ECLI:NL:RBMNE:2018:2807

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juni 2018
Publicatiedatum
22 juni 2018
Zaaknummer
16/659833-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereiding van diefstal met geweld en bedreiging, en handelen in strijd met de Wet wapens en munitie

Op 25 maart 2016 zijn verdachte en zijn medeverdachte door de politie op straat aangetroffen met verschillende wapens, waaronder een veerdrukpistool, een honkbalknuppel, twee messen en twee hamers. Ze waren op weg om wraak te nemen op een persoon die spullen van een vriendin van de verdachte had gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de voorbereiding van diefstal met geweld en bedreiging, evenals het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie. De rechtbank oordeelt dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, ondanks het verweer van de verdediging over een vormverzuim. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, en een voorwaardelijke geldboete van 200 euro, met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659833-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.F.R. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 25 maart 2016 te Cothen in vereniging goederen voorhanden heeft gehad, te weten een (imitatie)vuurwapen, een knuppel, twee messen, een hamer, een klauwhamer en een bodyprotector, ter voorbereiding van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld;
feit 2
op 25 maart 2016 te Cothen in vereniging een wapen, te weten een veerdrukpistool, voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 25 maart 2016 te Cothen in vereniging voorwerpen voorhanden heeft gehad, te weten een knuppel, twee messen, een hamer en een klauwhamer, die waren meegenomen om te gebruiken bij geweld althans bedreiging tegen [A] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte samen met de medeverdachte door de politie is gecontroleerd en dat er bij hen meerdere wapens werden aangetroffen. Uit het dossier blijkt dat er vooraf is besproken dat zij naar [A] toe zouden gaan om te zorgen dat hij spullen van [B] aan hen zou teruggeven. Ook is er van te voren besproken dat zij wapens en bivakmutsen zouden meenemen. De wapens die verdachte bij zich had konden worden gebruikt bij het plegen van een zware mishandeling dan wel afpersing. Daarmee kunnen de feiten wettig en overtuigend bewezen worden. Dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking is ook uit het dossier gebleken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat er in het vooronderzoek sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim nu verdachte in het politiebusje niet gewezen is op zijn recht van consultatie van een advocaat voor verhoor en bijstand van een advocaat tijdens het verhoor. Dit heeft op zeer ernstige wijze tot nadeel voor zijn verdere rechtspositie geleid na zijn afgelegde bekentenis in het politiebusje, temeer nu het gaat om een kwetsbare verdachte en een first offender die geen idee heeft wat de ingrijpende strafrechtelijke gevolgen van zijn handelen vanaf de aanhouding zijn geweest.
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de rechtbank prejudiciële vragen zou moeten stellen aan het Hof van Justitie te Luxemburg over deze kwestie. Subsidiair verzoekt de raadsman om hieraan het gevolg te verbinden dat de bekentenissen van verdachte worden uitgesloten van het bewijs, hetgeen tot vrijspraak voor alle drie de feiten zou moeten leiden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 25 maart 2016 kreeg verbalisant [verbalisant 1] de melding om samen met zijn collega verbalisant [verbalisant 2] te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Daar zouden twee jongens zich verdacht ophouden met een honkbalknuppel en een sporttas. De verbalisanten troffen daar twee mannen aan die later verdachte en de medeverdachte bleken te zijn. De medeverdachte zei dat hij net