ECLI:NL:RBMNE:2018:2675

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
16/705784-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping door ambtenaar van gemeente IJsselstein met steekpenningen van leveranciers

Op 14 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een voormalige ambtenaar van de gemeente IJsselstein, die zich schuldig heeft gemaakt aan omkoping. De verdachte, een 57-jarige man, heeft in de periode van 19 mei 2006 tot en met 31 december 2009 in zijn functie als ambtenaar steekpenningen ontvangen van leveranciers in ruil voor het gunnen van opdrachten. In totaal ontving hij 18.510 euro aan steekpenningen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het vertrouwen in de objectiviteit van de overheid ernstig heeft aangetast en het imago van de gemeente IJsselstein heeft geschaad. Ondanks de ernst van de feiten, waarbij omkoping een strafbaar feit is dat normaal gesproken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, besloot de rechtbank af te wijken van deze norm. De rechtbank hield rekening met de ouderdom van de feiten, het blanco strafblad van de verdachte en het feit dat hij zijn baan als ambtenaar had verloren. De man werd veroordeeld tot een werkstraf van 60 uur en moest het verkregen bedrag terugbetalen aan de Staat. De uitspraak benadrukt de noodzaak van integriteit binnen de overheid en de gevolgen van corruptie voor het vertrouwen van de burger in de overheid.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705784-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie persoonsgegevens op het adres [postcode] [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.M. Gorter en van hetgeen verdachte en mr. A. Cimen, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1in de periode 19 mei 2006 tot en met 31 december 2009 in IJsselstein en/of Amsterdam in zijn functie als ambtenaar van de gemeente IJsselstein, aan [A] en/of [bedrijfsnaam 1] / [bedrijfsnaam 2] giften heeft gevraagd en aangenomen om, in strijd met zijn plicht, opdrachten namens de gemeente IJsselstein aan [A] en/of [bedrijfsnaam 1] / [bedrijfsnaam 2] te verstrekken;
feit 2op 29 februari 2008 in IJsselstein en/of Nieuwegein in zijn functie als ambtenaar van de gemeente IJsselstein, aan [B] en/of [bedrijfsnaam 3] giften heeft gevraagd om, in strijd met zijn plicht, opdrachten namens de gemeente IJsselstein aan [B] en/of [bedrijfsnaam 3] te verstrekken.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 tenlastegelegde en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte giften heeft gevraagd en/of ontvangen in ruil voor het gunnen van opdrachten aan leveranciers. Verdachte had geen beslissende stem in het verstrekken van opdrachten aan leveranciers. Binnen een panel werd gezamenlijk beslist aan welke externe partij een opdracht werd gegund. De uiteindelijke beslissing daarover lag bij de betrokken afdeling en/of de personen voor wie de leverancier zou gaan werken. Voorts heeft verdachte, in de hoedanigheid van [bedrijfsnaam 4] , daadwerkelijk werkzaamheden verricht voor de door hem gefactureerde bedragen aan de leveranciers. Er was dus nimmer sprake van een gift.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 16 juli 2014 heeft [aangever] , werkzaam als [functie] bij de gemeente IJsselstein, namens die gemeente aangifte gedaan van ambtelijke corruptie/omkoping. Op 13 november 2013 was hij door een externe partij geïnformeerd dat de concernadviseur van de gemeente IJsselstein prijsafspraken zou hebben getracht te maken bij het verlenen van een opdracht aan deze partij voor het leveren van diensten aan de gemeente IJsselstein. In opdracht van de gemeente IJsselstein heeft het accountantskantoor Ernst & Young een onderzoek ingesteld en daarover gerapporteerd. [2] Mr. N. Smeets heeft in opdracht van de gemeente het rapport van Ernst & Young bestudeerd en een overzicht gemaakt van de personen die zich mogelijk schuldig hebben gemaakt aan enig