In deze zaak vorderde eiser, een kalkoenenkwekerij, schadevergoeding van de gedaagden, twee advocaten, wegens beroepsfouten die zouden hebben geleid tot verjaring van hun vordering tegen een Duitse afnemer. Eiser had in 2006 kalkoenen verkocht aan de Coöperatieve Vereniging ter Bevordering van Afzet van Vleeskalkoenen (BAV), die deze vervolgens aan een Duitse slachterij verkocht. Na een melding van besmetting met Ronidazol door de slachterij, heeft BAV de schade verrekend met latere leveringen van eiser. Eiser stelde dat de gedaagden, die rechtsbijstand verleenden, onrechtmatig hadden gehandeld door niet tijdig de juiste juridische stappen te ondernemen, waardoor de vordering was verjaard.
De rechtbank oordeelde dat er geen contractuele relatie bestond tussen eiser en de gedaagden, aangezien de opdracht tot rechtsbijstand was verstrekt door de rechtsbijstandsverzekeraar. De rechtbank concludeerde dat gedaagde 2, die de zaak feitelijk behandelde, niet onzorgvuldig had gehandeld. Hij had advies ingewonnen bij het Asser Instituut, dat bevestigde dat het Nederlandse recht van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat gedaagde 2 voldoende zorgvuldigheid had betracht en dat eiser niet had aangetoond dat hij een reële kans op een betere uitkomst was ontnomen. De vorderingen van eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor cliënten om zich bewust te zijn van de contractuele relaties met hun advocaten en de verantwoordelijkheden die daaruit voortvloeien. De rechtbank bevestigde dat de zorgplicht van een advocaat niet zo ver strekt dat deze alle mogelijke juridische risico's moet uitsluiten, vooral wanneer er geen directe relatie is met de cliënt.