had gesport en daarom met een knuppel op straat liep. Hij had de knuppel in een sporttas gedaan en de sporttas had hij op de [adres] voor de brug in de struiken weggestopt, ook om geen aandacht te trekken bij burgers die zouden schrikken. [2] De medeverdachte zei ook dat hij nog een lichaamsbeschermer voor het honkballen aanhad. Verbalisant [verbalisant 1] zag dat de medeverdachte de rits van de jas half open deed en dat er een voorwerp zichtbaar werd dat hij herkende als een lichaamsbeschermer, gebruikt binnen de honkbalsport. De medeverdachte zei dat hij ook een priem bij zich zou dragen die hij van school mee had. Verbalisant [verbalisant 1] deelde de medeverdachte mede dat hij niet tot antwoorden verplicht was en dat hij voor aanvang van het eerste verhoor het recht had op bijstand van een raadsman. Daarna fouilleerde hij de medeverdachte en voelde dat hij een voorwerp in zijn broeksriem had zitten. Dit was een hamer. In de capuchon zat een bivakmuts en in zijn mouw zat een mes verborgen. [3] Verbalisant [verbalisant 3] haalde dit mes weg en zag dat dit een klein vilmesje met een rood handvat betrof. Verbalisant [verbalisant 3] voelde en zag daarna dat in de linker broekzak aan de voorzijde van de broek van de medeverdachte een priem zat. De medeverdachte droeg meerdere lagen kleding. [4] Door de verbalisanten is gezocht naar de sporttas van de medeverdachte. Deze werd in de bosschages op het pad van [adres] aangetroffen met daarin een honkbalknuppel en een hamer. [5]
Verbalisant [verbalisant 2] nam verdachte apart en deelde hem de cautie mede. Verdachte antwoordde op de vraag of hij scherpe voorwerpen bij zich had, dat hij een mesje bij zich had. Hij haalde het mesje uit zijn linker binnenzak. Het betrof een klein aardappelschilmesje. Vervolgens zei verdachte: “Nou, dan kan ik je dit beter ook maar gelijk geven”. Verdachte haalde uit zijn linker binnenzak een zwart voorwerp tevoorschijn dat de verbalisant herkende als een vuurwapen. [6] Verdachte werd verder gefouilleerd door verbalisant [verbalisant 3]. Hij trof daarbij een bivakmuts aan in een van de jaszakken. De verbalisant voelde ook dat verdachte meerdere lagen kleding droeg. [7] Tijdens de rit naar het politiebureau hoorde verbalisant [verbalisant 1] dat verdachte verklaarde dat hij samen met de medeverdachte op weg was om iemand in elkaar te slaan. De persoon had een vriendin van hen geslagen en spullen van haar gestolen. Zij waren op weg om wraak te nemen. [8]
Het vuurwapen is onderzocht. Het bleek te gaan om een nabootsing van een vuurwapen, te weten een veerdrukpistool geschikt voor bedreiging of afdreiging en valt onder de categorie I sub 7 strafbaar onder artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie. [9] De knuppel [10] , het mes (rood) [11] , het mes (bruin) [12] , de hamer [13] en de klauwhamer [14] zijn ook allen onderzocht en vallen onder de categorie IV sub 7, strafbaar onder artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verdachte verklaarde het volgende:
“Ik was gisteren in [woonplaats] en werd door de politie gecontroleerd. Ik had een bibigun en een bivakmuts bij mij. [15] Ik was samen met [medeverdachte] (de rechtbank begrijpt: de medeverdachte). Wij moesten even iemand hebben. Er was een jongen die een gouden tand en geld van een bekende van mij had gestolen. Ik wilde deze jongen gewoon bang maken. Ik wilde er voor zorgen dat het meisje haar geld en die gouden tand terug kreeg. Wij wisten dat die jongen altijd in [woonplaats] bij schooltjes of bij een tunneltje zat. Ik weet dat zijn voornaam [A] is. Ik had dit een paar weken geleden met [medeverdachte] afgesproken. Eigenlijk hadden wij allebei bedacht om dit te doen. We vonden het niet kunnen en dachten dat we dat meisje moesten helpen. [medeverdachte] had bij zich een knuppel en een klein mesje, dat was een soort aardappelschilmesje en een hamertje. [16] Ik had naast de bibigun nog een aardappelschilmesje bij mij. En dan nog een bivakmuts. [medeverdachte] had een bodyprotector aan om niet geslagen te worden, of in ieder geval geen pijn te hebben als hij geslagen zou worden. We hadden geen taakverdeling. Misschien een schop geven of zo. Het moest rustig blijven en niet uit de hand lopen. Daarom hadden we die bibigun bij ons. Het ging mij om die gouden tand. Ja, en een koningsketting, die mochten wij houden.” [17]
