ECLI:NL:RBMNE:2018:269

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
16/705582-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige woningoverval met brandstichting en drugshandel

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte op 15 september 2016 een woning in De Bilt binnendrongen. De verdachten hebben het echtpaar, dat in de woning verbleef, op gewelddadige wijze beroofd. De man werd overmeesterd en geslagen, terwijl zijn vrouw met een vuurwapen werd bedreigd. Het echtpaar werd vastgebonden en opgesloten in de kelder van hun woning. De verdachten hebben een aanzienlijke buit gemaakt, waaronder juwelen, zeldzame horloges en een auto. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar voor zijn rol in deze gewelddadige woningoverval, die werd gekenmerkt door bruut geweld en bedreiging. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van hasjiesj en hennep op 29 maart 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte elkaar kenden en regelmatig contact hadden over de verkoop van gestolen goederen, waaronder horloges. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn volledig toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705582-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 26 januari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1995] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.P.N. Robben en van hetgeen verdachte en mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: zich op 15 september 2016 te De Bilt in vereniging schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweldpleging en/of afpersing
Feit 2: zich op 15 september 2016 te De Bilt in vereniging schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke vrijheidsberoving
Feit 3: zich op 15 september 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt , in vereniging schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk brandstichten
Feit 4: zich op 29 maart 2017 te Zeist heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid hasjiesj en/of hennep

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 tot en met 3 ten laste gelegde.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van de rechtbank over feit 4.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van de feiten 1 t/m 3
Aangever [slachtoffer 1] verklaarde als volgt.
Ik bewoon met mijn vrouw en mijn zoon een vrijstaande woning aan [adres] te [woonplaats] . De enige weg ernaartoe is voorzien van een op afstand bedienbaar hek. 15 September 2016 rond 9:30 uur zat ik buiten op het terras, hoorde ik iets achter me en zag ik een gemaskerde man op me afstuiven. Hij riep: “liggen, liggen”, dook bovenop me en voor ik het wist lag ik met stoel en al op de grond. De man begon me te schoppen en te slaan met zijn vuisten. Ik zag dat er een tweede overvaller, eveneens gemaskerd, naar mij toekwam. Er werd gezegd: “handen op je rug” en toen werden mijn handen op mijn rug gebonden met witte tie-rips van henzelf, en werd ik door de twee overvallers de keuken binnengetrokken. Ik moest gaan liggen op mijn zij en werd daar wederom geschopt en geslagen door de dader die mij eerder had aangevallen. Hij gaf ook alle bevelen. [2] De tweede overvaller en een daar aanwezige derde dader deden niets. Mijn vrouw was er ook. Toen begonnen ze heel dreigend [3] te roepen dat ze geld en juwelen wilden hebben.
Ze zeiden dat we mee moesten naar de kelder. Daar werden mijn voeten vastgebonden.
De tweede overvaller nam toen mijn vrouw mee naar boven, waar zij hem alle juwelen heeft gegeven. Voordat mijn ogen werden afgeplakt, zag ik dat een van de daders een revolver tegen het achterhoofd van mijn vrouw hield. Daarna hebben ze ook haar voeten aan elkaar getapet. Degene met wie ik heb gevochten en de tweede overvaller hebben toen eerst de ogen en mond van mijn vrouw met tape beplakt, en daarna hebben ze dat ook bij mij gedaan.
Toen wilden ze de pasjes en de pincodes en de autosleutels. Nadat ik had gezegd dat ik niets had, kreeg ik weer een paar flinke klappen en schoppen. Toen plakten ze onze mond en ogen af met grijze duct tape, die zijzelf hadden meegenomen, en vroegen ze weer naar de sleutels van de auto. Toen hebben ze de kelder op slot gedaan en zijn ze weggegaan in de BMW, type 750, voorzien van kenteken [kenteken] . [4]
Uit een geneeskundige verklaring volgt dat er bij aangever de volgende uitwendige letsels zijn waargenomen: multipele excoriaties (dwz: ontvellingen, schaafwonden) aan hoofd, rug en benen, laceratie (dwz: verscheuring) van de behaarde hoofdhuid, conjunctivale (dwz: ontstoken) roodheid van linker oog, en bloed uit de linker oorschelp, met bloedverlies. [5]
Aangeefster [slachtoffer 2] verklaarde als volgt.
