ECLI:NL:RBMNE:2018:2808

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
16/659834-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld en bedreiging, en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 22 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld en bedreiging, alsook aan het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De verdachte werd op 25 maart 2016 in Cothen, samen met een medeverdachte, door de politie aangetroffen met verschillende wapens, waaronder een veerdrukpistool, een honkbalknuppel, twee messen en twee hamers. De verdachte en zijn medeverdachte waren op weg naar een persoon die spullen van een vriendin van de verdachte had gestolen, met de intentie om deze spullen terug te krijgen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte als nauwe en bewuste samenwerking werd aangemerkt. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar, en een voorwaardelijke geldboete van 200 euro, eveneens met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die een problematische voorgeschiedenis had en in behandeling was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659834-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats].

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is bij verstek gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 25 maart 2016 te Cothen in vereniging goederen voorhanden heeft gehad, te weten een (imitatie)vuurwapen, een knuppel, twee messen, een hamer, een klauwhamer en een bodyprotector, ter voorbereiding van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld;
feit 2
op 25 maart 2016 te Cothen in vereniging een vuurwapen, te weten een veerdrukpistool, voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 25 maart 2016 te Cothen in vereniging voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten een knuppel, twee messen, een hamer en een klauwhamer, die waren meegenomen om te gebruiken bij geweld althans bedreiging tegen [A].

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte samen met de medeverdachte door de politie is gecontroleerd en dat er bij hen meerdere wapens werden aangetroffen. Uit het dossier blijkt dat er vooraf is besproken dat zij naar [A] toe zouden gaan om te zorgen dat hij spullen van [B] aan hen zou teruggeven. Ook is er van te voren besproken dat zij wapens en bivakmutsen zouden meenemen. De wapens die verdachte bij zich had konden worden gebruikt bij het plegen van een zware mishandeling dan wel afpersing. Daarmee kunnen de feiten wettig en overtuigend bewezen worden. Dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking is ook uit het dossier gebleken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 25 maart 2016 kreeg verbalisant [verbalisant 1] de melding om samen met zijn collega verbalisant [verbalisant 2] te gaan naar de [adres] te [woonplaats]. Daar zouden twee jongens zich verdacht ophouden met een honkbalknuppel en een sporttas. De verbalisanten troffen daar twee mannen aan die later verdachte en de medeverdachte bleken te zijn. Verdachte zei dat hij net had gesport en daarom met een knuppel op straat liep. Hij had de knuppel in een sporttas gedaan en de sporttas had hij op de [adres] voor de brug in de struiken weggestopt, ook om geen aandacht te trekken bij burgers die zouden schrikken. [2] Verdachte zei ook dat hij nog een lichaamsbeschermer voor het honkballen aanhad. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat verdachte de rits van de jas half open deed en dat er een voorwerp zichtbaar werd dat hij herkende als een lichaamsbeschermer, gebruikt binnen de honkbalsport. Verdachte zei dat hij ook een priem bij zich zou dragen die hij van school mee had. Verbalisant [verbalisant 1] deelde verdachte mede dat hij niet tot antwoorden verplicht was en dat hij voor aanvang van het eerste verhoor het recht had op bijstand van een raadsman. Daarna fouilleerde hij verdachte en voelde dat hij een voorwerp in zijn broeksriem had zitten. Dit was een hamer. In de capuchon zat een bivakmuts en in zijn mouw zat een mes verborgen. [3] Verbalisant [verbalisant 3] haalde dit mes weg en zag dat dit een klein vilmesje met een rood handvat betrof. Verbalisant [verbalisant 3] voelde en zag daarna dat in de linker broekzak aan de voorzijde van de broek van verdachte een priem zat. Verdachte droeg meerdere lagen kleding. [4] Door de verbalisanten is gezocht naar de sporttas van verdachte. Deze werd in de bosschages op het pad van [adres] aangetroffen met daarin een honkbalknuppel en een hamer. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] nam de medeverdachte apart en deelde hem de cautie mede. De medeverdachte antwoordde op de vraag of hij scherpe voorwerpen bij zich had, dat hij een mesje bij zich had. Hij haalde het mesje uit zijn linker binnenzak. Het betrof een klein aardappelschilmesje. Vervolgens zei de medeverdachte: “Nou, dan kan ik je dit beter ook maar gelijk geven”. De medeverdachte haalde uit zijn linker binnenzak een zwart voorwerp tevoorschijn dat de verbalisant herkende als een vuurwapen. [6] De medeverdachte werd verder gefouilleerd door verbalisant [verbalisant 3]. Hij trof daarbij een bivakmuts aan in een van de jaszakken. De verbalisant voelde ook dat de medeverdachte meerdere lagen kleding droeg. [7] Tijdens de rit naar het politiebureau hoorde verbalisant [verbalisant 1] dat verdachte verklaarde dat hij samen met de medeverdachte op weg was om iemand in elkaar te slaan. De persoon had een vriendin van hen geslagen en spullen van haar gestolen. Zij waren op weg om wraak te nemen. [8]