De medeverdachte verklaarde het volgende:
“Het speelt al een hele tijd dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) gezeik heeft met het gedoe rondom [B] . Zij heeft problemen met haar ex [A] . [verdachte] heeft mij ongeveer 5 weken geleden voor de eerste keer hierover aangesproken. [verdachte] vertelde dat hij [A] hard wilde aanpakken, daarna kwam hij met allerlei dingen aan. Ik bedoel dan bivakmutsen en een bibigun. Mijn bivakmuts heb ik een paar weken geleden van [verdachte] gekregen. We zijn op de fiets naar [woonplaats] gereden. Toen we bij de sportvelden waren wist ik dat [verdachte] iets wilde gaan doen. We hadden al een app-groep met [verdachte] en [B] en daar werd al in gesproken dat we [A] gingen pakken. Uiteindelijk werden we gepakt door de politie. De dingen die ik uit mijn tas heb gehaald en meegenomen zijn de hamer, priem en het mesje. Ik heb de hamer in mijn broeksband gedaan, de priem in mijn linker broekzak en het mes in de rechtermouw van mijn jas. De bivakmuts had ik opgerold op mijn hoofd gezet en mijn capuchon daarover heen getrokken. De bodyprotector had ik bij de flat van [verdachte] al aangetrokken. [18]
[verdachte] had een soort van aardappelschilmesje van hout bij zich, een bivakmuts en de bibigun. Ik wist bij de sportvelden dat [verdachte] die bibigun al bij zich had. Ik wist dat het de bedoeling was om die avond [A] hard aan te pakken om de spullen van [B] terug te krijgen. [A] zou van haar een gouden tand en een ketting hebben gestolen. [B] had gezegd dat wij de koningsketting mochten houden als wij die van [A] terug zouden krijgen. [19]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt de tenlastegelegde feiten.
Te bespreken standpunt en verweer van de raadsman
Door de raadsman is aangevoerd dat er sprake is van een vormverzuim.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte door verbalisant [verbalisant 2] apart is genomen en dat verdachte is gezegd dat hij geen antwoord hoefde te geven op vragen. Nadat bij verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp werd aangetroffen, werd verdachte aangehouden. In het politiebusje naar het politiebureau heeft verdachte uit eigen beweging verklaard dat hij samen met de medeverdachte op weg was naar een persoon die een vriendin van hem had geslagen en spullen van haar had gestolen en dat zij op weg waren om wraak te namen. De rechtbank is van oordeel dat uit het bovenstaande volgt dat er op dat moment geen sprake was van een verhoorsituatie en dat verdachte op dat moment dus nog niet gewezen hoefde te worden op het recht op bijstand van een raadsman voor en tijdens het verhoor. De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Hoge Raad van 15 mei 2012 (ECLI:HR:2012:BU8773) waarin een verdachte tijdens het transport naar het politiebureau uit zichzelf een verklaring aflegde en er zelfs vragen werden gesteld door de politieagenten in het busje waar die verdachte antwoord op gaf. In die zaak werd geoordeeld dat er op dat moment nog geen sprake was van een verhoorsituatie. Dat de verdachte als kwetsbaar had kunnen worden aangemerkt en niet eerder met politie en justitie in aanraking was geweest doet hieraan niet af. Vervolgens is verdachte op het politiebureau geïnformeerd over het consultatierecht en is hij de volgende dag verhoord door de politie nadat hij zijn raadsman had gesproken.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is geweest van een vormverzuim.