Ik hoorde ineens enorm geschreeuw, keek via de trap naar beneden en zag daar een overvaller, hierna te noemen dader 1, die een vuurwapen op mij richtte. Ik hoorde dat hij zei dat ik naar beneden moest komen. Hij hield het pistool tegen mijn achterhoofd.
De overvallers vroegen of er geld in huis was. Daarna begonnen ze te dreigen. Twee van de overvallers begonnen mijn man opnieuw te slaan, ze hadden hem al flink geslagen. Ik zei daarop dat er geen geld in huis was, maar wel sieraden. In de kelder deden ze tie-rips om onze polsen, achter onze rug, en tape over onze ogen en monden.
De buit, waaronder diamanten ringen, oorbellen, gouden armbanden, stopte dader 1 in een zelf meegenomen rugzak. Uit de manier waarop hij sprak maakte ik op dat hij onmiskenbaar van Marokkaanse komaf was. Ik herken dit omdat mijn zoon veel Marokkaanse vrienden heeft. Ook de dader die vocht met mijn man, het meest sprak en instructies gaf aan de andere twee overvallers [6] , was overduidelijk Marokkaans. Hij kwam erg intimiderend over, zijn lichaamstaal was erg agressief. [7] De derde dader heb ik niet horen praten. Hij was klein en tenger van postuur.
De daders vroegen ons in de kelder nog hoe het hek open ging. Ik zei toen dat er een afstandsbediening aan de autosleutels hing, waarmee ze het hek konden openen. [8]
Het leek erop dat de overvallers tevoren de rolverdeling hadden afgesproken. Dader 1 bleef constant bij mij, en de derde dader leek meer op de uitkijk te staan. Alle drie de overvallers droegen hetzelfde outfit, met uitzondering van de ogen waren zij geheel bedekt. [9]
Uit een goederenoverzicht volgt welke sieraden en horloges zijn weggenomen. [10]
Verbalisant [verbalisant 1] verklaarde als volgt.
Op donderdag 15 september 2016 omstreeks 10.09 uur werd ik na een melding van een geparkeerde auto waar enkele vlammen uitsloegen, gezonden naar de Voordorpsedijk te Utrecht. Daar zag ik dat de brandweer een brandende BMW, met het kenteken [kenteken] , bluste. Er werden geen personen in de auto aangetroffen. [11]
Verbalisant [verbalisant 2] verklaarde als volgt.
15 september 2016, rond 10.09 kregen wij van de meldkamer het verzoek te gaan naar de Voordorpsedijk te Groenekan alwaar een auto in brand zou staan.
Vervolgens kregen wij het verzoek te gaan naar het adres van de tenaamgestelde van de auto, [slachtoffer 1] . Zijn adres was [adres] te [woonplaats] .
Ter plaatse aangekomen hoorde ik help geroep van een vrouwenstem en ik zag vanuit een rooster onderin de woning een arm zwaaien. Ik hoorde de vrouw roepen: “We zijn overvallen, we zitten in de kelder”. We voelden aan de deurklink van de kelderdeur dat deze op slot zat [12] .
Verbalisant [verbalisant 3] verklaarde als volgt.
Ik zag dat er brand had gewoed aan de linker achterzijde van de BMW, kenteken [kenteken] , en dat de kunststof achterbumper volledig was weggebrand. Van het deurrubber van het linker achterportier is een brandmonster met SINnr. AAJR0551NL veiliggesteld. In dit monster zijn vluchtige stoffen van motorbenzine aangetoond. Op/aan de linker achterzijde van de BMW is deze ontbrandbare vloeistof en vuur aangebracht met het oogmerk brand te stichten, en is door deze handeling brand ontstaan met gemeen gevaar voor goederen.
