ECLI:NL:RBMNE:2018:2607

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
6449088
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen schending zorgplicht bij aangaan kredietovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Defam B.V. en [gedaagde sub 1]. Defam vorderde betaling van een uitstaand krediet van € 9.343,05, dat voortkwam uit een kredietovereenkomst die op 12 juni 2001 was gesloten. [gedaagde sub 1] had de maandlasten van het krediet niet meer voldaan, wat leidde tot de opzegging van de overeenkomst door Defam. In zijn verweer stelde [gedaagde sub 1] dat Defam tekortgeschoten was in haar zorgplicht, omdat de kredietovereenkomst niet los gezien kon worden van een effectenleaseovereenkomst die tegelijkertijd was afgesloten. Hij vorderde in reconventie schadevergoeding van € 25.000,- op grond van wanprestatie en onrechtmatig handelen door Defam.

De kantonrechter oordeelde dat Defam haar zorgplicht niet had geschonden. De rechter stelde vast dat de kredietovereenkomst en de effectenleaseovereenkomst niet als samenhangend konden worden beschouwd, en dat Defam niet op de hoogte was van de verwachtingen van [gedaagde sub 1] bij het aangaan van de overeenkomst. De kantonrechter wees de vordering van Defam toe en veroordeelde [gedaagde sub 1] in de proceskosten. De vordering in reconventie werd afgewezen, omdat [gedaagde sub 1] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6449088 UC EXPL 17-14272 FB/22154
Vonnis van 13 juni 2018
inzake
de besloten vennootschap
DEFAM B.V.,
gevestigd te Bunnik ,
verder ook te noemen Defam ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: J. Hardeman,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats]
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
verder gezamenlijk ook te noemen [gedaagde sub 1] (mannelijk, enkelvoud),
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. I.P.M. Boelens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde sub 1] heeft van de Amsterdamsche Krediet Centrale (onderdeel van AFAB) bij brief van 12 juni 2001 een aanbieding ontvangen die (voor zover relevant) luidt als volgt:
“Betreft: Kredietregeling
Geachte heer [gedaagde sub 1] ,
Naar aanleiding van onze plezierige gesprekken, doe ik U dezeUNIEKE 5-JARIGE SPAARKREDIETovereenkomst toekomen.
Met dit krediet kunt uonbeperkt boetevrij aflossen en opnementot de limiet van f 20.000,-.
Uniek is dat Uuitsluitend rentehoeft te betalen over het opgenomen saldo.
Dit houdt in dat Uw bruto-maandlast slechts f 163,20 bedraagt (0,816% x f 20.000,-).
Het is zeer aantrekkelijk dit krediet af te lossen met het Capital Effect vanBank Labouchere, waarvan brochure en prognose zijn bijgevoegd.
Grote voordeel van ditunieke spaarplanis dat ugemiddeld f 62,26 per maand belastingvrij dividend(winstdeling) op Uw bank- of girorekening krijgt gestort!!
Dit houdt in dat U met eenzeer lage netto-inleg van slechts f 87,74 per maand( f 150,- -/- f 62,26 dividend) eenbelastingvrije uitkering van +/- f 22.500,-ontvangt, waarmee U dan in een keer Uw kredietNA SLECHTS 5 JAARkunt aflossenEN ER NOG EEN BELASTINGVRIJ KAPITAAL VAN +/- F 2.500,- VOOR U OVERBLIJFT !!
Uiteraard mag U ookméér sparen! U kunt dan nl. delooptijd aanzienlijk verkortenof U houdt eengroter eindkapitaalover!
Ik verzoek U een en ander te ondertekenen en in bijgaande antwoordenvelop te retourneren.
Verder verzoek ik U een kopie van een geldig paspoort + verblijfskaart van U en Uw vrouw, een kopie van een recente loonstrook van Uw inkomsten, een kopie van een recent bankafschrift waarop Uw inkomsten zijn gestort end e ondertekende intentieverklaring van Uw vrouw (is bijgevoegd) terug te sturen
(…)”
2.2.
Bij de aanbieding was gevoegd een prognose van het product Capital Effect van Bank Labouchere (een rechtsvoorganger van Dexia bank) en een (door AFAB ingevuld) aanvraagformulier voor dit product.
2.3.
De overeenkomst die tot stand gekomen is tussen Direktbank N.V. (een rechtsvoorganger van Defam ) en gedaagden is, evenals de hiervoor geciteerde aanbieding, gedateerd 12 juni 2001 (hierna: de overeenkomst). De overeenkomst ziet op verstrekking door (de rechtsvoorganger van) Defam van een doorlopend krediet van maximaal
Hfl. 20.000,- tegen een kredietvergoeding van 0,816% per maand. Blijkens de overeenkomst is een bedrag van Hfl. 4.189,69 betaald op de bankrekening van [gedaagde sub 1] . Hfl. 15.810,31 is gestort op een rekeningnummer van ABN AMRO Bank. Met deze storting loste [gedaagde sub 1] een bij die bank lopend krediet volledig af.
