stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiser er niet in is geslaagd aan te tonen dat hij dezelfde persoon is als degene die is vermeld op de ingebrachte documenten en daarom is niet onomstotelijk vast komen te staan dat de in het brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E. van der Does, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Ettema, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2018.
de griffier is verhinderd
te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.