ECLI:NL:RBMNE:2018:262

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
6478265
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en de rechtsgeldigheid daarvan in het kader van veiligheidsvoorschriften binnen een glasbedrijf

In deze zaak gaat het om de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet van een werknemer, [verzoeker], die op 14 november 2017 onder een hangende last van glas doorliep, wat in strijd was met de veiligheidsvoorschriften van zijn werkgever, [verweerster] B.V. [verzoeker] was sinds 2001 in dienst bij [verweerster] en had geen eerdere overtredingen. De werkgever stelde dat het gedrag van [verzoeker] een dringende reden voor ontslag op staande voet vormde, terwijl [verzoeker] betwistte dat hij op de hoogte was van een verbod om onder hangende lasten door te lopen. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was, omdat de werkgever onvoldoende had aangetoond dat [verzoeker] op de hoogte was van de sancties en dat er geen eerdere overtredingen waren geweest. De kantonrechter vernietigde het ontslag en veroordeelde [verweerster] tot wedertewerkstelling en betaling van achterstallig salaris. De rechter benadrukte dat de werkgever de werknemer duidelijk had moeten informeren over de gevolgen van zijn gedrag en dat de cao en het bedrijfsreglement niet in overeenstemming waren met de opgelegde sanctie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6478265 UE VERZ 17-479 SW/1581
Beschikking van 22 januari 2018
inzake
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker] ,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. J. Bredius,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [verweerster] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. P.H. van der Vleuten.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift van [verzoeker] , ter griffie ingekomen op 20 november 2017, met 4 producties;
  • het verweerschrift van [verweerster] van 13 december 2017 met 9 producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 december 2017. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerster] is een internationale verkoop- en distributieorganisatie van vlakglas. Bij haar werken ongeveer 150 medewerkers. De werkzaamheden vinden grotendeels plaats in een grote productiehal. Het glas wordt onder meer vervoerd door middel van 17 kranen. De glasplaten hangen daarbij in een glasklem.
2.2.
[verzoeker] , geboren op [1963] (thans 54 jaar oud), is op 5 november 2001 bij [verweerster] in dienst getreden voor bepaalde tijd, welke arbeidsovereenkomst per 5 november 2004 is omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Aanvankelijk hield hij zich bezig met glassnijwerk, later met schoonmaken en inpakken van producten van [verweerster] . Zij salaris bedroeg laatstelijk € 1.845,27 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag en overige emolumenten.
2.3.
Artikel 3 van de schriftelijke arbeidsovereenkomst bepaalt dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn
"de thans geldende bepalingen van de CAO voor de Groothandel in Vlakglas, het Glasbewerkings en het Glazeniersbedrijf"(hierna: de cao).
2.4.
De cao vermeldt onder meer:
"ARTIKEL 9 VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
(…)
5. Overtreding voorschriften
Bij overtreding van de veiligheidsvoorschriften, die door de werkgever schriftelijk moeten worden bekendgemaakt, gelden de volgende sancties:
a)
bij de eerste overtreding wordt de werknemer schriftelijk gewaarschuwd;
b)
bij de tweede overtreding heeft de werkgever het recht om 1 ADV-dag of 1 dag loon in te houden;
c)
bij de derde overtreding heeft de werkgever het recht om 2 ADV-dagen of 2 dagen loon in te houden.
(…)
ARTIKEL 10 VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
1. Geen afwijking
De werkgever verplicht zich tegenover de vakverenigingen, om geen werknemers in dienst te hebben onder voorwaarden die slechter zijn dan in deze cao vastgelegd. (…)
(…)
ARTIKEL 11A VEILIGHEID
De werknemer is medeverantwoordelijk voor de goede orde en de veiligheid in de onderneming en voor de naleving van de aanwijzingen en voorschriften die de werkgever daartoe verstrekt of laat verstrekken.De werkgever moet alle passende maatregelen nemen die nodig zijn voor de uitvoering van de wettelijke voorschriften ter bescherming van de personen die bij hem werken. In het algemeen moet hij zodanige maatregelen nemen dat zijn werknemers zoveel beschermd zijn als redelijkerwijs gevraagd kan worden.