Het vuurwapen is onderzocht. Het bleek te gaan om een nabootsing van een vuurwapen, te weten een veerdrukpistool geschikt voor bedreiging of afdreiging en valt onder de categorie I sub 7 strafbaar onder artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. [9] De knuppel [10] , het mes (rood) [11] , het mes (bruin) [12] , de hamer [13] en de klauwhamer [14] zijn ook allen onderzocht en vallen onder de categorie IV sub 7, strafbaar onder artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
De medeverdachte verklaarde het volgende:
“Ik was gisteren in [woonplaats] en werd door de politie gecontroleerd. Ik had een bibigun en een bivakmuts bij mij. [15] Ik was samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Wij moesten even iemand hebben. Er was een jongen die een gouden tand en geld van een bekende van mij had gestolen. Ik wilde deze jongen gewoon bang maken. Ik wilde er voor zorgen dat het meisje haar geld en die gouden tand terug kreeg. Wij wisten dat die jongen altijd in [woonplaats] bij schooltjes of bij een tunneltje zat. Ik weet dat zijn voornaam [A] is. Ik had dit een paar weken geleden met [verdachte] afgesproken. Eigenlijk hadden wij allebei bedacht om dit te doen. We vonden het niet kunnen en dachten dat we dat meisje moesten helpen. [verdachte] had bij zich een knuppel en een klein mesje, dat was een soort aardappelschilmesje en een hamertje. [16] Ik had naast de bibigun nog een aardappelschilmesje bij mij. En dan nog een bivakmuts. [verdachte] had een bodyprotector aan om niet geslagen te worden, of in ieder geval geen pijn te hebben als hij geslagen zou worden. We hadden geen taakverdeling. Misschien een schop geven of zo. Het moest rustig blijven en niet uit de hand lopen. Daarom hadden we die bibigun bij ons. Het ging mij om die gouden tand. Ja, en een koningsketting, die mochten wij houden.” [17]
Verdachte verklaarde het volgende:
“Het speelt al een hele tijd dat [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: de medeverdachte) gezeik heeft met het gedoe rondom [B]. Zij heeft problemen met haar ex [A]. [medeverdachte] heeft mij ongeveer 5 weken geleden voor de eerste keer hierover aangesproken. [medeverdachte] vertelde dat hij [A] hard wilde aanpakken, daarna kwam hij met allerlei dingen aan. Ik bedoel dan bivakmutsen en een bibigun. Mijn bivakmuts heb ik een paar weken geleden van [medeverdachte] gekregen. We zijn op de fiets naar [woonplaats] gereden. Toen we bij de sportvelden waren wist ik dat [medeverdachte] iets wilde gaan doen. We hadden al een app-groep met [medeverdachte] en [B] en daar werd al in gesproken dat we [A] gingen pakken. Uiteindelijk werden we gepakt door de politie. De dingen die ik uit mijn tas heb gehaald en meegenomen zijn de hamer, priem en het mesje. Ik heb de hamer in mijn broeksband gedaan, de priem in mijn linker broekzak en het mes in de rechtermouw van mijn jas. De bivakmuts had ik opgerold op mijn hoofd gezet en mijn capuchon daarover heen getrokken. De bodyprotector had ik bij de flat van [medeverdachte] al aangetrokken. [18]
[medeverdachte] had een soort van aardappelschilmesje van hout bij zich, een bivakmuts en de bibigun. Ik wist bij de sportvelden dat [medeverdachte] die bibigun al bij zich had. Ik wist dat het de bedoeling was om die avond [A] hard aan te pakken om de spullen van [B] terug te krijgen. [A] zou van haar een gouden tand en een ketting hebben gestolen. [B] had gezegd dat wij de koningsketting mochten houden als wij die van [A] terug zouden krijgen. [19]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt de tenlastegelegde feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal in vereniging met geweld, opzettelijk
- een (imitatie)vuurwapen en
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer en
- een bodyprotector
welke goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, dat voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen, zijnde een voorwerp als bedoeld in artikel 3, aanhef en sub a van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met een ander:
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder die voorwerpen werden aangetroffen - te weten meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedreiging tegen [A] -, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voor geen ander doel waren bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, dan wel te dreigen, heeft gedragen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van voorbereiding van diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
medeplegen van handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, voor feit 1 en feit 2;
- een geldboete van € 200,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, voor feit 3.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een diefstal met geweld en het voorhanden hebben van meerdere wapens. Verdachte werd samen met de medeverdachte door de politie op straat aangetroffen terwijl zij in het bezit waren van onder meer een veerdrukpistool, een honkbalknuppel, twee messen en twee hamers. Zij zouden op weg zijn naar een andere persoon die van een goede vriendin van de verdachte spullen had gestolen en zij wilden van die persoon de spullen terugkrijgen. Dat dit niet zover is gekomen, is slechts te danken aan het optreden van de politie.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren. Hierin staat een oriëntatiepunt van een geldboete ter hoogte van