2.4.
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Artikel 12 daarvan luidt (voor zover relevant):
“Al hetgeen cliënt verschuldigd mocht zijn krachtens deze overeenkomst is in zijn geheel onmiddellijk opeisbaar indien:
cliënt gedurende ten minste twee maanden achterstallig is in de betaling van een vervallen maandtermijn en na in gebreke te zijn gesteld nalatig blijft in de nakoming van zijn verplichtingen;
(…)”
2.5.
Bij brief van 2 juli 2001 ontving [gedaagde sub 1] de overeenkomst met betrekking tot Capital Effect. Het gaat, blijkens de tekst, om een Effectenlease overeenkomst.
2.6.
Naar aanleiding van de ontwikkelingen rond Dexia en effectenlease-overeenkomsten, heeft [gedaagde sub 1] op 25 oktober 2012 een aanbod ontvangen met betrekking tot vervroegde afkoop van de overeenkomst, waarbij de restschuld is kwijtgescholden. De effectenlease-overeenkomst is aldus afgewikkeld.
2.7.
De overeenkomst met Defam is blijven voortbestaan en [gedaagde sub 1] heeft de in verband met het verstrekte krediet verschuldigde rentebetalingen voldaan tot januari 2017.
2.8.
Defam heeft, na tweemaal uitblijven van de maandelijks verschuldigde rentebetalingen, de overeenkomst opgezegd en het saldo ineens opgeëist.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
Defam vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde sub 1] om aan Defam te voldoen € 9.343,05 (bestaande uit € 9.223,77 aan hoofdsom en € 119,28 aan rente tot en met 23 oktober 2017), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 24 oktober 2017 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de proceskosten.
Ter onderbouwing van die vordering stelt Defam dat [gedaagde sub 1] jegens Defam toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen ingevolge de tussen partijen gesloten kredietovereenkomst van 12 juni 2001, door het verschuldigde bedrag ondanks sommaties onbetaald te laten.
3.2.
[gedaagde sub 1] heeft verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van Defam in de proceskosten.
[gedaagde sub 1] baseert zijn verweer - kort weergegeven - op het volgende. De kredietovereenkomst kan niet los worden gezien van de tegelijkertijd afgesloten effectenleaseovereenkomst. Defam kan worden verweten dat zij niet heeft voldaan aan haar zorgplicht jegens [gedaagde sub 1] . Daarmee heeft Defam wanprestatie gepleegd, althans onrechtmatig gehandeld. Subsidiair moet de vordering van Defam op gronden van redelijkheid en billijkheid worden afgewezen, aldus [gedaagde sub 1] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde sub 1] vordert verklaring voor recht dat Defam toerekenbaar tekort is geschoten jegens [gedaagde sub 1] , althans, onrechtmatig heeft gehandeld jegens hem. Daarnaast vordert [gedaagde sub 1] dat Defam wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding van € 25.000,-, met veroordeling van Defam in de proceskosten.
Ter onderbouwing van zijn vorderingen verwijst [gedaagde sub 1] naar het verweer in conventie. Daaruit vloeit een verplichting tot schadevergoeding voort, aldus [gedaagde sub 1] . Die schade bestaat uit het gemiste voorgespiegelde rendement en uit alle rentebetalingen na verloop van vijf jaar. [gedaagde sub 1] beperkt de vordering tot € 25.000,-.
3.5.
Defam heeft verweer gevoerd tegen de vordering met als conclusie dat de kantonrechter deze zal afwijzen, met veroordeling van [gedaagde sub 1] in de proceskosten.
Defam baseert haar verweer - kort weergegeven - op het volgende. Defam heeft geen op haar rustende zorg- of informatieplicht geschonden of iets anders fout gedaan of nagelaten. Bij de totstandkoming van de overeenkomsten was een tussenpersoon betrokken, zodat Defam erop mocht vertrouwen dat [gedaagde sub 1] adequaat geadviseerd werd. Het ging ook om een eenvoudig product. Bovendien is van enig nadeel geen sprake. Defam heeft er voorts op gewezen dat [gedaagde sub 1] te laat heeft geklaagd en dat de vordering tot schadevergoeding is verjaard.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en reconventie

4.1.
Zowel in conventie als in reconventie staat de vraag centraal of Defam verwijtbaar heeft gehandeld of ten onrechte iets heeft nagelaten, zodat gezamenlijke behandeling voor de hand ligt.
4.2.