Ik voerde bemonsteringen uit op mogelijk dader gerelateerd humaan biologisch celmateriaal aan het stuur, links en rechts, met SINnr AAJR0548NL, en stelde ook de autogordel linksvoor, met SINnr AAJR0555NL, veilig voor nader onderzoek. [13]
Uit het NFI-rapport van 20 juni 2017 volgt dat op de bemonstering met SINnr AAJR0548NL#01 het DNA-mengprofiel van minimaal drie personen, waaronder aangever [slachtoffer 1] en verdachte [verdachte] , is aangetroffen.
De resultaten van het DNA-onderzoek zijn vervolgens beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
De bemonstering bevat celmateriaal van [slachtoffer 1] , verdachte [verdachte] en een willekeurige onbekende persoon (1).
De bemonstering bevat celmateriaal van [slachtoffer 1] en twee willekeurige onbekende personen (2).
De bevindingen uit vergelijkend DNA-onderzoek zijn meer dan een miljard keer waarschijnlijker als hypothese 1 waar is, dan als hypothese 2 waar is. [14]
Uit het TMFI-rapport van 25 juli 2017 volgt dat op de bemonstering met SINnr AAJR0555NL#02 het DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren, van wie zeker één man, is aangetroffen op de sluiting van de autogordel en waarbij zowel aangever [slachtoffer 1] als verdachte [verdachte] niet is uitgesloten als donor.
De resultaten van het DNA-onderzoek zijn vervolgens beschouwd in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
De bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen (1).
De bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende niet verwante personen (2).
De resultaten van dit onderzoek zijn zeer veel waarschijnlijker als hypothese 1 juist is, dan wanneer hypothese 2 juist is. [15]
Verbalisant [verbalisant 4] verklaarde als volgt.
Op de achterbank van het voertuig zagen wij een zwarte regenjas liggen. Op de bijrijdersstoel van het voertuig zagen wij een regenbroek van het merk Ralka liggen. De broekspijpen zaten binnenstebuiten. De regenbroek leek qua materiaal en kleurstelling te passen bij de op de achterbank aangetroffen regenjas. De op die regenjas en –broek uitgevoerde bemonsteringen zijn veiliggesteld en voorzien van SINnr AAKA1584NL en SINnr AAKA1585NL. [16]
Verbalisant [verbalisant 5] verklaarde als volgt.
Ik toonde aan aangever [slachtoffer 1] de regenkleding die kort na de woningoverval in de brandende BMW werd aangetroffen. Ik hoorde dat hij zei: “Dit is absoluut niet van mij, dat weet ik heel zeker.” [17]
Uit het NFI-rapport van 7 oktober 2016 volgt dat de bloedsporen op de regenbroek afkomstig kunnen zijn van het DNA-profiel van aangever [slachtoffer 1] , en dat de matchkans (dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen man matcht met dat celmateriaal) kleiner is dan 1 op 1 miljard. [18]
Bij aanvullend bloedspoorpatroononderzoek en onderzoek naar biologische sporen is, zo volgt uit het NFI-rapport van 20 juni 2017, op de regenjas ook nog een ander bloedspoor (met een onvolledig DNA-profiel van één man) aangetroffen, dat afkomstig kan zijn van aangever [slachtoffer 1] . [19]
Uit het NFI-rapport van 26 september 2016 volgt dat het celmateriaal aan de binnenzijde van de kraag van de regenjas afkomstig kan zijn van het DNA-hoofdprofiel van medeverdachte [medeverdachte] , en dat de matchkans (dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen (andere) persoon matcht met dat celmateriaal) kleiner is dan 1 op 1 miljard.
Dezelfde uitkomst is gevonden voor het celmateriaal aan de binnenzijde van de tailleband van de regenbroek.
