Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingslocatie Utrecht
Rechtbank Midden-Nederland
Op 12 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 16/660034-14. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze beslissing volgde op een eerdere vrijspraak van de verdachte in de strafzaak die gelijktijdig met de ontnemingsvordering werd behandeld. Tijdens de terechtzitting op 29 mei 2018 heeft de officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. M.H. Hoogendam, een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op een bedrag van € 21.813,29. De verdediging, vertegenwoordigd door dhr. [A] en mr. M.C.A. Geerts, pleitte voor vrijspraak en verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde, de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de ontnemingsvordering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. R.L.M. van Opstal en de rechters mrs. K.J. Veenstra en M.W.V. van Duursen, in aanwezigheid van griffiers J.J. Veldhuizen en mr. H.L. Kappel.