ECLI:NL:RBMNE:2018:2767

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
16/660112-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag en rijden onder invloed met cannabis in Utrecht

Op 20 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man uit Den Dolder, die werd beschuldigd van poging tot doodslag en rijden onder invloed van cannabis. De verdachte had op 11 oktober 2017 met hoge snelheid op twee portiers van de coffeeshop Pleasure in Utrecht ingereden, nadat hij eerder die dag was geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte willens en wetens de kans op de dood van de portiers had aanvaard, maar dat er geen bewijs was voor opzet op hun dood. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege een depressie en een post-traumatisch stressstoornis. Hij kreeg een gevangenisstraf van 720 dagen, waarvan 633 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder behandeling voor zijn stoornissen en een alcohol- en drugsverbod. De rechtbank legde ook een proeftijd van vijf jaar op en verbood de verdachte om gedurende een jaar een motorvoertuig te besturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet opnieuw naar de gevangenis hoefde, omdat hij het onvoorwaardelijke deel van zijn straf al in voorarrest had uitgezeten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660112-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Iran),
verblijvende te FPA [instelling] ,
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 januari 2018 en 6 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.M.F. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. M. van der Salm, advocaat te Baarn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
primair:
op 11 oktober 2017 te Utrecht heeft gepoogd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te
beroven door met een auto op hen in te rijden.
subsidiair:
op 11 oktober 2017 te Utrecht heeft gepoogd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto op hen in te rijden.
Ten aanzien van feit 2:
op 11 oktober 2017 te Utrecht onder invloed van cannabis (9,2 gram THC per liter bloed) een auto heeft bestuurd.
Ten aanzien van feit 3:
op 11 oktober 2017 te Utrecht heeft vernield:
  • de voorzijde van het pand gelegen aan de [adres] en vijf tafels en vijftien stoelen en een of meerdere vaasjes van [benadeelde 1] (te weten eigenaar van restaurant [restaurant] ) en
  • een damesfiets (merk MGI) van [benadeelde 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair onder feit 1 ten laste gelegde alsmede feit 2 en feit 3 wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 en 3 gelet op de aangiften, de camerabeelden, de getuigenverklaringen, het rapport VerkeersOngevallenAnalyse en de verklaring van verdachte. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans aanvaard dat de personen die zich op de route van de auto bevonden, het leven zouden hebben gelaten als zij door de auto waren geschept. Verdachte heeft deze kans willens en weten aanvaard. Verdachte is met een hoge snelheid de stoep op gereden, waarbij hij over een drempel en het fietspad heen moest. Vervolgens is hij op de portiers afgereden die zich in een kleine ruimte bevonden omringd door een gevel, beplanting, geparkeerde scooters en fietsen en een terras. Zij konden geen kant op. Gedurende zijn rit heeft verdachte de gevel, een fiets en het terras vernield.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gelet op de uitslag van de drugstest en de verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het opzet ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten ontbreekt. Verdachte heeft niet willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood of zwaar lichamelijk letsel voor lief genomen. Naar zijn eigen bewoordingen ‘knapte’ verdachte. De raadsvrouw merkt daarbij ook op dat verdachte de pui niet frontaal heeft geramd, maar zijn stuur eerst naar links en vervolgens naar rechts - van de winkels af - heeft gestuurd. Er is daarmee sprake van vrijwillige terugtred, hetgeen temeer aantoont dat verdachte geen opzet had op de dood.