Door de raadsman is primair het standpunt ingenomen dat de rechtbank prejudiciële vragen zou moeten stellen aan het Hof van Justitie te Luxemburg over deze kwestie. Het stellen van prejudiciële vragen heeft tot doel een uitleg van bepaalde Europese wetgeving. De rechtbank heeft hierboven uiteengezet waarom zij van oordeel is dat er geen sprake is van een vormverzuim. De rechtbank heeft dan ook geen rechtsvragen op dit punt en ziet zich niet genoodzaakt om zich te wenden tot het Hof van Justitie voor het stellen van prejudiciële vragen.
Nu de rechtbank tot de conclusie komt dat er geen sprake is geweest van een vormverzuim betekent dit ook dat de bekennende verklaringen van verdachte reeds hierom niet uitgesloten dienen te worden van het bewijs.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal in vereniging met geweld, opzettelijk
- een (imitatie)vuurwapen en
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer en
- een bodyprotector
welke goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
feit 2
op 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, dat voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen, zijnde een voorwerp als bedoeld in artikel 3, aanhef en sub a van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
feit 3
op 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met een ander:
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer,
waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder die voorwerpen werden aangetroffen - te weten meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedreiging tegen [A] -, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voor geen ander doel waren bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, dan wel te dreigen, heeft gedragen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van voorbereiding van diefstal vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3
medeplegen van handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 50 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, voor feit 1 en feit 2;
- een geldboete van € 200,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, voor feit 3.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat er sprake is van een vormverzuim en vindt dat gelet op dat vormverzuim er primair vrijspraak zou moeten volgen en subsidiair substantiële strafvermindering. De raadsman heeft daarbij gewezen op het reclasseringsadvies en de positieve resocialisatiekansen. Mocht de rechtbank niet tot vrijspraak komen, dan meent de raadsman dat artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht dient te worden toegepast.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een diefstal met geweld en het voorhanden hebben van meerdere wapens. Verdachte werd samen met de medeverdachte door de politie op straat aangetroffen terwijl zij in het bezit waren van onder meer een veerdrukpistool, een honkbalknuppel, twee messen en twee hamers. Zij zouden op weg zijn naar een andere persoon die van een goede vriendin van de verdachte spullen had gestolen en zij wilden van die persoon de spullen terugkrijgen. Dat dit niet zover is gekomen, is slechts te danken aan het optreden van de politie.
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren. Hierin staat een oriëntatiepunt van een geldboete ter hoogte van
€ 550,00 voor het voorhanden hebben van het veerdrukpistool. Voor het voorhanden hebben van de hamers, messen en de honkbalknuppel geldt een geldboete ter hoogte van € 170,00 als uitganspunt. In dit geval heeft verdachte meerdere wapens voorhanden gehad.
Voor het plegen van voorbereidingshandelingen geldt dat de straf die op het gronddelict staat, in dit geval diefstal met geweld, wordt gehalveerd.
Uit het strafblad van verdachte van 1 mei 2018 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij de afgelopen twee jaar niet met politie en justitie in aanraking is gekomen en dat hij goede stappen heeft gezet in zijn leven.
Uit het reclasseringsadvies van 24 februari 2017 volgt dat verdachte een baan heeft, op zichzelf woont, dat hij beschikt over enige zelfreflectie, inzicht heeft in zijn problematiek en hierover openlijk kan spreken. Wel ziet de reclassering dat verdachte zijn sociale vaardigheden onvoldoende heeft kunnen ontwikkelen en zijn problematische gezinsverleden nog onvoldoende heeft verwerkt. Zo is er bij verdachte sprake van onzekerheid, faalangst en heeft hij soms moeite om zijn emoties te bespreken en boosheid te reguleren.
