Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiser 1],
[eiser 2],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 21 februari 2018
- de comparitie van partijen van 12 april 2018, de ter gelegenheid daarvan ingebrachte stukken (pleitaantekeningen [eiser c.s.], nadere producties van de politie) en de zittingsaantekeningen daarvan.
2.Het geschil en de beoordeling daarvan
Inleiding
- Er was geen letselverklaring van mevrouw [B] en [C] heeft zo’n letselverklaring niet opgevraagd bij de arts waar mevrouw [B] zou zijn geweest.
- Het litteken van de wond van mevrouw [B] zat op haar linkerknie, terwijl de knie op de foto (met daarop een wond) duidelijk een rechterknie is.
- De foto van de wond is bovendien ongedateerd en het is onduidelijk wiens knie op de foto staat.
- De politie heeft alleen personen gesproken over [A] die door de familie [B] zijn aangedragen.
- Het onderzoek van [C] van [A] was volstrekt onvoldoende om haar te kunnen beoordelen.
- De bestuursrechter heeft in de uitspraak van 31 mei 2016 het aanlijngebod van de gemeente Baarn beoordeeld en daarbij overwogen dat het advies van [C] zorgvuldig tot stand is gekomen en op een onpartijdige en objectieve en inzichtelijke manier is opgesteld. Dit oordeel van de bestuursrechter moet leidend zijn in deze civiele zaak.
- De politie heeft gehandeld zoals van een redelijk handelende politie mag worden verwacht. Er is gehandeld volgens het toen geldende politieprotocol. [C] kon op basis van zijn onderzoek redelijkerwijs tot de conclusie komen dat sprake was van een bijtincident. In dit soort situaties is het redelijk dat de politie kiest voor het zekere en een aanlijngebod adviseert in het belang van de bescherming van anderen.
- Er bestaat geen causaal verband tussen de gestelde schade van [eiser c.s.] en het rapport van [C]. De schade is immers veroorzaakt door het aanlijngebod. Een andere rapporteur dan [C] zou tot hetzelfde advies zijn gekomen, want de hondenbeet staat immers vast.
- De schade moet voor rekening van [eiser c.s.] blijven omdat hij niet mee wil werken aan een herbeoordeling van [A].
300,00(2 punten x tarief € 150,00)
3.De beslissing
,vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,