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte verklaard dat hij verslaafd is aan cannabis, maar op 11 oktober 2017 geen cannabis heeft gebruikt. Verdachte heeft zich niet gerealiseerd dat door het gebruik van cannabis de dag ervoor, te weten op 10 oktober 2017, het THC-gehalte in zijn bloed ten tijde van de ten laste gelegde feiten te hoog was. Het opzet ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten behoeve van de leesbaarheid heeft de rechtbank de bespreking van de feiten geclusterd en in twee paragrafen ingedeeld. Per onderdeel zullen de bewijsmiddelen en de bewijsoverwegingen ten aanzien van dat feit/die feiten besproken worden. [1]
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 3:
Bewijsmiddelen
Door [slachtoffer 1] wordt aangifte gedaan en hij verklaart:
‘Op 11 oktober 2017 was ik aan het werk als portier bij de coffeeshop [coffeeshop] , gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [2] […] Ik stond onder het linker luifeltje […] en naast de voordeur van de coffeeshop. Ik stond met mijn rug richting het raam van het pand. […] Ik hoorde een geluid op volle snelheid. […] Ik keek om mij heen en zag een blauwe auto op ons afkomen rijden. Ik zag dat de auto op het voetpad reed. […] Ik voelde een hand tegen mijn lichaam aanduwen. […] Ik werd hierdoor tegen het raam van de coffeeshop gedrukt. […] Als de klant dit niet gedaan zou hebben, was ik zeker geraakt door de auto. Ik zag dat de auto iets voorbij restaurant [restaurant] tot stilstand kwam.’ [3]
Door [slachtoffer 2] wordt aangifte gedaan en hij verklaart:
‘Ik was 11 oktober 2017 samen met collega [slachtoffer 1] aan het werk bij de coffeeshop. […] Ik stond op dat moment voor de coffeeshop onder de luifel. […] Op dat moment zag ik een blauwe auto de stoep op en in mijn richting komen rijden. Ik hoorde dat de bestuurder snelheid verhoogde door te accelereren en hierbij met snelheid in mijn richting te komen. Ik heb vervolgens mijn collega [slachtoffer 1] en de klant tegen de gevel van de coffeeshop aangedrukt en voelde de auto achter ons langsrijden richting het naastgelegen terras van restaurant [restaurant] . Ik hoorde een hoop lawaai welke de auto veroorzaakte bij het rijden tegen het terrasmeubilair. Ik zag vervolgens dat de auto half op de weg tot stilstand was gekomen.’ [4]
Getuige [getuige 1] verklaart:
‘Toen ik buiten stond zag ik op dat moment rechts van mij een blauwe Volvo vanaf de Voorstraat de stoep op komen rijden. […] De bestuurder van de Volvo reed naar mijn gevoel met hoge snelheid. […] Ik dacht dat de bestuurder van de Volvo mij wilde aanrijden. […] Toen de bestuurder mij op zeer korte afstand was genaderd stuurde de bestuurder van de Volvo naar rechts. […] Als ik niet naar achteren was gestapt was ik zeker door de bestuurder van de blauwe Volvo geraakt. Ik zag dat de bestuurder van de Volvo verder reed over de stoep in de richting van de coffeeshop. […] Toen de bestuurder van de Volvo mij voorbij reed, hoorde ik dat hij gas gaf. Ik hoorde dat de motor van de Volvo harder ging draaien. Ik zag dat de portiers van de coffeeshop opzij moesten springen. [5] Ik zag dat de bestuurder van de Volvo hard verder reed en een aantal tafels en stoelen van het terras raakte. De stoelen en tafels werden daardoor zwaar beschadigd.’ [6]
Getuige [getuige 2] verklaart:
‘Ter hoogte van de Boothstraat hoorde ik een harde klap ik zag dat er voor mij een blauwe personenauto met hoge snelheid een aantal stoelen van het terras omver reed. […] Ik zag dat de personenauto niet afremde en met dezelfde hoge snelheid in mijn richting kwam. [7]
Getuige [getuige 3] verklaart:
‘Ik wilde net naar de ingang van de coffeeshop lopen toen ik een auto gas hoorde geven. Ik hoorde dat de auto naderde. […] Ik zag een blauwkleurige auto. […] Ik zag dat hij over het terras reed, er stonden op het trottoir naast de coffeeshop namelijk allemaal tafels en stoelen. […] Ik zag dat de auto over het terras was gereden, alle tafels en stoelen lagen over de grond, een aantal was kapot. […] Ik hoorde wel dat hij extra gas gaf, voordat hij voorbij kwam rijden.’ [8]
Door [aangever] wordt namens restaurant [restaurant] aangifte gedaan en zij verklaart:
‘Op 11 oktober 2017 was ik aan het werk. Ik werk bij restaurant [restaurant] , gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] . [9] […] Ik zag dat er ineens van rechts een blauwe personenauto over de stoep reed. Ik zag dat de blauwe personenauto over ons terras reed. Ik zag dat de tafels en stoelen die er stonden alle kanten op vlogen. […] Ik schat dat de auto ongeveer 50 km/u reed. […] De blauwe personenauto reed verder voorbij de Boothstraat. Ik hoorde toen een harde klap en ik zag dat de blauwe personenauto stilstond. […] Ik zag dat de rugleuning van een aantal stoelen was afgebroken. Wij kwamen er later achter dat de gevel van het restaurant ook beschadigd is. [..] Er zijn in totaal 5 tafels en 15 stoelen kapot.’