strafbaar feit. Daarin worden onder meer genoemd [verdachte] , werkzaam bij de gemeente IJsselstein en de heer [A] . [3] Op 6 januari 2014 heeft [aangever] verklaard dat [verdachte] tot de concernstaf van de gemeente IJsselstein behoorde. [verdachte] had HR (Human Resource) in zijn portefeuille en adviseerde bij MT-overleggen. [4] Zijn rol als organisatieadviseur paste goed binnen zijn functie. [verdachte] had budgethouderschappen, onder andere voor trainingen en was tekenbevoegd voor € 5.000,00 per verplichting. [5] [verdachte] maakte zelfstandig prijsafspraken met betrekking tot de in te kopen trainingen. [6]
Uit het aanstellingsbesluit van de gemeente IJsselstein van 25 juni 2002 blijkt dat [verdachte] met ingang van 1 september 2002 voor een periode van 12 maanden is aangesteld tot gemeenteambtenaar. [7] Met ingang van 25 juli 2003 is de tijdelijke aanstelling van [verdachte] gewijzigd in een aanstelling voor onbepaalde tijd. [8]
[B] , wonende te [woonplaats] en eigenaar van het [bedrijfsnaam 3] , heeft op 21 januari 2015 verklaard dat zij in 2008 was begonnen met het geven van management- en development opdrachten bij de gemeente IJsselstein. Zij had daar contact met [verdachte] en gaf daarbij aan, dat hij degene was met wie je als leverancier contact had. [9] Zij had ook ambtenaren gecoacht. De opdrachten voor de gemeente IJsselstein werden mondeling gegeven door [verdachte] . In het eerste gesprek met [verdachte] vroeg hij naar haar tarief. Zij noemde een bedrag van ongeveer € 400,00. [verdachte] stelde toen voor om
€ 800,00 aan de gemeente te factureren en hij zou dan vanuit zijn eigen bedrijf weer € 400,00 aan haar factureren. Hij zou haar een e-mail sturen met het voorstel. [10] Het was nooit gezegd welke tegenprestatie [verdachte] hiervoor zou leveren, maar hij zou hiervoor opdrachten voor haar regelen. Hij zou niet op een andere manier een tegenprestatie leveren. Hij had het voorstel gemaild, maar zij was niet op het voorstel ingegaan.
Ongeveer vier jaar geleden kwam zij in contact met [A] . Hij vertelde dat hij “erin gestonken was” en “het gedaan had”. Hij vertelde dat hij spijt had, dat hij zich door [verdachte] had laten verleiden om op het voorstel in te gaan. Hij had wel geld aan [verdachte] betaald. [11] Hij legde uit dat het echt een voorwaarde was om opdrachten van de gemeente IJsselstein te krijgen. Hij had uiteindelijk percentages tot 50% betaald aan [verdachte] . Hij had er spijt van dat hij zich door [verdachte] had laten chanteren. [A] raadde haar af om aangifte doen, omdat hij zelf dan in de penarie zou komen. [A] vertelde dat hij [verdachte] eens had gevraagd of hij niet bang was betrapt te worden. [verdachte] had gezegd: “Nee, hoezo? Iedereen wordt hier toch beter van.”
Na het gesprek met [A] had zij besloten om melding te maken. Zij had vervolgens een afspraak gemaakt met de [functie] , [aangever] en aan hem de e-mail van [verdachte] overhandigd, waarin deze vroeg om 50% van het gefactureerde bedrag. [12]
De door [B] overgelegde e-mail die afkomstig is van verdachte [verdachte] heeft onder andere de volgende inhoud:
Van: [verdachte] (mailto: [e-mailadres] )
Verzonden: Friday, February 29, 2008 2:20 PM
Aan: [B]
Onderwerp: zakelijk avontuur
Ha die [B] ,
De vorige mailtjes heb ik verzonden vanaf mijn werk-emailadres [e-mailadres] .(...)
Vanaf dit mailadres ( [e-mailadres] ) kunnen we documenten en berichten mailen die te maken hebben met (…) het programma.
De afspraken zijn strikt vertrouwelijk en alleen voor ons beiden bestemd.
Telkens bij een nieuwe opdracht (…) komen we vooraf (qua geld, reis, locatie, materiaal e.d.) alles overeen (…)
Voor deze nieuwe opdracht geldt dat jij 4 dagdelen ad € 800,- factureert, excl. kosten (…)
Ik factureer jou, vanuit mijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] , 4 dagdelen ad € 400,-, totaal € 1.600,- incl. kosten
Jij betaalt mij pas als jij het totaalfactuurbedrag op rekening hebt bijgeschreven.