Daaruit volgt verder dat de bloedsporen aan de buitenzijde van de regenbroek afkomstig kunnen zijn van het DNA-profiel van aangever [slachtoffer 1] , en dat de matchkans (dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere persoon matcht met dat celmateriaal) kleiner is dan 1 op 1 miljard. [20]
Bij aanvullend bloedspoorpatroononderzoek en onderzoek naar biologische sporen is, zo volgt uit het NFI-rapport van 20 juni 2017, nog meer celmateriaal aangetroffen op de
bemonsteringen van zowel de ingang en binnenkant van de linker zak van de regenjas, van de binnenzijde van het linker manchet als van de binnenzijde van de rechter pijp van de regenbroek ter hoogte van de kuit/enkel/scheenbeen, waarvan is vastgesteld dat het afkomstig kan zijn van het DNA-(hoofd)profiel van medeverdachte [medeverdachte] , met een matchkans ten opzichte van een andere willekeurige persoon eveneens kleiner is dan 1 op 1 miljard. [21]
In datzelfde rapport is verder nog melding gemaakt van ander mogelijk van medeverdachte [medeverdachte] afkomstig celmateriaal maar waarbij sprake is van een mengprofiel en waarvoor geen matchkans is berekend. Dit laatste geldt ook voor een ander, op de regenjas aangetroffen, bloedspoor (met een onvolledig DNA-profiel van één man) dat afkomstig kan zijn van aangever [slachtoffer 1] . [22]
Ten aanzien van feit 4
In het proces-verbaal van aanhouding van 29 maart 2017 van verdachte [verdachte] , op verdenking van het plegen van de hiervoor genoemde feiten, is gerelateerd dat bij onderzoek aan zijn kleding 1 plak hasj en een kleine hoeveelheid wiet is aangetroffen. [23]
Verbalisant [verbalisant 6] verklaarde als volgt.
De hiervan genomen representatieve monsters zijn positief getest op de aanwezigheid van THC, zijnde de werkzame stof in hennep en hashish. Het totale gewicht ervan is bepaald op 82,61 gram. [24]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de feiten 1 t/m 3
Vaststaat dat er sprake is van een betrekkelijk korte tijdspanne tussen 09:30 uur, het tijdstip waarop aangever [slachtoffer 1] op het terras van zijn woning te De Bilt omver werd gegooid, en 10:09 uur, het tijdstip waarop de verbalisant de van de aangever gestolen vluchtauto langs de kant van de weg in het grensgebied tussen Utrecht en Groenekan, gemeente De Bilt , zag staan die in brand stond. Er is dus zeer korte tijd verstreken tussen de woningoverval en de daarbij uitgevoerde handelingen en de brandstichting in de auto die bij de woningoverval is weggenomen. Daarna is de brandweer gewaarschuwd, waarna deze met blussen is gestart. Vervolgens staat vast dat in die uitgebrande auto op regenkleding die niet van aangever was, wel bloedsporen van aangever zijn aangetroffen. Bij aangever was sprake van bloedverlies ten gevolge van door een van de daders toegepast geweld bij de woningoverval.
Gelet op het voorgaande betekent het aantreffen van celmateriaal van verdachte, en in een waarschijnlijkheidsmarge die boven redelijke twijfel verheven is, op het stuur en de sluiting van de autogordel in diezelfde auto op zijn betrokkenheid als dader bij de hem tenlastegelegde feiten. Een andere verklaring daarvoor is uitgebleven, ook ter zitting.
De verdediging heeft zich beroepen op de mogelijkheid dat het in de auto gevonden celmateriaal van verdachte secundair (in de zin van: niet rechtstreeks) is overgedragen, mogelijk bij het handen schudden in de bakkerij waar verdachte werkzaam is.
Los van de invloed daarop van bijvoorbeeld tijdsverloop, de aard van het contact waarlangs die overdracht dan zou hebben plaatsgevonden en de aard en de opnamecapaciteit van het voorwerp waarop het celmateriaal is gevonden, gaat dit verweer niet op, alleen al niet bij gebreke van een concreet en in beginsel controleerbaar of toetsbaar scenario.
De rechtbank acht het tenlastegelegde daarom wettig en overtuigend bewezen.
Bovendien blijkt uit het dossier dat de verdachte en medeverdachte elkaar kennen en regelmatig via de telefoon contact hebben gehad, na de datum van de overval, over het (door)verkopen van horloges, waaronder Rolex horloges. Bij de overval zijn Rolex horloges gestolen. Daarnaast zijn de namen van de verdachte en de medeverdachte in context met elkaar genoemd in een TCI melding. Ook getuige [getuige] vermeldt de verdachte en medeverdachte in combinatie met elkaar. Aan de aangevers is gevraagd wanneer de zoon zou thuiskomen, terwijl de verdachte de zoon van aangevers kent en ook bij hem thuis kwam, toen zij samen op school zaten.