Als de werkgever op grond hiervan beschermende middelen ter beschikking stelt, is de werknemer verplicht hiervan gebruik te maken. Niet-nakoming van deze verplichting kan voor de werkgever dringende reden zijn voor ontslag op staande voet in de zin van artikel 677 Burgerlijk Wetboek.
(…)".
2.5.
Het bedrijfsreglement van [verweerster] maakt onderdeel uit van de arbeidsovereenkomst. Het bedrijfsreglement versie mei 2016 vermeldt onder meer:
"Artikel 3.6 Veiligheidsregels
(…) Voor deze veiligheidsregels en voorschriften is een speciaal veiligheidsboekje opgesteld dat bij indiensttreding wordt uitgereikt en waarvan een exemplaar bij P&O beschikbaar is.
(…)
Artikel 3.7 Sancties
Voor overtreding van de bedrijfs- en veiligheidsregels is, de volgende sanctieprocedure van kracht:
1e overtreding schriftelijke waarschuwing
2e overtreding 2e schriftelijke waarschuwing en inhouding van een snipperdag of een dag loon
3e overtreding 3e schriftelijke waarschuwing en inhouding van 2 snipperdagen of 2 dagen loon
4 overtreding schorsing zonder behoud van loon
verdere overtredingen ontslag
"Bij een (veiligheids)overtreding die voor [verweerster] valt onder de noemer "dringende reden" voor ontslag op staande voet, zoals omschreven in het Burgerlijk Wetboek, volgt ook direct ontslag op staande voet. Het overtreden van de een van de top-20 veiligheidsregels valt hier ook onder".
2.6.
Het veiligheidsboekje van [verweerster] uitgave juni 2016 vermeldt onder meer:
"6. Top 20 Veiligheidsvoorschriften
Veiligheidsvoorzieningen
1.
Paaltjes tussen kisten.
2.
Stalen palen in de rongen of plat op de grond.
3.
Max 3 kisten tussen rongen.
4.
Kisten goed recht neer zetten.
5.
Geen glas direct op de grond plaatsen
Kranen/hijsen
6.
de lastrecht omhoog hijsen met de kraan.
7.
Kraan niet gebruiken voor andere zaken dan recht omhoog hijsen van lading.
8.
Geen lading in kraan laten hangen zonder toezicht.
9.
Niet onder een hangende last door lopen.
Orde/netheid
10.
Gereedschap niet laten slingeren.
11.
Schoonhouden werkomgeving: bandijzer bij elkaar, plastic bij elkaar, hout bij elkaar, hout met spijkers opruimen.
12.
Niet roken.
13.
Grote stukken breukglas op bok bij de snijtafel om op te ruimen.
14.
Kleine stukken breukglas: schoonmaakploeg waarschuwen.
Bewustwording:
15.
Conditie kist beoordelen voor hijsen (zit er bandijzer omheen/kan ik deze kist wel kranen).
16.
Is het glas onbeschadigd voordat ik het/bewerk?
17.
Vrachtwagens onder begeleiding naar binnen.
18.
Is het materiaal waar ik mee werk in goede staat? Bij een mankement direct werkzaamheden stoppen en melden bij leidinggevende.
19.
Gebruik ik de juiste PBM's en zijn de PBM's in goede staat?
20.
Kan ik dit werk alleen uitvoeren of heb ik hulp van een collega nodig?
Bij het niet naleven van de eerdergenoemde veiligheidsvoorschriften zal je leidinggevende overgaan tot het geven van een waarschuwing, welke schriftelijk wordt vastgelegd. Bij herhaalde overtreding of zeer ernstige nalatigheid op het naleven van de veiligheidsvoorschriften kan overgegaan worden tot ontslag op staande voet".
2.7.
[verzoeker] is op 13 november 2017 bukkend onder een hangende last doorgelopen. De onderzijde van deze last bevond zich iets onder schouderhoogte van [verzoeker] . Deze last bestond uit 2 platen van gelaagd glas van 3,21 m bij 2,55 m met een gewicht van 200 kg per plaat. Een collega van [verzoeker] , [A] , was deze last aan het kranen. De last hing dwars over het gangpad waarover [verzoeker] liep. [A] heeft dit incident direct gemeld bij de veiligheidscoördinator, waarna [verzoeker] diezelfde dag op non-actief is gesteld.