(…) [13]
[A] , wonende te [woonplaats] en directeur van [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 1] heeft op 29 januari 2014 het volgende verklaard. [14] Op verzoek van de heer [verdachte] had hij agressietrainingen, Arbo-training, beleidsadvies en individuele begeleidings- en coachingtrajecten gegeven aan de medewerkers van de gemeente IJsselstein. [verdachte] was zijn enige aanspreekpunt bij de gemeente en bepaalde ook de prijs van de trainingen. [15] [verdachte] stelde een voorwaarde voor het gunnen van de opdracht aan [bedrijfsnaam 2] . Deze hield in dat 10% van het totaal gefactureerde bedrag door [bedrijfsnaam 2] aan de gemeente IJsselstein diende te worden overgemaakt naar de privébankrekening van [verdachte] . [verdachte] stuurde hiervoor facturen via zijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] . Voor deze facturen zijn geen werkzaamheden verricht door [verdachte] . [A] beschouwde dit als acquisitiekosten. [verdachte] liet hem gedurende 2007 steeds meer betalen, tot 50% van het door [bedrijfsnaam 2] gefactureerde bedrag. Ondanks dat er uren op de facturen van [verdachte] staan, zijn er geen werkzaamheden per uur verricht. [16]
In het onderzoek van de Rijksrecherche naar de facturatie met betrekking tot [bedrijfsnaam 2] (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) en [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) werden over de periode 19 mei 2006 tot en met 28 januari 2009 13 facturen afkomstig van [bedrijfsnaam 2] gericht aan de gemeente IJsselstein en 14 facturen afkomstig van [bedrijfsnaam 4] gericht aan [bedrijfsnaam 1] aangetroffen. [17]
Er lijkt een verband te bestaan tussen de bedragen op sommige facturen van [bedrijfsnaam 2] aan de gemeente IJsselstein enerzijds en de bedragen op de facturen van [bedrijfsnaam 4] aan [bedrijfsnaam 1] anderzijds. De bedragen exclusief BTW op de volgende facturen lijken namelijk als volgt met elkaar in relatie te staan:
- factuur A1-015 is afgerond 10% van factuur A1-014
- factuur A1-018 is 10% van factuur Al-016
- factuur A1-019 is 10% van factuur A1-017
- factuur A1-025 is zonder de reiskostencomponent 50% van factuur A1-02l
- factuur A1-024 is zonder de reiskostencomponent 50% van factuur Al-022
- factuur Al-027 is afgerond 50% van factuur Al-026
- factuur Al-032 is 50% van factuur A1-031
- factuur Al-033 is 50% van factuur A1-030
- factuur Al-039 is zonder de reiskosten 50% van factuur Al-037
- factuur Al-041 is 50% van factuur Al-040 [18]
Uit onderzoek volgt dat de bedragen op de facturen van [bedrijfsnaam 4] aan [bedrijfsnaam 1] daadwerkelijk door [bedrijfsnaam 2] zijn overgemaakt aan [bedrijfsnaam 4] . [19]
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard:
Uit hoofde van mijn functie bij de gemeente IJsselstein heb ik gesprekken met [A] gevoerd over de door [A] uit te voeren werkzaamheden voor de gemeente IJsselstein. Ik heb [A] , uit hoofde van mijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] , facturen gestuurd.
Op 29 februari 2008 heb ik de mail gestuurd naar [B] , naar aanleiding van het gesprek dat ik daarvoor met [B] had gevoerd. Ik onderhield bij de gemeente IJsselstein contacten met leveranciers. Ik heb bij de gemeente ook leveranciers afgeraden. De leveranciers waren dan boos op mij. [20]
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt hieromtrent nog het volgende.
Verdachte was uit hoofde van zijn functie voor de gemeente IJsselstein mede verantwoordelijk voor het verstrekken van opdrachten aan leveranciers voor onder andere cursussen, trainingen en coaching trajecten. Hij voerde gesprekken met de betreffende leveranciers, maakte prijsafspraken, fungeerde als contactpersoon en was tekenbevoegd voor het aftekenen van de facturen van de leveranciers. Verdachte had ook de bevoegdheid leveranciers af te raden. Hij had met andere woorden binnen de gemeente een belangrijke positie bij het sluiten van overeenkomsten met de hier bedoelde leveranciers.
Verdachte heeft tegen deze achtergrond zelf contact gezocht met [A] met het oog op door deze [A] te verrichten werkzaamheden voor de gemeente IJsselstein. Verdachte was voor [A] de enige contactpersoon van de gemeente IJsselstein.
