4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Op 16 juli 2014 heeft [aangever] , werkzaam als [functie] bij de gemeente IJsselstein, namens die gemeente aangifte gedaan van ambtelijke corruptie/omkoping. Op 13 november 2013 was hij door een externe partij geïnformeerd dat de concernadviseur van de gemeente IJsselstein prijsafspraken zou hebben getracht te maken bij het verlenen van een opdracht aan deze partij voor het leveren van diensten aan de gemeente IJsselstein. In opdracht van de gemeente IJsselstein heeft het accountantskantoor Ernst & Young een onderzoek ingesteld en daarover gerapporteerd.Mr. N. Smeets heeft in opdracht van de gemeente het rapport van Ernst & Young bestudeerd en een overzicht gemaakt van de personen die zich mogelijk schuldig hebben gemaakt aan enig strafbaar feit. Daarin worden onder meer genoemd [verdachte] , werkzaam bij de gemeente IJsselstein en de heer [A] .Op 6 januari 2014 heeft [aangever] verklaard dat [verdachte] tot de concernstaf van de gemeente IJsselstein behoorde. [verdachte] had HR (Human Resource) in zijn portefeuille en adviseerde bij MT-overleggen.Zijn rol als organisatieadviseur paste goed binnen zijn functie. [verdachte] had budgethouderschappen, onder andere voor trainingen en was tekenbevoegd voor € 5.000,00 per verplichting.[verdachte] maakte zelfstandig prijsafspraken met betrekking tot de in te kopen trainingen.
Uit het aanstellingsbesluit van de gemeente IJsselstein van 25 juni 2002 blijkt dat [verdachte] met ingang van 1 september 2002 voor een periode van 12 maanden is aangesteld tot gemeenteambtenaar.Met ingang van 25 juli 2003 is de tijdelijke aanstelling van [verdachte] gewijzigd in een aanstelling voor onbepaalde tijd.
[B] , wonende te [woonplaats] en eigenaar van het [bedrijfsnaam 3] , heeft op 21 januari 2015 verklaard dat zij in 2008 was begonnen met het geven van management- en development opdrachten bij de gemeente IJsselstein. Zij had daar contact met [verdachte] en gaf daarbij aan, dat hij degene was met wie je als leverancier contact had.Zij had ook ambtenaren gecoacht. De opdrachten voor de gemeente IJsselstein werden mondeling gegeven door [verdachte] . In het eerste gesprek met [verdachte] vroeg hij naar haar tarief. Zij noemde een bedrag van ongeveer € 400,00. [verdachte] stelde toen voor om
€ 800,00 aan de gemeente te factureren en hij zou dan vanuit zijn eigen bedrijf weer € 400,00 aan haar factureren. Hij zou haar een e-mail sturen met het voorstel.Het was nooit gezegd welke tegenprestatie [verdachte] hiervoor zou leveren, maar hij zou hiervoor opdrachten voor haar regelen. Hij zou niet op een andere manier een tegenprestatie leveren. Hij had het voorstel gemaild, maar zij was niet op het voorstel ingegaan.
Ongeveer vier jaar geleden kwam zij in contact met [A] . Hij vertelde dat hij “erin gestonken was” en “het gedaan had”. Hij vertelde dat hij spijt had, dat hij zich door [verdachte] had laten verleiden om op het voorstel in te gaan. Hij had wel geld aan [verdachte] betaald.Hij legde uit dat het echt een voorwaarde was om opdrachten van de gemeente IJsselstein te krijgen. Hij had uiteindelijk percentages tot 50% betaald aan [verdachte] . Hij had er spijt van dat hij zich door [verdachte] had laten chanteren. [A] raadde haar af om aangifte doen, omdat hij zelf dan in de penarie zou komen. [A] vertelde dat hij [verdachte] eens had gevraagd of hij niet bang was betrapt te worden. [verdachte] had gezegd: “Nee, hoezo? Iedereen wordt hier toch beter van.”
Na het gesprek met [A] had zij besloten om melding te maken. Zij had vervolgens een afspraak gemaakt met de [functie] , [aangever] en aan hem de e-mail van [verdachte] overhandigd, waarin deze vroeg om 50% van het gefactureerde bedrag.
De door [B] overgelegde e-mail die afkomstig is van verdachte [verdachte] heeft onder andere de volgende inhoud:
Van: [verdachte] (mailto: [e-mailadres] )
Verzonden: Friday, February 29, 2008 2:20 PM
Aan: [B]
Onderwerp: zakelijk avontuur
Ha die [B] ,
De vorige mailtjes heb ik verzonden vanaf mijn werk-emailadres [e-mailadres] .(...)