2.8.
[verzoeker] is op 14 november 2017 op staande voet ontslagen vanwege het overtreden van de veiligheidsregel dat hij niet onder een hangende last door mag lopen.

3.Het verzoek en het voorwaardelijk tegenverzoek

De verzoeken van [verzoeker]
3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter, na vermindering van het verzoek ter zitting, bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
het op 14 november 2017 gegeven ontslag op staande voet te vernietigen;
[verweerster] te veroordelen om hem te werk te stellen in zijn functie van magazijnmedewerker binnen 2 dagen na deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag dat [verweerster] niet aan deze veroordeling voldoet;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van het salaris van € 1.955,84 bruto (per maand, kantonrechter), te vermeerderen met de vakantiebijslag van 8% en de overige emolumenten, vanaf 14 november 2017 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd;
[verweerster] te veroordelen tot betaling van de wettelijke verhoging van 50% over het onder c genoemde salaris;
[verweerster] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de beschikking;
subsidiair:
voor het geval hij ervoor kiest te berusten in de opzegging:
veroordeling tot betaling binnen 5 dagen na de beschikking van:
€ 43.283,- bruto aan billijke vergoeding;
€ 1.955,84 bruto aan loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren;
€ 17.594,- bruto aan transitievergoeding, alsmede de nog opgebouwde vakantie‑uren;
e wettelijke rente over de onder a tot en met c gevorderde bedragen vanaf de verschuldigdheid van deze bedragen tot de voldoening;
de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Volgens [verzoeker] dient het ontslag op staande voet te worden vernietigd, nu onduidelijk is welke ontslaggrond aan het ontslag ten grondslag ligt. Dit is niet schriftelijk aan hem medegedeeld. Het lijkt erop dat hem wordt verweten dat hij onder een glasplaat door is gelopen. Er is geen sprake van een dringende reden, nu niet duidelijk is op welke bedrijfsregel [verweerster] zich beroept. [verzoeker] is niet bekend met een verbod op het onder glasplaten doorlopen en er bestaat ook een cultuur van soortgelijk gedrag. Overigens heeft voor het ontslag geen hoor en wederhoor plaatsgevonden en is er geen belangenafweging gemaakt. Het was [verzoeker] niet duidelijk dat hij op staande voet zou worden ontslagen indien hij onder een glasplaat door zou lopen. Hij was zich van geen kwaad bewust, zodat [verweerster] niet naar de allerergste sanctie had mogen grijpen. Hij was een bestelling aan het klaarmaken en was om die reden in gedachten verzonken toen de glasplaat hem opeens de weg versperde. In een reflex is hij toen onder het glas doorgeschoten. Hij is kostwinner voor zijn echtgenote, die maar een gering inkomen heeft (11 uur per week bij [bedrijfsnaam] ). Hij heeft inmiddels uitzendwerk tot 1 januari 2018. Hij vraagt zich af of [verweerster] was wel voldoende veiligheidsmaatregelen heeft getroffen zoals bepaald in artikel 7.18 Arbeidsomstandighedenbesluit en of de Arbeidsinspectie van het incident in kennis is gesteld.
3.3.
[verweerster] voert verweer tegen het verzoek van [verzoeker] , waarop zo nodig in het navolgende nader wordt ingegaan.
De voorwaardelijke tegenverzoeken van [verweerster]
3.4.
[verweerster] verzoekt, voor het geval komt vast te staan dat het aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet geen stand houdt, om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen ex artikel 7:671b lid 1 sub a BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3, onder e BW, zonder toekenning van een transitievergoeding. [verweerster] stelt hiertoe dat sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen door [verzoeker] , omdat hij bewust, ondanks een uitdrukkelijke waarschuwing, onder hangend glas is doorgelopen, hetgeen een overtreding is van één van de top 20-veiligheidsvoorschriften. Hij heeft hiermee zichzelf en anderen in gevaar gebracht, zodat van [verweerster] niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te laten voortduren.