Uit de verklaringen van [A] en [B] volgt dat verdachte - in ruil voor het gunnen van opdrachten aan [A] namens de gemeente IJsselstein - een bedrag van aanvankelijk 10% van het door [A] aan de gemeente IJsselstein te factureren bedrag vroeg. Dit percentage werd in de loop van de tijd verhoogd tot 50%. Deze bedragen werden door [bedrijfsnaam 4] , het eenmansbedrijf van verdachte, aan [A] gefactureerd nadat [A] zijn eigen factuur bij de gemeente IJsselstein had ingediend. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van deze verklaringen. Zij vinden in belangrijke mate steun in elkaar alsook in het overzicht van facturen van [A] aan de gemeente IJsselstein enerzijds en facturen van [bedrijfsnaam 4] aan [A] en diens bedrijf anderzijds. De door [bedrijfsnaam 4] ingediende facturen zijn door [A] betaald.
De rechtbank stelt uit het voorgaande – in onderling verband en samenhang beschouwd – vast dat er tegenover vrijwel elke factuur van [A] aan de gemeente IJsselstein een factuur van de eenmanszaak van verdachte, [bedrijfsnaam 4] , aan [A] staat met daarin een betalingsverplichting ter hoogte van een percentage van ofwel ongeveer 10% ofwel ongeveer 50% van het door [A] aan de gemeente gefactureerde bedrag. Hoewel een verband tussen deze twee factuurstromen wél aannemelijk is, is er geen verband aannemelijk geworden tussen de facturen van [bedrijfsnaam 4] en daadwerkelijk door verdachte via zijn eenmanszaak aan [A] geleverde diensten ten behoeve van die opdrachten. De rechtbank is van oordeel dat het – ook gelet op de verklaringen van [A] en [B] – niet anders kan zijn dan dat de door verdachte aan [A] in rekening gebrachte bedragen bedoeld waren als steekpenningen voor het gunnen van opdrachten van de gemeente IJsselstein aan [A] .
Uit de verklaring van [B] volgt voorts dat verdachte degene bij de gemeente IJsselstein was met wie zij contact had en die haar ook de opdrachten verstrekte. Verdachte stelde haar voor om het door haar aan de gemeente IJsselstein te factureren bedrag met 50% te verhogen. Deze 50% zou dan door verdachte, uit hoofde van [bedrijfsnaam 4] , aan [B] gefactureerd worden en diende op zijn privérekening te worden overgemaakt. Verdachte zou in ruil hiervoor opdrachten voor haar regelen. Hij zou niet op een andere manier een tegenprestatie leveren. Zij kon zich hierbij niets anders voorstellen dat dat het puur bedoeld was als steekpenningen. Verdachte heeft vervolgens gemaild dat hij 50% van het door [B] aan de gemeente IJsselstein te declareren bedrag, uit hoofde van [bedrijfsnaam 4] , aan [B] zal declareren. In de e-mail wordt geen melding gemaakt van enige werkzaamheden die verdachte daarvoor, uit hoofde van [bedrijfsnaam 4] , voor [B] zal verrichten.
Dat [B] hier vervolgens niet aan heeft meegewerkt en desondanks opdrachten van de gemeente IJsselstein heeft gekregen, doet niet af aan het feit dat verdachte zijn positie bij de gemeente heeft gebruikt om [B] ertoe te bewegen hem voordeel te verstrekken met het kennelijke doel of de uiterlijke schijn om een ambtelijke gedraging te stimuleren.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 19 mei 2006 tot en met 28 januari 2009 te IJsselstein als ambtenaar, te weten beleidsmedewerker bij de afdeling Personeel en Organisatie van de gemeente IJsselstein en (concernstaf)adviseur bij de gemeente IJsselstein, telkens een gift te voldoen door [A] en/of [bedrijfsnaam 1] / [bedrijfsnaam 2] ,
te weten, het telkens betalen van een geldbedrag, aan verdachte en/of zijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] , heeft gevraagd
- teneinde hem, verdachte te bewegen om, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn bediening iets te doen en
- ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn huidige bediening is gedaan,
en
heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte, telkens wist, dat die gift(en) (hem) gedaan werd(en)
- teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn bediening iets te doen en
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn huidige bediening is gedaan,
te weten het gunnen van opdrachten (tot het geven van (een) cursus(sen) en training(en) en coachingstraject(en)) van de gemeente IJsselstein aan die [A] en/of [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 2] ;
2.