Door [benadeelde 2] wordt aangifte gedaan en hij verklaart:
‘Ik ben eigenaar van een zwarte damesfiets van het merk MGI. […] Ik ben woonachtig aan de [adres] te [vestigingsplaats] . […] Op 11 oktober 2017 […] hoorde ik enorm lawaai. […] Toen ik buiten kwam zag ik meteen dat mijn fiets op de grond lag. Ik zag dat het achterwiel van mijn fiets was dubbelgevouwen.’ [10]
Door verbalisant [verbalisant 1] worden de camerabeelden van de aanrijding uitgekeken. De verbalisant verbaliseert het volgende:
‘De Volvo rijdt het trottoir op. De eerder genoemde voetganger moet opzij springen om niet te worden aangereden door de auto. De auto rijdt om de scooters heen. De Volvo lijkt te versnellen terwijl hij over het trottoir rijdt, in de richting van de ingang van coffeeshop [coffeeshop] . [11] […] De Volvo komt met grote snelheid voorbij rijden. […] De Volvo botst tegen alle stoelen en tafels aan die op het terras staan. Achter in beeld moet een voetganger wegspringen om te voorkomen dat ze wordt aangereden. [12] De fietser in de witte jas kan nog nipt ontwijken. De fietser in de donkere kleding moet van haar fiets springen om te voorkomen dat ze door de Volvo wordt aangereden.’ [13]
Door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] wordt een rapport VerkeersOngevallenAnalyse opgemaakt. Zij verbaliseren:
‘De ruimte tussen het passerende voertuig en de gevel van coffeeshop [coffeeshop] bedroeg minimaal […] 0,28 meter en maximaal […] 0,41 meter. Gelet op bovenstaande afstanden is het niet ondenkbaar dat één of beide beveiligers door het betrokken voertuig is/zijn geraakt. [14] […] Op tijdstip t = -2,0 (dus 2 seconden voor de airbag activatie) gaf de bestuurder echter vol gas en hield het gaspedaal vol ingedrukt tot het tijdstip waarop de airbags werden geactiveerd. [15] […] De snelheid op de plek waar het gaspedaal 100% werd ingedrukt (label 1) bedroeg 24 km/u en nabij de plek waar de beveiligers zich bevonden (label 2) 39 km/u. De snelheid van het voertuig in de nabijheid van de entree van de Coffeeshop [coffeeshop] bedroeg ongeveer 35 km/u. […] Uit het voorgaande kan met zekerheid worden geconcludeerd dat de bestuurder van het voertuig vanaf de hoofdrijbaan van de Voorstraat links de stoep is opgereden, op een afstand van minimaal 7 meter voor de entree en de beveiligers van de Coffeeshop [coffeeshop] vol gas heeft gegeven, en vol gas is doorgereden langs de beveiligers van de Coffeeshop [coffeeshop] . Gedurende de 5 seconden precrash tijd werd op geen enkel moment het rempedaal bediend. De bestuurder van het voertuig bleef vol gas rijden totdat de airbags werden geactiveerd, hetgeen gebeurde vlak voordat of op het moment dat hij met zijn voertuig tegen de tweede pilaar van restaurant [restaurant] botste. [16] […] Uit de data bleek ook dat op het moment dat de storing (
de rechtbank begrijpt: de crash)werd opgeslagen de verbrandingsmotor draaide met een toerental van 4087 omw/min. Dit is voor een dieselmotor nagenoeg het hoogst mogelijke toerental.’ [17]
Bij de politie heeft verdachte verklaard:
‘Ik was verbaal agressief. Het zat mij dwars allemaal. […] Toen klapte ik gewoon. […] Ik trok aan het stuur. Voor mij hoeft het allemaal niet meer. […] De hele wereld kon doodvallen. […] Ik zag die vent staan en toen reed ik de stoep op. […] Dat is de bewaker van de coffeeshop.’ [18]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard:
‘Ik zag de man die mij en mijn moeder had geweigerd en die mijn moeder had geduwd. Ik ben toen richting hem gereden.’
Bewijsoverwegingen
Opzet
Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte boos opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers en de vernieling van de goederen. De rechtbank dient dan ook vast te stellen of verdachte voorwaardelijk opzet op de dood en de vernieling heeft gehad.
De rechtbank leidt uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden af dat verdachte met snelheid de stoep op is gereden, waarbij hij over een drempel en het fietspad moest. Vervolgens is hij op de beveiligers van coffeeshop [coffeeshop] afgereden, waarbij hij zijn snelheid verhoogde. De beveiligers konden door deze snelheid en de korte afstand tussen de gevel van de coffeeshop enerzijds en de geparkeerde scooters en fietsen op de stoep en het terras van restaurant [restaurant] anderzijds geen kant op. De afstand tussen de gevel van de coffeeshop en het voertuig van verdachte bedroeg slechts enkele tientallen centimeters. Verdachte verhoogde ondanks deze nauwe ruimte zijn snelheid en reed vol gas, met het maximale toerental en zonder te remmen door, waarbij hij over het terras van restaurant [restaurant] reed. Omstanders en fietser konden verdachte maar ternauwernood ontwijken.