Met de officier van justitie vindt de rechtbank passend om voor de feiten 1 en 2 een taakstraf voor de duur van 100 uur op te leggen waarvan 50 uur voorwaardelijk. De rechtbank zal daarbij een proeftijd opleggen van 1 jaar, gelet op het feit dat de feiten ruim 2 jaar geleden gepleegd zijn en gezien het strafblad verdachte in die tussentijd niet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Daarnaast zal de rechtbank voor feit 3 opleggen een geldboete ter hoogte van € 200,00, geheel voorwaardelijk en eveneens met een proeftijd van 1 jaar.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van bijzondere voorwaarden, nu verdachte zelf de weg naar de hulpverlening al weet te vinden als dit nodig is.
Hoewel door de reclassering is geadviseerd om het adolescentenstrafrecht toe te passen, ziet de rechtbank daar geen aanleiding toe. Het adolescentenstrafrecht is met name bedoeld voor jongmeerderjarigen, indien er perspectief is voor het opleggen van een pedagogische behandeling en de uitvoering daarvan moet worden belegd bij de voor een adolescent passend instanties. Nu de rechtbank geen aanleiding ziet om verplichte begeleiding of hulpverlening op te leggen, dient het adolescentenstrafrecht op zichzelf ook geen doel. Het gevolgen van de beperkte vaardigheden van verdachte, zoals onder meer naar voren gekomen in het reclasseringsadvies, zijn al tot uitdrukking gekomen in de op te leggen straf.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24c, 46, 47, 55 en 62 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 27, 54 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde tot een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 50 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van één (1) jaar vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte voor van het onder feit 3 bewezen verklaarde tot een geldboete van € 200,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 4 dagen;
- bepaalt dat de geldboete niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van één (1) jaar vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E. Verschoor-Bergsma, voorzitter, mrs. H.J. Gerritse en I.P.H.M. Severeijns, rechters, in tegenwoordigheid van mr. mr. S. Passchier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2018.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk geval in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten zware mishandeling en/of diefstal in vereniging met geweld, opzettelijk
- een (imitatie)vuurwapen en
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer en
- een bodyprotector en/of meerdere lagen (beschermende) kleding,
althans een of meer goed(eren), welke goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk geval in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een veerdrukpistool, dat voor wat betreft de vorm en afmeting een sprekende gelijkenis vertoond met een vuurwapen, zijnde (een) voorwerp(en) als bedoeld in artikel 3, aanhef en sub a van de Regeling Wapens en Munitie, voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 25 maart 2016 te Cothen, gemeente Wijk bij Duurstede, in elk geval in het arrondissement Midden Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, (meermalen):
- een knuppel en
- een mes rood en
- een mes bruin en
- een hamer en
- een klauwhamer,
in elk geval (telkens) een voorwerp, waarvan, (telkens) gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat/die voorwerp(en) werd(en) aangetroffen - te weten meegenomen om te gebruiken bij geweld, althans bedeiging tegen [A] -, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voor geen ander doel was/waren bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, dan wel te dreigen, heeft gedragen;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daarin in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
art 27 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 juni 2016, genummerd PL0900-2016091415, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, district Oost-Utrecht, doorgenummerd 1 tot en met 80. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] van 26 maart 2016, pagina 7.
3.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] van 26 maart 2016, pagina 8.
4.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 26 maart 2016, pagina 12.
5.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 26 maart 2016, pagina 13.
6.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 2] van 26 maart 2016, pagina 10.
7.Proces-verbaal van bevindingen verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] van 26 maart 2016, pagina 13.
8.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 1] van 26 maart 2016, pagina 8.
9.Proces-verbaal van bevindingen verbalisant [verbalisant 5] d.d. 30 mei 2016, pagina 32.
10.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 29 april 2016, pagina 71.
11.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 29 april 2016, pagina 73.
12.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 29 april 2016, pagina 75.
13.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 21 mei 2016, pagina 77.
14.Een geschrift, te weten een categorisering van een wapen, van 21 mei 2016, pagina 79.
15.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 26 maart 2016, pagina 50.
16.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 26 maart 2016, pagina 51.
17.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] van 26 maart 2016, pagina 52.
18.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van 26 maart 2016, pagina 69.
19.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] van 26 maart 2016, pagina 70.