op 29 februari 2008 te IJsselstein en/of Nieuwegein, als ambtenaar, te weten beleidsmedewerker bij de afdeling Personeel en Organisatie van de gemeente IJsselstein en/of concernstaf)adviseur, werkzaam bij de gemeente IJsselstein, een gift te voldoen door [B] en/of [bedrijfsnaam 3] ), te weten het betalen van een geldbedrag van € 1600,- aan verdachte en/of zijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] , heeft gevraagd
- teneinde hem, verdachte te bewegen om, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn bediening iets te doen,
te weten het gunnen van opdrachten (tot het geven van (een) cursus(sen) en/of
training(en) en/of coachingstraject(en)) van de gemeente IJsselstein aan die [B] en/of [bedrijfsnaam 3] .
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
Voortgezette handeling van als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
en
als ambtenaar een gift aannemen teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.
feit 2
Als ambtenaar een gift vragen teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 60 uren indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak voor beide ten laste gelegde feiten bepleit. Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, maar dat de officier van justitie daarmee bij haar eis voldoende rekening heeft gehouden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode van bijna drie jaren schuldig gemaakt aan een ernstige vorm van corruptie. Hij heeft als ambtenaar van de gemeente aan leveranciers van diensten aan de gemeente IJsselstein, geld gevraagd en in ontvangst genomen in ruil voor opdrachten. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie en het in hem gestelde vertrouwen heeft geschonden. Een gemeenteambtenaar neemt - gelet op zijn taak en functie - een bijzondere plaats in de samenleving in. Om die reden wordt van hem volledige integriteit en onkreukbaarheid verwacht. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen van de burger in de objectiviteit van de overheid in ernstige mate aangetast. Verdachte heeft daarnaast door zijn handelwijze ernstige schade toegebracht aan het imago van de gemeente IJsselstein in het algemeen en zijn directe collega’s in het bijzonder.
Verdachte heeft er op geen enkel moment blijk van gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Dergelijke zware feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in beginsel zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht echter omstandigheden aanwezig om hiervan af te wijken.
Het betreft het hier zeer oude feiten uit de periode 2006 – 2009. Na de melding van [B] in november 2013 heeft de gemeente, na onderzoek door externen, in juli 2014 aangifte gedaan. In maart 2015 heeft de Rijksrecherche het onderzoek afgerond. Vervolgens heeft de zaak geruime tijd bij het Openbaar Ministerie gelegen voordat de zaak op 31 mei 2018 op zitting werd behandeld.
Voorts heeft verdachte een blanco strafblad. Daaruit volgt dat verdachte ook na het plegen van de onderhavige feiten niet is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten slotte rekening met het feit dat verdachte als gevolg van de onderhavige feiten zijn baan bij de gemeente heeft verloren en sindsdien niet meer werkzaam is in een soortgelijke functie.
Redelijke termijn
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een schending van de redelijke termijn. De rechtbank stelt voorop dat art. 6 EVRM niet dwingt tot de opvatting dat het eerste verhoor van de verdachte door de politie steeds als handeling heeft te gelden waaraan een verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld.
De rechtbank acht bij het beoordelen van de redelijke termijn de volgende omstandigheden van belang. Verdachte is op 5 maart 2015 voor het eerst op uitnodiging van de Rijksrecherche gehoord. Hij is daarbij niet in verzekering gesteld. Verdachte heeft de hem verweten gedragingen tijdens het verhoor niet bekend. Hij is voor de feiten ook nadien niet aangehouden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de redelijke termijn – gelet op deze omstandigheden – ten tijde van het politieverhoor nog geen aanvang genomen. Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn wél op 28 oktober 2016 gaan lopen. Toen stuurde het Openbaar Ministerie aan de advocaat van verdachte een brief, waarin het aangaf voornemens te zijn verdachte te vervolgen en te dagvaarden voor de meervoudige kamer. De zaak is vanaf dat moment gerekend binnen twee jaar op zitting behandeld en afgedaan. Hoewel er geen sprake is van een schending van de redelijke termijn, zal de rechtbank, zoals zij hiervoor heeft overwogen, het tijdsverloop in deze zaak wel ten gunste van verdachte verdisconteren in de op te leggen straf.
Gelet op alle omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf, zoals gevorderd door de officier van justitie, passend en geboden is.