Gelet op het voorstaande is de rechtbank van oordeel dat de aanmerkelijke kans aanwezig was dat de beveiligers en de andere personen op straat als gevolg van het met een auto met hoge snelheid over de stoep en een terras rijden, zouden komen te overlijden.
Verdachte heeft deze kans ook bewust aanvaard. Door verdachte is weliswaar verklaard dat hij geen doel voor ogen had, maar voornoemde gedragingen (het verhogen van de snelheid, waarna vol gas werd gegeven en het niet bedienen van het rempedaal) kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer op de dood van de slachtoffers gericht te zijn dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het primair onder feit 1 ten laste gelegde, te weten de dood van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en de andere personen die op dat moment op de stoep en het fietspad voor coffeeshop [coffeeshop] en restaurant [restaurant] aanwezig waren.
De rechtbank acht gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden eveneens aanwezig dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de vernieling van de goederen en de gevel van restaurant [restaurant] en de fiets van [benadeelde 2] . De rechtbank is van oordeel dat de aanmerkelijke kans aanwezig was dat de gevel, het terrasmeubilair en de fiets als gevolg van de harde botsing met de auto zouden worden vernield. Verdachte heeft willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg aanvaard.
Vrijwillige terugtred
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte vrijwillig is teruggetreden. Dit verweer zal nader worden besproken bij de strafbaarheid van de verdachte, nu een vrijwillige terugtred op dat punt gevolgen kan hebben. Voor zover de verdediging heeft willen betogen dat uit de gestelde vrijwillige terugtred volgt dat verdachte geen opzet op de dood van de beveiligers en de overige personen en de vernieling had, is de rechtbank van oordeel dat dit verweer, gezien voorgaande overwegingen met betrekking tot het voorwaardelijk opzet, niet kan slagen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat feit 1 primair en feit 3 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Ten aanzien van feit 2:
Bewijsmiddelen
Ter controle op de naleving van de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 gestelde voorschriften is een onderzoek ingesteld. Verbalisant [verbalisant 4] verbaliseert:
‘Ik […] heb op 11 oktober 2017 om 15:15 uur de bestuurder gevorderd mee te werken aan een speekseltest. [19] […] Als resultaat van deze test zag ik dat de speekseltest een indicatie aangaf voor de volgende stof: cannabis. […] De arts [arts] heeft bij verdachte bloed afgenomen.’ [20]
Door het NFI is een extract van het bloed van verdachte geanalyseerd. [21] In het bloed wordt 9,2 microgram cannabis/THC per liter bloed aangetroffen. [22]
Door verdachte wordt verklaard:
‘Ik had de avond daarvoor voor het laatste gebruikt. In die tijd gebruikte ik 5 gram per dag.’ [23]
Bewijsoverwegingen
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat het opzet ontbreekt, nu verdachte zich niet heeft gerealiseerd dat door het cannabisgebruik van de avond daarvoor de toegestane hoeveelheid cannabis te hoog was en dit nog zijn rijvaardigheid kon verminderen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat na het gebruik van verdovende middelen de werkzame stof van deze middelen nog lange tijd aanwezig is in het bloed en de rijvaardigheid kan beïnvloeden. Verdachte gebruikt sinds zijn 18e levensjaar iedere dag cannabis en met dat gegeven acht de rechtbank het niet aannemelijk dat verdachte zich niet heeft gerealiseerd dat hij de dag erna nog onder invloed verkeerde van cannabis en dat dit van invloed was op zijn rijgedrag. Bij verdachte werd 9,2 microgram cannabis per liter bloed gemeten en dat is drie keer zo veel als de toegestane hoeveelheid cannabis van 3,0 microgram per liter bloed. De rechtbank acht het opzet bewezen. Het verweer wordt verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair:
op 11 oktober 2017 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en meerdere andere personen opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met de door hem bestuurde personenauto (merk Volvo met kenteken [kenteken] ), zonder snelheid te minderen het trottoir en het fietspad op is gereden en vervolgens zijn snelheid heeft verhoogd en vervolgens is afgereden op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en meerdere andere personen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Ten aanzien van feit 2:
op 11 oktober 2017 te Utrecht, een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,2 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde.