€ 550,00 voor het voorhanden hebben van het veerdrukpistool. Voor het voorhanden hebben van de hamers, messen en de honkbalknuppel geldt een geldboete ter hoogte van € 170,00 als uitgangspunt. In dit geval heeft verdachte meerdere wapens voorhanden gehad.
Voor het plegen van voorbereidingshandelingen geldt dat de straf die op het gronddelict staat, in dit geval diefstal met geweld, wordt gehalveerd.
Uit het strafblad van verdachte van 1 mei 2018 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Nu verdachte niet ter zitting is verschenen en de reclassering ook niet met verdachte in contact heeft weten te komen, kan de rechtbank geen rekening houden met zijn actuele persoonlijke omstandigheden. Wel heeft de rechtbank acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden, zoals die uit het sociaal verhoor van verdachte naar voren komen. Hieruit blijkt dat er bij verdachte sprake is van een problematische voorgeschiedenis en diverse ontwikkelingsstoornissen. Hiervoor is hij al geruime tijd in behandeling in vrijwillig kader.
Met de officier van justitie vindt de rechtbank passend om voor de feiten 1 en 2 op te leggen een taakstraf voor de duur van 100 uur waarvan 50 uur voorwaardelijk. De rechtbank zal daarbij een proeftijd opleggen van 1 jaar, gelet op het feit dat de feiten ruim 2 jaar geleden gepleegd zijn en blijkens het strafblad verdachte in die tussentijd niet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast zal de rechtbank voor feit 3 opleggen een geldboete ter hoogte van € 200,00, geheel voorwaardelijk en eveneens met een proeftijd van 1 jaar.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 46, 47, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 50 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van één (1) jaar vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte voor van het onder feit 3 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 200,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 dagen;
- bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van één (1) jaar vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. H.J. Gerritse en I.P.H.M. Severeijns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. S. Passchier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk geval in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling en/of diefstal in vereniging met geweld, opzettelijk
- een (imitatie)vuurwapen en
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer en
- een bodyprotector en/of meerdere lagen (beschermende) kleding,
althans een of meer goed(eren), welke goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk geval in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, dat voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in artikel 3, aanhef en sub a van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk geval in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (meermalen):
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer,
in elk geval (telkens) een voorwerp, waarvan, (telkens) gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat/die voorwerp(en) werd(en) aangetroffen - te weten meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedeiging tegen [A] -, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voor geen ander doel was/waren bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, dan wel te dreigen, heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 27 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 juni 2016, genummerd PL0900-2016091415, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, district Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 80. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] van 26 maart 2016, pagina 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] van 26 maart 2016, pagina 8.
4.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 26 maart 2016, pagina 12.
5.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 26 maart 2016, pagina 13.
6.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] van 26 maart 2016, pagina 10.
7.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 26 maart 2016, pagina 13.
8.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] van 26 maart 2016, pagina 8.
9.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 5] d.d. 30 mei 2016, pagina 32.
10.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 29 april 2016, pagina 71.
11.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 29 april 2016, pagina 73.
12.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 29 april 2016, pagina 75.
13.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 21 mei 2016, pagina 77.
14.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 21 mei 2016, pagina 79.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van 26 maart 2016, pagina 50.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van 26 maart 2016, pagina 51.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van 26 maart 2016, pagina 52.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 26 maart 2016, pagina 69.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 26 maart 2016, pagina 70.