Vanaf dit mailadres ( [e-mailadres] ) kunnen we documenten en berichten mailen die te maken hebben met (…) het programma.
De afspraken zijn strikt vertrouwelijk en alleen voor ons beiden bestemd.
Telkens bij een nieuwe opdracht (…) komen we vooraf (qua geld, reis, locatie, materiaal e.d.) alles overeen (…)
Voor deze nieuwe opdracht geldt dat jij 4 dagdelen ad € 800,- factureert, excl. kosten (…)
Ik factureer jou, vanuit mijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] , 4 dagdelen ad € 400,-, totaal € 1.600,- incl. kosten
Jij betaalt mij pas als jij het totaalfactuurbedrag op rekening hebt bijgeschreven.
(…)
[A] , wonende te [woonplaats] en directeur van [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 1] heeft op 29 januari 2014 het volgende verklaard.Op verzoek van de heer [verdachte] had hij agressietrainingen, Arbo-training, beleidsadvies en individuele begeleidings- en coachingtrajecten gegeven aan de medewerkers van de gemeente IJsselstein. [verdachte] was zijn enige aanspreekpunt bij de gemeente en bepaalde ook de prijs van de trainingen.[verdachte] stelde een voorwaarde voor het gunnen van de opdracht aan [bedrijfsnaam 2] . Deze hield in dat 10% van het totaal gefactureerde bedrag door [bedrijfsnaam 2] aan de gemeente IJsselstein diende te worden overgemaakt naar de privébankrekening van [verdachte] . [verdachte] stuurde hiervoor facturen via zijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] . Voor deze facturen zijn geen werkzaamheden verricht door [verdachte] . [A] beschouwde dit als acquisitiekosten. [verdachte] liet hem gedurende 2007 steeds meer betalen, tot 50% van het door [bedrijfsnaam 2] gefactureerde bedrag. Ondanks dat er uren op de facturen van [verdachte] staan, zijn er geen werkzaamheden per uur verricht.
In het onderzoek van de Rijksrecherche naar de facturatie met betrekking tot [bedrijfsnaam 2] (hierna: [bedrijfsnaam 2] ) en [bedrijfsnaam 1] (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) werden over de periode 19 mei 2006 tot en met 28 januari 2009 13 facturen afkomstig van [bedrijfsnaam 2] gericht aan de gemeente IJsselstein en 14 facturen afkomstig van [bedrijfsnaam 4] gericht aan [bedrijfsnaam 1] aangetroffen.
Er lijkt een verband te bestaan tussen de bedragen op sommige facturen van [bedrijfsnaam 2] aan de gemeente IJsselstein enerzijds en de bedragen op de facturen van [bedrijfsnaam 4] aan [bedrijfsnaam 1] anderzijds. De bedragen exclusief BTW op de volgende facturen lijken namelijk als volgt met elkaar in relatie te staan:
- factuur A1-015 is afgerond 10% van factuur A1-014
- factuur A1-018 is 10% van factuur Al-016
- factuur A1-019 is 10% van factuur A1-017
- factuur A1-025 is zonder de reiskostencomponent 50% van factuur A1-02l
- factuur A1-024 is zonder de reiskostencomponent 50% van factuur Al-022
- factuur Al-027 is afgerond 50% van factuur Al-026
- factuur Al-032 is 50% van factuur A1-031
- factuur Al-033 is 50% van factuur A1-030
- factuur Al-039 is zonder de reiskosten 50% van factuur Al-037
- factuur Al-041 is 50% van factuur Al-040
Uit onderzoek volgt dat de bedragen op de facturen van [bedrijfsnaam 4] aan [bedrijfsnaam 1] daadwerkelijk door [bedrijfsnaam 2] zijn overgemaakt aan [bedrijfsnaam 4] .
Verdachte heeft ter zitting onder meer verklaard:
Uit hoofde van mijn functie bij de gemeente IJsselstein heb ik gesprekken met [A] gevoerd over de door [A] uit te voeren werkzaamheden voor de gemeente IJsselstein. Ik heb [A] , uit hoofde van mijn eenmanszaak [bedrijfsnaam 4] , facturen gestuurd.
Op 29 februari 2008 heb ik de mail gestuurd naar [B] , naar aanleiding van het gesprek dat ik daarvoor met [B] had gevoerd. Ik onderhield bij de gemeente IJsselstein contacten met leveranciers. Ik heb bij de gemeente ook leveranciers afgeraden. De leveranciers waren dan boos op mij.