Ten aanzien van feit 3:
op 11 oktober 2017 te Utrecht, opzettelijk en wederrechtelijk de voorzijde van het pand gelegen aan de [adres] en vijf tafels en vijftien stoelen en een of meerdere vaasjes toebehoorde aan die [benadeelde 1] (te weten eigenaar van restaurant [restaurant] ) en een damesfiets (merk MGI), toebehoorde aan die [benadeelde 2] , heeft vernield.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair: poging tot doodslag
Ten aanzien van feit 2: overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994
Ten aanzien van feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort, vernielen, meermalen gepleegd

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Door de raadsvrouw zijn twee punten ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte aangevoerd. Ten eerste stelt zij dat sprake is van vrijwillige terugtred, nu verdachte niet recht op de pui - waarvoor de beveiligers stonden - is afgereden. Bovendien heeft verdachte zijn auto vervolgens naar rechts gestuurd. Ten tweede stelt de raadsvrouw dat het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Vrijwillige terugtred
Zoals uit de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is gebleken, is sprake van een voltooide poging doodslag. Ook bij een voltooide poging kan sprake zijn van vrijwillige terugtred; het gaat erom dat de verdachte is teruggetreden voordat sprake is van een voltooid misdrijf. Bij een voltooide poging is daarbij veelal een zodanig optreden van de verdachte vereist, dat dit optreden naar aard en tijdstip geschikt is om het intreden van het gevolg te voorkomen. De concrete omstandigheden van het geval bepalen of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn. Bij de beantwoording van de vraag of van een dergelijk optreden van de verdachte sprake is, is mede van belang of en zo ja in welke mate het waarschijnlijk is dat de dood zou zijn ingetreden na de uitvoeringshandelingen van de verdachte – in casu het inrijden op de personen – maar vóór de gedragingen waarop het beroep op vrijwillige terugtred is gebaseerd – in casu het naar rechts sturen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vrijwillige terugtred. Toen verdachte naar rechts stuurde was hij al met hoge snelheid voorbij de beveiligers van coffeeshop [coffeeshop] gereden. De enige reden dat zij niet door verdachte geraakt zijn, is omdat zij door een ander tegen de gevel zijn geduwd.
De rechtbank stelt, bij de beoordeling van het verweer van de raadsvrouw, het volgende voorop. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte door een stuurbeweging naar links het fietspad is overgestoken en het voetpad is opgekomen, ter hoogte van perceel 85. Vervolgens heeft verdachte een stuurbeweging naar rechts gemaakt om in de richting van coffeeshop ‘ [coffeeshop] ’, gelegen op perceel 81, te rijden. De rechtbank is niet gebleken dat verdachte tussen perceel 81 en perceel 85 nog stuurbewegingen (naar rechts) heeft gemaakt om een aanrijding te voorkomen. Er is dan ook geen sprake van een zodanig optreden van verdachte waardoor het mogelijke gevolg (intreden van de dood) voorkomen is. Dat de beveiligers niet zijn komen te overlijden is te danken aan hun snelle reactievermogen en niet aan de wil van verdachte. Er is aldus geen sprake van vrijwillige terugtred. Dat verdachte, zoals de raadsvrouw stelt, niet recht op de pui van de coffeeshop is gereden doet aan het voorgaande niets af. Het was voor verdachte, gezien de straatinrichting en verkeerssituatie immers onmogelijk om recht op de pui af te rijden. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat de stuurbeweging naar rechts na de aanrijding met het terras van restaurant [restaurant] evenmin een vrijwillige terugtred oplevert. Deze stuurbeweging maakte immers de gevolgen van de aanrijding niet ongedaan. Het verweer van de raadsvrouw wordt aldus verworpen.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van de volgende rapporten betreffende de verdachte:
  • een Pro Justitia rapport van 7 december 2017, opgemaakt door drs. M.L. de Groot, GZ-psycholoog;
  • een Pro Justitia rapport van 8 december 2017, opgemaakt door drs. F.A.E. Lambers en drs. A.M. de Jong, psychiaters;
  • een rapport van 31 mei 2018, opgemaakt door K. van Dodeweerd, GGZ Reclassering Inforsa Utrecht.
Uit voornoemde rapporten volgt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht.
