ECLI:NL:RBMNE:2018:2631

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
16/660034-14 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in ontnemingsvordering wegens vrijspraak

Op 12 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Utrecht, uitspraak gedaan in een ontnemingszaak met parketnummer 16/660034-14. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze beslissing volgde op een eerdere vrijspraak van de verdachte in de strafzaak die gelijktijdig met de ontnemingsvordering werd behandeld. Tijdens de terechtzitting op 29 mei 2018 heeft de officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. M.H. Hoogendam, een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op een bedrag van € 21.813,29. De verdediging, vertegenwoordigd door dhr. [A] en mr. M.C.A. Geerts, pleitte voor vrijspraak en verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen. De rechtbank oordeelde dat, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het ten laste gelegde, de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de ontnemingsvordering. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. R.L.M. van Opstal en de rechters mrs. K.J. Veenstra en M.W.V. van Duursen, in aanwezigheid van griffiers J.J. Veldhuizen en mr. H.L. Kappel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/660034-14 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 juni 2018
in de ontnemingszaak tegen
[bedrijfsnaam] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 mei 2018. De onderhavige ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen de verdachte, bekend onder hetzelfde parketnummer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.H. Hoogendam en van hetgeen verdachte, vertegenwoordigd door dhr. [A] , en mr. M.C.A. Geerts, advocaat te Oirschot, naar voren hebben gebracht.

2.DE BEOORDELING

2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij haar eerder ingediende schriftelijke vordering van 27 november 2017. Deze vordering strekt ertoe dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vaststelt op een bedrag van € 21.813,29 en aan verdachte de verplichting oplegt tot betaling van dat bedrag aan de Staat.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in de strafzaak vrijspraak bepleit en heeft gelet hierop verzocht de vordering van de officier van justitie af te wijzen dan wel de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is door de rechtbank bij vonnis van 12 juni 2018 vrijgesproken van het ten laste gelegde, het gronddelict voor de onderhavige ontnemingsvordering. De rechtbank zal om die reden de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.BESLISSING

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.L.M. van Opstal, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en M.W.V. van Duursen, rechters, in tegenwoordigheid van J.J. Veldhuizen en mr. H.L. Kappel, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juni 2018.