3.5.
[verzoeker] heeft verzocht het ontbindingsverzoek af te wijzen.

4.De beoordeling

De verzoeken van [verzoeker]
4.1.
Gelet op de in artikel 7:686a lid 4 BW genoemde vervaltermijn heeft [verzoeker] het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet tijdig ingediend.
4.2.
De stelling van [verzoeker] dat onduidelijk is welke ontslaggrond aan het ontslag ten grondslag ligt, dat deze niet schriftelijk aan hem is meegedeeld en dat niet duidelijk is op welke bedrijfsregel [verweerster] zich beroept gaat niet op. Hij heeft ter zitting immers zelf verklaard dat zowel met betrekking tot de schorsing van 13 november 2017 als met betrekking tot het ontslag op staande voet op 14 november 2017 aan hem als reden is meegedeeld dat hij onder glas was doorgelopen. Bovendien schrijft [verweerster] in de ontslagbrief van 14 november 2017:
"Iedereen weet binnen onze organisatie dat wanneer men onder een hangende last doorloopt, in jou geval onder een plaat glas, het een zero tollerance beleid betreft welke kan leiden tot ontslag op staande voet", waarbij vervolgens artikel 3.7 van het bedrijfsreglement is geciteerd. Ook is voldoende aannemelijk dat hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Namens [verweerster] is ter zitting uiteengezet dat aan [verzoeker] is gevraagd zijn kant van het verhaal vertellen, waarop hij gezegd zou hebben:
"ik was in gedachten, geconcentreerd". [verzoeker] heeft dit niet weersproken.
4.3.
Ter zitting is de gang van zaken van het incident besproken. Van de zijde van [verweerster] is er daarbij op gewezen dat de collega van [verzoeker] die het glas aan het kranen was, [A] , toen hij zag dat [verzoeker] bukte om onder het glas door te lopen, zou hebben gezegd:
"dat mag niet!", en dat [verzoeker] niettemin is doorgelopen. Deze omstandigheid is echter niet mede aan het ontslag ten grondslag gelegd. [verweerster] heeft niet gesteld dat zij dit met [verzoeker] heeft besproken. Ook de brief maakt hier geen melding van. Ter zitting heeft [verweerster] verder meegedeeld dat het enkele onder hangend glas doorlopen een dringende reden vormt. Dit laatste is dus de ontslaggrond die de kantonrechter moet beoordelen.
4.4.
[verzoeker] heeft erkend dat hij onder een hangende last is doorgelopen. Nu tussen partijen niet (langer) ter discussie staat dat van onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst en mededeling daarvan sprake is, is de kern van het geschil daarom nog of deze gedraging een ontslag op staande voet rechtvaardigt.
4.5.
Volgens [verweerster] is dit het geval. Het werken met glas brengt veel risico’s met zich. Zij heeft daarom strikte veiligheidsvoorschriften en een strikt sanctiebeleid. Op grond van deze bekende veiligheidsvoorschriften is het verboden om onder hangende glasplaten door te lopen, hetgeen bekend is gemaakt bij toolboxmeetings maar ook in het bedrijfsreglement en de aanvullingen daarop.
4.6.
Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen in de zin van lid 1 van artikel 7:677 BW beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben.
Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen in dit geval bij de werkgever.
4.7.
De aard van de onderneming van [verweerster] brengt mee, dat er voor haar werknemers sprake is van grote veiligheidsrisico's. [verweerster] is als werkgever daarom niet alleen gehouden om veiligheidsvoorschriften op te stellen, maar ook om er strikt op toe te zien dat deze worden nageleefd. Het toepassen van sancties op overtreding van de voorschriften kan daarbij een passend middel zijn. Bij een sanctie in de vorm van een ontslag op staande voet is daarbij echter wel van belang dat de werkgever de werknemers daarover voldoende duidelijk informeert en waarschuwt. Naarmate een werkgever duidelijker heeft gewaarschuwd dat bepaalde gedragingen een ontslag op staande voet zullen kunnen opleveren, zal een dergelijk ontslag eerder door de rechter als terecht gegeven worden aanvaard. De enkele omstandigheid dat een werkgever heeft aangekondigd dat een bepaalde gedraging een dringende reden zal opleveren brengt echter op zichzelf niet mee dat de rechter een dergelijk ontslag steeds in stand zal laten. Dit hangt mede af van de aard en de ernst van de gedraging.