De rechtbank is gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht desondanks verdachte wel strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 720 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 633 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren, met als bijzondere voorwaarden een klinische opname bij FPA [instelling] dan wel een andere kliniek voor de duur van maximaal 2 jaren, een ambulante behandelverplichting aansluitend aan de klinische opname, toezicht van de reclassering en een meldplicht, een alcohol- en drugsverbod waarvan de naleving wordt gecontroleerd met urinecontroles en een locatieverbod. De officier van justitie heeft gevorderd de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De officier van justitie heeft ook gevorderd de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen op te leggen voor de duur van 5 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een veroordeling komt, heeft de verdediging verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat dat de reeds ingezette behandeling van verdachte zal doorkruisen. Ten aanzien van de door de officier van justitie geëiste voorwaardelijk straf heeft de verdediging verzocht deze te matigen. De verdediging kan zich in beginsel vinden in de door de officier van justitie aan het voorwaardelijk strafdeel gekoppelde voorwaarden, maar verzoekt de rechtbank op te nemen dat met de reclassering gewerkt kan worden naar stabilisatie op de volgende leefgebieden, te weten: huisvesting, financiën en werk/scholing. Daarnaast verzoekt de verdediging om het alcohol- en drugsverbod niet op te leggen, nu het niet gebruiken van drugs en drinken inherent is aan het houden aan de aanwijzingen van de reclassering. Verdachte gebruikt al sinds zijn 18e levensjaar en een terugmelding na een terugval zal averechts werken op zijn behandeling. Ten aanzien van het locatieverbod ziet de verdediging het belang niet. Met betrekking tot de proeftijd van 5 jaren heeft de verdediging verzocht deze te matigen. Datzelfde geldt voor de ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte is met zijn auto met hoge snelheid en zonder af te remmen afgereden op twee beveiligers van coffeeshop [coffeeshop] , nadat hem eerder door één van deze beveiligers de toegang was geweigerd. Verdachte is vol gas en met verhoging van zijn snelheid vervolgens over het terras van restaurant [restaurant] gereden. Diverse omstanders moesten van hun fiets springen om verdachte te ontwijken.
Het hoeft geen betoog dat het hier om een zeer ernstig feit gaat, dat grote gevolgen had kunnen hebben voor de slachtoffers. Zoals uit de bewijsmiddelen naar voren komt is het niet aan verdachte, maar aan het snelle reactievermogen van de slachtoffers te danken dat de verdachte de slachtoffers niet met zijn auto heeft geschept en meegesleurd. Dit feit heeft niet alleen grote impact gehad op de slachtoffers, maar dergelijke feiten worden in de samenleving als uitermate schokkend ervaren en brengen grote gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Temeer nu de feiten zich voordeden op een drukke winkelstraat waar verschillende mensen te voet of op de fiets passeerden.
Eveneens is door het toedoen van verdachte de gevel en het terras van restaurant [restaurant] grotendeels vernield. Een dergelijk feit is niet alleen hinderlijk maar veroorzaakt ook materiële schade voor de gedupeerden daarvan.
De persoon van verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met de onder rubriek 7 genoemde rapportages.
Uit het Pro Justitia Rapport van de psycholoog volgt dat bij verdachte sprake is van ziekelijke stoornissen in de vorm van persisterende depressieve stoornis, een (chronisch) post-traumatisch stressstoornis (PTSS), een stoornis in cannabisgebruik en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met borderline, afhankelijke en narcistische trekken. Zowel de persoonlijkheidsproblematiek van verdachte als zijn PTSS en depressieve stoornis lijken van invloed te zijn geweest op het tenlastegelegde. Door de depressie en PTSS was er die dag sprake van een prikkelbare, geagiteerde stemming. Door de emotieregulatie problemen vanuit zijn met name borderline peroonlijkheidsproblematiek, kon hij de opeenstapeling van vervelende gebeurtenissen en de hierbij behorende gevoelens niet hanteren. Dit alles lijkt te hebben geleid tot een forse impulsdoorbraak, waarin verdachte zijn agressieve impulsen niet goed kon beheersen. De psycholoog adviseert om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Indien verdachte zonder behandeling terugkeert in de maatschappij, is er een gerede kans op recidive in geweldsdelicten. Verdachte lijkt uitsluitend fysiek agressief te worden in periodes van depressies. Uit het onderzoek komen drie eerdere incidenten naar voren waarbij sprake was van fysieke agressie. Zijn cannabisverslaving kan eveneens worden aangemerkt als een belangrijke risicofactor. Verdachte toont zich gemotiveerd tot behandeling. De psycholoog adviseert een klinische en ambulante behandeling op te leggen als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Ook uit het Pro Justitia Rapport van de psychiater volgt dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van een persisterende depressieve stoornis met periodieke depressieve episoden met een actuele episode, PTSS, en stoornis in het gebruik van cannabis. Er is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en borderline trekken. Door de persoonlijkheidsstoornis van verdachte ervaart hij een autoritaire houding of afwijzing door anderen als zeer krenkend. Dit leidt door zijn lage zelfbeeld en beperkt vermogen tot metalliseren in conflictsituaties tot een overmatige boosheid. De psychiater adviseert ook om het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Wanneer er adequate behandeling wordt geboden voor zijn psychiatrische problematiek dan wordt het risico op nieuw gewelddadig gedrag als laag tot matig ingeschat. Beschermende factoren zijn een hoge intelligentie en bewezen goed functioneren op werkniveau en zelfredzaamheid. Daarnaast is sprake van ziektebesef en inzicht en een evidente wens tot behandeling van de stoornissen gericht op herstel. De psychiater adviseert een behandeling vanuit een forensisch psychiatrische afdeling om het recidiverisico te verlagen en geleidelijk op een veilige manier toe te kunnen werken naar een terugplaatsing in de maatschappij. Het kader van een voorwaardelijke TBS wordt als een stap te ver gezien aangezien verdachte een beperkt strafblad heeft en met een voorwaardelijk strafdeel en behandeling het recidiverisico voldoende verlaagd kan worden.