Medeplegen
Uit de verklaringen van de aangevers/slachtoffers volgt dat de ten laste gelegde feiten zijn gepleegd door meerdere in nauwe en bewuste samenwerking betrokken personen. Zoals hiervoor weergegeven acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte daarbij als een van de daders betrokken is geweest. Het in de gestolen vluchtwagen gevonden celmateriaal van verdachte duidt daarop. Nu hij, in weerwil van dit bewijs, geen enkele verklaring heeft gegeven waaruit een andere of minder grote rol kan worden afgeleid bij de feiten, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte -zijnde nauw betrokken- als medepleger moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 4
Het verweer van verdachte dat hij wel opzet had op het aanwezig hebben van een hoeveelheid hashish van 5 gram, maar bij de aanhouding door een toevallige omstandigheid nog in bezit was van een groter aandeel, faalt. Het verweer is concreet noch verifieerbaar en doet niet af aan de bewezenverklaring. Ook dit feit acht de rechtbank bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 15 september 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning, gelegen op of aan [adres] en van het bij die woning behorende erf heeft weggenomen, (een groot aantal) juwelen en (zeldzame) horloges en een personenauto (merk BMW, type 7) met bijbehorende autosleutel en een of meer ander(e) goed(eren), geheel toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van diverse juwelen, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- onverhoeds en gemaskerd op die [slachtoffer 1] aflopen, en
- meermalen met (kracht) slaan en schoppen van die [slachtoffer 1] , en
- met tie-rips vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het plaatsen van tape op de mond en ogen en enkels van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , en
- het aan de pols(en) meeslepen van die [slachtoffer 1] door/naar verschillende ruimtes in de woning, en
- tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [slachtoffer 2] , en het richten van dat (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het achterhoofd van die [slachtoffer 2] , en
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zeggen dat hij/zij mee moest(en) komen en dat hij/zij geld en/of sieraden en/of autosleutels en/of pasjes en/of pincodes moest(en) geven, en
- het opsluiten van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de kelder van die woning;
2.
op 15 september 2016 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen aan [adres] , opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en op het hoofd gezet en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan handen en benen getapet en met tie-rips vastgebonden en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de kelder van die woning opgesloten;
3.
op 15 september 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht door een brandbare stof in aanraking te brengen met een personenauto (merk BMW, type 7), toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor die auto te duchten was;
4.
op 29 maart 2017 te Zeist, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 82,61 gram hasjiesj en hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) en hennep, zijnde hasjiesj en hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
en
afpersing, gepleegd door twee of meer verenigde personen
Feit 2: medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven
Feit 3: medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Feit 4: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaren, met aftrek van het voorarrest, en met afgifte van een bevel gevangenneming bij uitspraak.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd omdat de verdediging van mening is dat vrijspraak moet volgen, maar wel bepleit de vordering tot gevangenneming af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een woningoverval die getuigt van bruut en grof geweld.
Aangever is daarbij overmeesterd, is vervolgens diverse malen geslagen en geschopt, en heeft daarbij letsel opgelopen. Zijn echtgenote werd bedreigd met een pistool, en beiden zijn daarna vastgebonden en is de mond en ogen afgeplakt met duct-tape. Vervolgens zijn zij van hun vrijheid beroofd door hen in de kelder van hun woning op te sluiten.
In de toelichting op de immateriële schadevergoeding hebben de slachtoffers verteld welke grote impact de overval op hun leven heeft gehad. Daar komt bij dat woningovervallen niet alleen diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, maar ook in hoge mate bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Daarnaast heeft verdachte tezamen met een ander de als vluchtauto gebruikte BMW van aangevers in brand gestoken, hoogstwaarschijnlijk om sporen uit te wissen, waardoor deze deels is uitgebrand en niet meer bruikbaar is. Dat de schade niet nog groter is, is niet aan verdachte te danken. Hij heeft zich om de gevolgen van zijn handelen niet bekommerd.