4.8.
Het bedrijfsreglement (versie mei 2016) geeft in artikel 3.6 aan dat bij overtreding van de veiligheidsregels eerst een aantal malen wordt gewaarschuwd en dat inhouding van loon of snipperdagen kan plaatsvinden. Het reglement geeft echter tevens aan dat het overtreden van één van de top 20-veiligheidsregels een dringende reden oplevert. Het onder een hangende last doorlopen valt hieronder.
Het veiligheidsboekje (versie juni 2016) vermeldt met betrekking tot de top 20‑veiligheidsregels echter dat bij het niet naleven daarvan de leidinggevende een waarschuwing zal geven, en dat bij herhaalde overtreding of zeer ernstige nalatigheid op het naleven van die voorschriften kan worden overgegaan tot ontslag op staande voet. Overtreding van één van deze regels levert volgens het veiligheidsboekje dus niet steeds een dringende reden op. Dat het onder een hangende last doorlopen (steeds) een dringende reden oplevert (ter zitting heeft [verweerster] het over een zero tolerance-beleid en doodzonde nr. 1) vermeldt het veiligheidsboekje niet. Voorts bevatten de top 20-veiligheidsregels ook voorschriften waarvan het niet op het eerste gezicht vanzelfsprekend is dat overtreding daarvan als een dringende reden zou moeten worden aangemerkt, zoals het niet goed recht zetten van kisten (4) en het laten slingeren van gereedschap (10).
De kantonrechter concludeert uit het voorgaande dat het [verzoeker] niet zonder meer duidelijk had hoeven zijn dat het enkele onder een hangende last doorlopen voor [verweerster] steeds een dringende reden voor ontslag op staande voet zou vormen.
4.9.
Voorts acht de kantonrechter van belang dat de cao (artikel 9) bij overtreding van veiligheidsvoorschriften uitgaat van een schriftelijke waarschuwing, bij een tweede overtreding 1 dag looninhouding en bij een derde overtreding 2 dagen looninhouding. Ontslag op staande voet als sanctie is slechts genoemd bij het niet nakomen van de verplichting om ter beschikking gestelde beschermende middelen te gebruiken (artikel 11A cao). [verweerster] heeft niet (onderbouwd) gesteld dat het niet nakomen van deze verplichting op één lijn kan worden gesteld met het verbod om onder een hangende last door te lopen. Dit is ook niet vanzelfsprekend, omdat het niet gebruiken van beschermende middelen een doorlopend veiligheidsrisico vormt, en het onder een hangende last doorlopen slechts gedurende een (zeer) kort ogenblik.
[verweerster] heeft er weliswaar op gewezen dat sprake is van een minimumcao (artikel 10), maar dat duidt er juist op dat zij in het bedrijfsreglement en/of het veiligheidsboekje geen zwaardere sancties mag aankondigen dan de in de cao vermelde sancties. Dat is hier echter wel het geval. Er is daarom sprake van voorwaarden die slechter zijn dan in de cao vastgelegd. De kantonrechter acht deze omstandigheid van groot belang, nu de in de cao opgenomen sancties tot stand zijn gekomen in overleg tussen werkgevers- en werknemersorganisaties, terwijl het bedrijfsreglement en het veiligheidsboekje (slechts) eenzijdig door [verweerster] zijn opgesteld.
4.10.
De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat sprake is van een dienstverband van ruim 16 jaar en dat niet gesteld of gebleken is dat [verzoeker] eerder veiligheidsvoorschriften heeft overtreden of dat er op een andere manier kritiek op zijn functioneren is geweest.
4.11.
Ten slotte is van belang dat voldoende aannemelijk is dat de gevolgen van het ontslag op staande voet voor [verzoeker] groot zijn: in feite is hij kostwinner voor zijn echtgenote omdat zij slechts een klein dienstverband heeft, en verder is voldoende aannemelijk dat zijn kansen op de arbeidsmarkt in verband met zijn leeftijd (54 jaar) niet al te rooskleurig zijn.