De rechtbank zal een taakstraf voor de duur van 60 uren opleggen, indien deze niet naar behoren wordt verricht, te vervangen door 30 dagen hechtenis.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 56, 57 en 363 (oud) van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en 2 en meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 60 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. E. van den Brink en
R.G.A. Beaujean, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2018.
Mr. R.G.A. Beaujean is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 19 mei 2006 tot en met 31 december 2009 te IJsselstein en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, als ambtenaar, te weten beleidsmedewerker bij de afdeling Personeel en Organisatie van de gemeente IJsselstein en/of (concernstaf)adviseur, althans als ambtenaar werkzaam bij de gemeente IJsselstein, (telkens) een gift of belofte dan wel een dienst (te (vol)doen door en/of voldaan door [A] en/of [bedrijfsnaam 1] / [bedrijfsnaam 2] ),
te weten het (telkens) betalen van een geldbedrag, althans het (telkens) gunnen van werkzaamheden tegen betaling, aan verdachte en/of (zijn eenmanszaak) [bedrijfsnaam 4] ,
heeft gevraagd
- teneinde hem, verdachte te bewegen om, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
en/of
heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, althans redelijkerwijs kon vermoeden, dat die gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) (hem) gedaan en/of verleend en/of aangeboden werd(en)
- teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan of nagelaten,
te weten het gunnen van opdrachten (tot het geven van (een) cursus(sen) en/of training(en) en/of coachingstraject(en)) van de gemeente IJsselstein aan die [A] en/of [bedrijfsnaam 1] en/of [bedrijfsnaam 2] ;
(art. 363 lid 1 ahf sub 1 t/m 4 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 29 februari 2008 te IJsselstein en/of Nieuwegein, in elk geval in Nederland, als ambtenaar, te weten beleidsmedewerker bij de afdeling Personeel en Organisatie van de gemeente IJsselstein en/of (concernstaf)adviseur, althans als ambtenaar werkzaam bij de gemeente IJsselstein,
(telkens) een gift of belofte dan wel een dienst (te (vol)doen door [B] en/of [bedrijfsnaam 3] ),
te weten het betalen van een geldbedrag van € 1600,= aan verdachte en/of (zijn eenmanszaak) [bedrijfsnaam 4] , heeft gevraagd
- teneinde hem, verdachte te bewegen om, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten en/of
- ten gevolge en/of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, in strijd met zijn, verdachtes plicht, in zijn huidige of vroegere bediening is gedaan en/of nagelaten,
te weten het gunnen van opdrachten (tot het geven van (een) cursus(sen) en/of
training(en) en/of coachingstraject(en)) van de gemeente IJsselstein aan die [B] en/of [bedrijfsnaam 3] ;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal in het onderzoek Doornhaai van 30 maart 2015, genummerd 20140071, opgemaakt door de Rijksrecherche Regio Noord-Oost, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 1149. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , pagina 86.
3.Proces-verbaal van aangifte [aangever] , pagina 87.
4.afschrift van het interviewverslag Ernst en Young Fraude Investigation & Dispute Services met [aangever] , pagina 192.
5.Een afschrift van het interviewverslag Ernst en Young Fraude Investigation & Dispute Services met [aangever] , pagina 193.
6.Een afschrift van het interviewverslag Ernst en Young Fraude Investigation & Dispute Services met [aangever] , pagina 194.
7.Een afschrift van het gemeentebesluit IJsselstein van 25 juni 2002.
8.Een afschrift van het gemeentebesluit IJsselstein van 8 juli 2003.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [B] , pagina 415.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [B] , pagina 416.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [B] , pagina 417.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [B] , pagina 418.
13.Bijlage A3-002, pagina 410.
14.afschrift van het interviewverslag Ernst en Young Fraude Investigation & Dispute Services met [A] , pagina 279.
15.afschrift van het interviewverslag Ernst en Young Fraude Investigation & Dispute Services met [A] , pagina 280.
16.afschrift van het interviewverslag Ernst en Young Fraude Investigation & Dispute Services met [A] , pagina 281.
17.Proces-verbaal van onderzoek [bedrijfsnaam 1] / [bedrijfsnaam 2] , pagina 204 tot en met 212.
18.Proces-verbaal van onderzoek [bedrijfsnaam 1] / [bedrijfsnaam 2] , pagina 213.
19.Proces-verbaal van onderzoek [bedrijfsnaam 1] / [bedrijfsnaam 2] , pagina 214.
20.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 31 mei 2018.