Gelet hierop kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 1 december 2017, waaruit blijkt van een (nagenoeg) blanco strafblad, en een reclasseringsadvies van 4 mei 2017, waaruit blijkt dat reclasseringsbemoeienis niet is geïndiceerd.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een overval op een woning met licht tot ernstig geweld uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 tot 5 jaar.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat voor deze verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 jaar passend en geboden is.
Wat betreft de gevorderde afgifte van een bevel gevangenneming overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte en zijn medeverdachte zijn na hun aanhouding voorlopig gehecht geweest.
Op 11 mei 2017 is de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven. Reden daarvoor was dat bij de stand van het onderzoek op dat moment het tegen verdachte gebezigde bewijs onvoldoende ernstige verdenking opleverde.
Een bevel tot voorlopige hechtenis kan alleen worden gegeven wanneer is voldaan aan de ernstige bezwaren en gronden van artikelen 67 en 67a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Artikel 65, tweede lid, Sv bepaalt dat de rechtbank ook ambtshalve na de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting de gevangenneming kan bevelen. Blijkens de uitspraak van de Hoge Raad van 2 december 2003, NJ 2004, 142, staat opheffing van een eerder gegeven bevel tot voorlopige hechtenis niet in de weg aan een bevel tot gevangenneming bij uitspraak, mits er sprake is van ernstige bezwaren en gronden en het een feit is waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan.
De door de rechtbank bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Aldus is voldaan aan artikel 67 Sv. Gelet op de beslissing van de rechtbank tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten en oplegging van een gevangenisstraf, zijn ook de ernstige bezwaren, als bedoeld in artikel 67, derde lid, Sv tegen verdachte aanwezig. De ingevolge artikel 67a Sv benodigde grond voor de voorlopige hechtenis is gelegen in de omstandigheid dat het feiten betreft waarop een gevangenisstraf van minimaal 12 jaar is gesteld en de rechtsorde ernstig is geschokt door de bewezen verklaarde betrokkenheid van verdachte bij deze feiten.
Bij dit laatste oordeel heeft de rechtbank bij de beraadslaging in ogenschouw genomen dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van na te noemen duur. De rechtbank acht tevens van belang de toenemende maatschappelijke onrust die feiten als onderhavige, een woningoverval met bruut geweld, met zich meebrengt. Deze concrete feiten en omstandigheden rechtvaardigen de vrees voor verstoring van de openbare orde, voor zover verdachte ook na veroordeling door de rechtbank niet zou komen vast te zitten.
Bij de vervolgvraag of de voorlopige hechtenis in dit geval voor deze verdachte moet worden toegepast, dient de rechtbank de belangen van de samenleving, de slachtoffers en de verdachte tegen elkaar af te wegen en na te gaan of voorlopige hechtenis ook wenselijk is. Mede gegeven de rechtmatige detentie na veroordeling, rechtvaardigt de ernst van het feit, vaak met blijvende psychische gevolgen bij de slachtoffers, naar het oordeel van de rechtbank toewijzing van het gevorderde bevel.

9.BESLAG

De officier van justitie heeft de onttrekking aan het verkeer van het imitatie speelgoedpistool met goednr. 1933698 dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte is aangetroffen gevorderd. Het ongecontroleerde bezit hiervan is evident in strijd met de wet, zodat de vordering kan worden toegewezen.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de ten behoeve van de waarheidsvinding inbeslaggenomen regenbroek en regenjas, in bewaring zullen blijven ten behoeve van de rechthebbende. Zolang het vonnis nog niet onherroepelijk is, acht de officier van justitie teruggave nog niet mogelijk.
De rechtbank zal de regenbroek en regenjas echter verbeurd verklaren, nu met deze kleding het tenlastegelegde feit is gepleegd.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 56.690,-. Dit bedrag bestaat uit € 49.190,- materiële schade en € 7.500,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte ten laste gelegde feiten.