4.12.
Het had [verzoeker] zonder meer duidelijk moeten zijn dat hij niet onder de hangende last had mogen doorlopen en hij had dit ook had behoren na te laten (hij had slechts even hoeven wachten tot de het gangpad weer vrij was), maar gelet op de hierboven genoemde omstandigheden is een ontslag op staande voet naar het oordeel van de kantonrechter een te zwaar middel. [verweerster] had kunnen en moeten volstaan met een lichtere sanctie. De cao en/of het bedrijfsreglement boden daarvoor voldoende mogelijkheden.
Het ontslag op staande voet zal daarom worden vernietigd. Ook de vordering tot wedertewerkstelling is toewijsbaar. Om praktische redenen zal de kantonrechter hieraan een termijn verbinden van 14 dagen na heden alsmede een dwangsom van € 250,-- per dag met een maximum van € 10.000,--. Ook de loonvordering is toewijsbaar, en wel vanaf 14 november 2017 tot de dag dat de dienstbetrekking rechtsgeldig zal zijn geëindigd, en wel tot een bedrag van € 1.845,27 bruto per maand (de door [verzoeker] gevorderde overwerkvergoeding is niet structureel). De gevorderde vakantiebijslag is niet toewijsbaar want nog niet opeisbaar. De gevorderde emolumenten zijn evenmin toewijsbaar, want [verzoeker] heeft niet aangegeven welke emolumenten hij bedoelt. De kantonrechter ziet in de omstandigheden van dit geval aanleiding de gevorderde wettelijke verhoging te matigen tot 10%. De wettelijke rente over de reeds vervallen loontermijnen is eveneens toewijsbaar. De wettelijke rente over de toekomstige loontermijnen zal worden afgewezen.
4.13.
[verweerster] zal in de proceskosten worden veroordeeld, welke worden begroot op € 600,-- aan salaris gemachtigde en € 470,-- aan griffierecht. Ook de wettelijke rente over de proceskosten is toewijsbaar.
De voorwaardelijke tegenverzoeken van [verweerster]
4.14.
Omdat de voorwaarde waaronder deze verzoeken is gedaan is vervuld, dient de kantonrechter deze verzoeken te beoordelen.
4.15.
[verweerster] verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van verwijtbaar handelen en te bepalen dat aan [verzoeker] geen transitievergoeding toekomt.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze verzoeken niet toewijsbaar. Het handelen van [verzoeker] (het onder een hangende last doorlopen) is weliswaar verwijtbaar, maar niet zodanig dat niet van [verweerster] kan worden verlangd dat de arbeidsovereenkomst voortduurt. De kantonrechter acht hierbij met name van belang dat het hier om een eerste overtreding van de veiligheidsvoorschriften door [verzoeker] gaat gedurende een dienstverband van ruim 16 jaar.
4.16.
De proceskosten zullen tussen partijen worden gecompenseerd.

5.De beslissing

De kantonrechter:
op de verzoeken van [verzoeker]
5.1.
vernietigt het op 14 november 2017 aan [verzoeker] door [verweerster] verleende ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt [verweerster] om [verzoeker] tot de werkplek toe te laten en hem in de gelegenheid te stellen de overeengekomen werkzaamheden te verrichten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250, per dag of een gedeelte van de dag dat [verweerster] in gebreke blijft met het toelaten van [verzoeker] tot de werkplek en de verrichting van de overeengekomen werkzaamheden, zulks met een maximum van € 10.000,;
5.3.
veroordeelt [verweerster] tot betaling aan [verzoeker] van het salaris van € 1.845,27 bruto per maand met ingang van 14 november 2017 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW met een maximum van 10% over het salaris over de periode 17 november 2017 tot de dag van algehele voldoening alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het achterstallige salaris over de periode 17 november 2017 tot de dag van algehele voldoening;
5.4.
veroordeelt [verweerster] in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 1.070,, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
5.5.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders verzochte;
op de verzoeken van [verweerster]
5.7.
wijst het verzoek af;
5.8.
compenseert de proceskosten aldus dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Krepel en in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018.