In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis is verdachte opgenomen in de FPA [instelling] . Door Reclassering Inforsa is een voortgangsverslag opgesteld. Hieruit blijkt dat de behandelaren en de reclassering positief zijn over de voortgang van de behandeling. Er zal ook worden toegewerkt naar huisvesting, een financiële stabiele situatie en dagbesteding of betaald werk. De reclassering is van mening dat de klinische opname een geschikte interventie is op de risicofactoren.
De rechtbank kan zich verenigen met de bovenstaande overwegingen en conclusies van de deskundigen en maakt deze tot de hare.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank ook rekening gehouden met
een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 25 april 2018 waaruit blijkt
dat hij eerder is veroordeeld voor een vernieling.
De op te leggen straf en maatregel
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de nader te noemen duur, met een voorwaardelijk strafdeel en oplegging van bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Hoewel de ernst van het delict een langdurige onvoorwaardelijke detentie rechtvaardigt, acht de rechtbank in het belang van verdachte en ter bescherming van de maatschappij het noodzakelijk dat verdachte langdurig en intensief wordt behandeld. Om die reden zal de rechtbank de officier van justitie grotendeels in haar strafeis volgen. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld de klinische opname en aansluitend de ambulante behandeling en een alcohol- en drugsverbod. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk middelenverbod noodzakelijk is ter bevordering van de behandeling van verdachte. De rechtbank geeft de reclassering de mogelijkheid om indien zij dit noodzakelijk acht, de naleving van het alcohol- en drugsverbod te controleren middels urinecontroles. In het door de officier van justitie geëiste locatieverbod ziet de rechtbank geen meerwaarde.
Gelet op de aard en de ernst van het feit, alsmede de diepgewortelde persoonlijkheidsproblematiek van verdachte is de rechtbank van oordeel dat een langdurige, intensieve behandeling nodig is omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde zonder een dergelijke behandeling opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen, of gevaar veroorzaakt voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet hierop zal de rechtbank de proeftijd bepalen op vijf jaren.
De rechtbank heft het -reeds geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis op.
Blijkens de rapporten van de deskundigen en de vastgestelde stoornissen en problematiek bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte – indien hij niet behandeld wordt - wederom een dergelijk misdrijf, gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam, zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gelet op het intensieve traject dat verdachte ingaat en de behandeling die enige tijd in beslag zal nemen, zal de rechtbank - anders dan door de officier van justitie gevorderd - de verdachte een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opleggen voor de duur van 1 jaar ter bescherming van de verkeersveiligheid.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] :
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde.
[benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 100,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen geheel toe te wijzen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu alle vorderingen passend en onderbouwd zijn.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat gelet op de bepleite vrijspraak de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. In het geval van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] geldt dat geen enkel bewijsmiddel voor de geleden materiele schade is ingebracht en de vordering reeds daarom dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vorderingen te matigen en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] (feit 1 primair):
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor primair onder feit 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 600,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling. Dit bedrag is gelet op de ernst van de feiten en in vergelijking met soortgelijke zaken redelijk.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] (feit 1 primair):
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor primair onder feit 1 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 600,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling. Dit bedrag is gelet op de ernst van de feiten en in vergelijking met soortgelijke zaken redelijk.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 600,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] (feit 3):
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 3 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. Hetgeen naast de aangifte ook blijkt uit de fotobijlage bij het hiervoor aangehaalde rapport VerkeersOngevallenAnalyse.