[slachtoffer 2] heeft zich eveneens als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 7.500,- aan immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert gehele toewijzing van beide vorderingen, met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststaat dat de benadeelde partijen als gevolg van de hiervoor bewezen verklaarde en in rubriek 10 genoemde feiten rechtstreeks schade hebben geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 56.690,- voor [slachtoffer 1] en op € 7.500,- voor [slachtoffer 2] en zal hun respectieve vorderingen dus geheel toewijzen, beide te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 september 2016 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partijen voor beide volledige bedragen aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van de respectieve bedragen van € 56.690,- en € 7.500,-, beide te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 september 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal een vervangende hechtenis van 300 dagen worden toegepast die de betalingsverplichtingen niet opheft.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 24c, 36b, 36c, 36f, 47, 55, 57, 157, 282, 310, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 3, 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
  • gelast dat de regenbroek en regenjas verbeurd worden verklaard;
  • verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer: het imitatie speelgoed pistool met goednr. 1933698;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk met de mededader(s) tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag van € 56.690,- , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 56.690,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet te betalen te vervangen door 265 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een van de mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk met zijn mededader(s) tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag van € 7.500,- , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2016 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 7.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 september 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling te vervangen door 35 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of een van zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- beveelt de gevangenneming, welk bevel in een apart proces-verbaal is vastgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. E. Akkermans en J.P. Killian, rechters, in tegenwoordigheid van J.D. Koteris, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 januari 2018.
Mr. Akkermans is buiten staat het vonnis mee te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 september 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op of aan [adres] en/of van het bij die woning behorende erf heeft weggenomen, (een groot aantal) juwelen en/of (zeldzame) horloge(s) en/of geld en/of een personenauto (merk BMW, type 7) met bijbehorende autosleutel en/of een of meer ander(e) goed(eren), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk of zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot afgifte van diverse juwelen, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- onverhoeds en/of gemaskerd op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aflopen, en/of
- meermalen met (kracht) slaan en/of schoppen van die [slachtoffer 1] , en/of
- met tie-rips vastbinden van de polsen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of het plaatsen van tape op de mond en/of ogen en/of enkels van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of
- het aan de pols(en) en/of haren meeslepen van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] door/naar verschillende ruimtes in de woning, en/of
- tonen van een (op een) vuurwapen (gelijkend(e) voorwerp(en)) aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , en/of het richten van die/dat (op een) vuurwapen (gelijkend(e) voorwerp(en)) op het achterhoofd van die [slachtoffer 2] , en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zeggen dat hij/zij mee moest(en) komen en/of dat hij/zij geld en/of sieraden en/of autosleutels en/of pasjes en/of pincodes moest(en) geven, en/of
- het opsluiten van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de kelder van die woning;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 september 2016 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, in een woning, gelegen aan [adres] , opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of op het hoofd gezet en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] aan handen en benen getapet en met tie-rips vastgebonden en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de kelder van die woning opgesloten;
art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 15 september 2016 te Groenekan, gemeente De Bilt, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur, althans een brandbare stof, in aanraking te brengen met een personenauto (merk BMW, type 7), althans goederen gelegen in die personenauto, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , ten gevolge waarvan die auto geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor die auto, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 29 maart 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 82,61 hasjiesj en/of hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj) en/of hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van het einddossier van 30 september 2017, genummerd 032Holle / MD3R016110, doorgenummerd 1 tot en met 580, en het bijbehorende Forensisch Dossier (FD) van 3 september 2017, doorgenummerd 1 tot en met 356, beide opgemaakt door politie Midden-Nederland. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor van aangever, pagina 43
3.Idem
4.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , pagina 20 e.v.
5.Een geschrift, pagina 30
6.Een proces-verbaal van verhoor, pagina 73
7.Een proces-verbaal van verhoor, pagina 74
8.Een proces-verbaal van verhoor, pagina 67 e.v.
9.Een proces-verbaal van verhoor, pagina 74 e.v.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 90 e.v.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 100 e.v.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 109.
13.Een proces-verbaal van brand en sporenonderzoek, pagina 60 e.v. FD
14.Een geschrift, pagina 202 FD
15.Een geschrift, pagina 237 FD
16.Een proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina 47
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 178 e.v.
18.Een geschrift, pagina 145 FD
19.Idem
20.Een geschrift, pagina 128 FD
21.Een geschrift, pagina 195 e.v. FD
22.Idem
23.Pagina 334 e.v.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 338