Bewijsoverwegingen
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op beide feiten, maar op één feit. Het door de raadsvrouw gevoerde verweer wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De rechtbank overweegt hieromtrent nog het volgende.
Verdachte was uit hoofde van zijn functie voor de gemeente IJsselstein mede verantwoordelijk voor het verstrekken van opdrachten aan leveranciers voor onder andere cursussen, trainingen en coaching trajecten. Hij voerde gesprekken met de betreffende leveranciers, maakte prijsafspraken, fungeerde als contactpersoon en was tekenbevoegd voor het aftekenen van de facturen van de leveranciers. Verdachte had ook de bevoegdheid leveranciers af te raden. Hij had met andere woorden binnen de gemeente een belangrijke positie bij het sluiten van overeenkomsten met de hier bedoelde leveranciers.
Verdachte heeft tegen deze achtergrond zelf contact gezocht met [A] met het oog op door deze [A] te verrichten werkzaamheden voor de gemeente IJsselstein. Verdachte was voor [A] de enige contactpersoon van de gemeente IJsselstein.
Uit de verklaringen van [A] en [B] volgt dat verdachte - in ruil voor het gunnen van opdrachten aan [A] namens de gemeente IJsselstein - een bedrag van aanvankelijk 10% van het door [A] aan de gemeente IJsselstein te factureren bedrag vroeg. Dit percentage werd in de loop van de tijd verhoogd tot 50%. Deze bedragen werden door [bedrijfsnaam 4] , het eenmansbedrijf van verdachte, aan [A] gefactureerd nadat [A] zijn eigen factuur bij de gemeente IJsselstein had ingediend. De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van deze verklaringen. Zij vinden in belangrijke mate steun in elkaar alsook in het overzicht van facturen van [A] aan de gemeente IJsselstein enerzijds en facturen van [bedrijfsnaam 4] aan [A] en diens bedrijf anderzijds. De door [bedrijfsnaam 4] ingediende facturen zijn door [A] betaald.
De rechtbank stelt uit het voorgaande – in onderling verband en samenhang beschouwd – vast dat er tegenover vrijwel elke factuur van [A] aan de gemeente IJsselstein een factuur van de eenmanszaak van verdachte, [bedrijfsnaam 4] , aan [A] staat met daarin een betalingsverplichting ter hoogte van een percentage van ofwel ongeveer 10% ofwel ongeveer 50% van het door [A] aan de gemeente gefactureerde bedrag. Hoewel een verband tussen deze twee factuurstromen wél aannemelijk is, is er geen verband aannemelijk geworden tussen de facturen van [bedrijfsnaam 4] en daadwerkelijk door verdachte via zijn eenmanszaak aan [A] geleverde diensten ten behoeve van die opdrachten. De rechtbank is van oordeel dat het – ook gelet op de verklaringen van [A] en [B] – niet anders kan zijn dan dat de door verdachte aan [A] in rekening gebrachte bedragen bedoeld waren als steekpenningen voor het gunnen van opdrachten van de gemeente IJsselstein aan [A] .
Uit de verklaring van [B] volgt voorts dat verdachte degene bij de gemeente IJsselstein was met wie zij contact had en die haar ook de opdrachten verstrekte. Verdachte stelde haar voor om het door haar aan de gemeente IJsselstein te factureren bedrag met 50% te verhogen. Deze 50% zou dan door verdachte, uit hoofde van [bedrijfsnaam 4] , aan [B] gefactureerd worden en diende op zijn privérekening te worden overgemaakt. Verdachte zou in ruil hiervoor opdrachten voor haar regelen. Hij zou niet op een andere manier een tegenprestatie leveren. Zij kon zich hierbij niets anders voorstellen dat dat het puur bedoeld was als steekpenningen. Verdachte heeft vervolgens gemaild dat hij 50% van het door [B] aan de gemeente IJsselstein te declareren bedrag, uit hoofde van [bedrijfsnaam 4] , aan [B] zal declareren. In de e-mail wordt geen melding gemaakt van enige werkzaamheden die verdachte daarvoor, uit hoofde van [bedrijfsnaam 4] , voor [B] zal verrichten.
Dat [B] hier vervolgens niet aan heeft meegewerkt en desondanks opdrachten van de gemeente IJsselstein heeft gekregen, doet niet af aan het feit dat verdachte zijn positie bij de gemeente heeft gebruikt om [B] ertoe te bewegen hem voordeel te verstrekken met het kennelijke doel of de uiterlijke schijn om een ambtelijke gedraging te stimuleren.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.