De rechtbank waardeert deze schade op € 100,00 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 100,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 2 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 57, 287, 350 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 8, 176, 179, 179a van de Wegenverkeerswet 1994;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair onder feit 1 ten laste gelegde en feit 2 en 3 bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
720 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
633 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 5 (vijf) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • zich zal laten opnemen in FPA [instelling] of een soortgelijke intramurale zorginstelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling aan verdachte zullen worden gegeven. De opname duurt maximaal 2 jaren of zoveel korter als de leiding van de zorginstelling in overleg met de reclassering dit wenselijk acht;
  • zich aansluitend op de klinische opname onder behandeling zal stellen van Kade 17 of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling/behandelaar aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder feit 1 primair en 2 bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 jaar;
Benadeelde partij
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] (feit 1 primair):
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 600,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 12 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] (feit 1 primair):
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 600,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 600,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 12 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] (feit 3):
- wijst de vordering van [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 100,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 100,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 oktober 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. C.M.A.T. van der Geest en M. van Duursen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Völkers, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 juni 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en) opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
- met de door hem bestuurde personenauto (merk Volvo met kenteken [kenteken] ), met hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid en/of zonder snelheid te minderen het trottoir en/of het fietspad op is gereden en/of
- ( vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of
- ( vervolgens) is ingereden/afgereden op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- met de door hem bestuurde personenauto (merk Volvo met kenteken [kenteken] ), met hoge snelheid, althans met aanzienlijke snelheid en/of zonder snelheid te minderen het trottoir en/of het fietspad op is gereden en/of
- ( vervolgens) zijn snelheid heeft verhoogd en/of
- ( vervolgens) is ingereden/afgereden op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of een of meerdere andere perso(o)n(en),
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een voertuig, te weten personenauto heeft bestuurd of als bestuurder heeft doen besturen na gebruik van een in artikel 2, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer, aangewezen stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994, te weten cannabis, terwijl ingevolge een onderzoek in de zin van artikel 8 van de WVW94, het gehalte in zijn bloed van de bij die stof vermelde meetbare stof 9,2 microgram THC per liter bloed bedroeg, zijnde hoger dan de in artikel 3 van het genoemd Besluit, bij die stof vermelde grenswaarde;
art 8 lid 5 Wegenverkeerswet 1994
3.
hij op of omstreeks 11 oktober 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- de voorzijde van het pand gelegen aan de [adres] en/of vijf tafels en/of vijftien stoelen en/of een of meerdere vaasjes, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan die [benadeelde 1] (te weten eigenaar van restaurant [restaurant] ) en/of
- een damesfiets (merk MGI), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele
toebehoorde aan die [benadeelde 2] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 december 2017, genummerd PL0900-2017310057, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 116. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 oktober 2017, pagina 14.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 11 oktober 2017, pagina 15.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] van 12 oktober 2017, pagina 17.
5.Een proces-verbaal van getuige [getuige 1] van 11 oktober 2017, pagina 19.
6.Een proces-verbaal van getuige [getuige 1] van 11 oktober 2017, pagina 20.
7.Een proces-verbaal van getuige [getuige 2] van 12 oktober 2017, pagina 21.
8.Een proces-verbaal van getuige [getuige 3] van 12 oktober 2017, pagina 23.
9.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens restaurant [restaurant] ,16 oktober 2017, pagina 71.
10.Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van11 oktober 2017, pagina 81.
11.Een proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van 12 oktober 2017, pagina 30.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van 12 oktober 2017, pagina 31.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van het uitkijken van de camerabeelden van 12 oktober 2017, pagina 32.
14.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende het rapport VerkeersOngevallenAnalyse van 7 december 2017, pagina 58.
15.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende het rapport VerkeersOngevallenAnalyse van 7 december 2017, pagina 61.
16.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende het rapport VerkeersOngevallenAnalyse van 7 december 2017, pagina 63.
17.Een proces-verbaal van bevindingen betreffende het rapport VerkeersOngevallenAnalyse van 7 december 2017, pagina 64.
18.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 12 oktober 2017, pagina 109.
19.Een proces-verbaal van rijden onder invloed van 11 november 2017, pagina 84.
20.Een proces-verbaal van rijden onder invloed van 11 november 2017, pagina 85.
21.Een geschrift, te weten rapport drugs in het verkeer van het NFI van 10 november 2017, pagina 88.
22.Een geschrift, te weten rapport drugs in het verkeer van het NFI van 10 november 2017, pagina 89.
23.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 juni 2018.