Defam vordert het uitstaande krediet op. [gedaagde sub 1] weerspreekt op zichzelf niet dat hij het van Defam geleende geld nog niet heeft terugbetaald, dat hij in verzuim is geweest met de rentebetalingen en dat Defam de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Toch staat er wat hem betreft één en ander in de weg aan toewijzing van de vordering van Defam . [gedaagde sub 1] stelt zich op het standpunt dat Defam tekortgeschoten is in een op haar rustende verplichting om hem correct te informeren. Dat het spaarkrediet en de effectenleaseovereenkomst aan elkaar waren gekoppeld en door de intermediair gezamenlijk zijn verkocht, moet ook bij Defam bekend zijn geweest, zo stelt [gedaagde sub 1] , omdat beide overeenkomsten van dezelfde datum zijn. Bovendien is een krediet waarop alleen rente wordt betaald zonder dat wordt afgelost volgens [gedaagde sub 1] voor een gewone consument een onwaarschijnlijk product, zodat als vaststaand moet worden aangenomen dat Defam bekend was met de constructie die door de intermediair werd aangeboden. Gezien die bekendheid had Defam [gedaagde sub 1] erop moeten wijzen dat er grote risico’s waren verbonden aan deze wijze van aflossen. Omdat Defam niet heeft gewaarschuwd is zij tekortgeschoten in een informatieplicht, zo stelt [gedaagde sub 1] . Schending van die zorgplicht brengt mee dat de vordering van Defam in conventie moet worden afgewezen op grond van redelijkheid en billijkheid. Om diezelfde reden vordert [gedaagde sub 1] in reconventie schadevergoeding.
4.3.
Defam weerspreekt dat de overeenkomst gekoppeld was aan de effectenleaseovereenkomst en/of dat sprake is van een samenhangende rechtsverhouding. Wat Defam betreft moet de overeenkomst los en op zichzelf worden bekeken en beoordeeld. Defam wist niet dat [gedaagde sub 1] ook een effectenleaseovereenkomst was aangegaan en zij stelt dat zelfs als zij dat wel had geweten, er nog steeds geen informatieplicht op haar rustte. Dit omdat [gedaagde sub 1] werd geadviseerd door een tussenpersoon. Het gaat bovendien niet om een ingewikkeld, maar juist om een eenvoudig product. Ook is volgens Defam niet juist dat de overeenkomst ziet op een ongebruikelijk of ontoelaatbaar product voor consumenten. Een doorlopend aflossingsvrij krediet komt juist vaak voor en is volstrekt toelaatbaar, zo stelt zij. Van schending van haar zorgplicht is dan ook geen sprake, wat Defam betreft.
4.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [gedaagde sub 1] onvoldoende duidelijk en concreet uitgelegd waarom Defam geen aanspraak kan maken op het uitgeleende kredietbedrag. Nu [gedaagde sub 1] op zichzelf niet betwist dat de overeenkomst is opgezegd en ook niet dat de bepalingen in de overeenkomst rechtvaardigen dat Defam het uitstaande krediet invordert, was het aan hem om handen en voeten te geven aan zijn zelfstandig verweer dat terugbetaling toch achterwege moet blijven. Daarbij is van belang dat Defam juist met een uitgebreide toelichting heeft betwist dat [gedaagde sub 1] gelijk heeft, zowel wat betreft de gestelde samenhang tussen de overeenkomst en de effectenleaseovereenkomst als wat betreft de gestelde schending van een zorgplicht. Op die beide onderwerpen gaat de kantonrechter achtereenvolgens in 4.5 en 4.6 verder in.
4.5.
Defam geeft voorbeelden waaruit blijkt dat de overeenkomst niet samenhangt met de effectenleaseovereenkomst ( [gedaagde sub 1] heeft beide overeenkomsten gesloten met verschillende wederpartijen. Het door Defam verstrekte krediet is ook niet gebruikt als investering in de effectenleaseovereenkomst. De overeenkomsten geven geen blijk van samenhang). [gedaagde sub 1] heeft deze argumenten niet weerlegd en hij heeft ook geen argumenten van zijn kant aangevoerd die alsnog van zo’n samenhang of verbondenheid blijk geven. Wel herhaalt hij dat AFAB de producten in haar aanbieding in samenhang heeft gepresenteerd, maar hij licht niet toe waarom dit aan Defam kan worden toegerekend, terwijl Defam dat juist gemotiveerd heeft weersproken. Defam heeft er daarbij op gewezen dat een daartoe vereiste verbintenisrechtelijke verhouding tussen Defam en AFAB er niet was.
De kantonrechter neemt, gezien het voorgaande, niet tot uitgangspunt dat de overeenkomst en de effectenleaseovereenkomst gekoppeld waren of een samenhangende rechtsverhouding vormden. De overeenkomst wordt dus als een op zichzelf staand product beoordeeld.
4.6.
Vervolgens heeft Defam toegelicht waarom zij wat haar betreft haar zorgplicht niet heeft geschonden. Het gaat om een eenvoudig product met duidelijk uit de overeenkomst blijkende rechten en verplichtingen. Zij voert daarbij aan dat zij niet op de hoogte was of hoefde te zijn van de verwachtingen die [gedaagde sub 1] had bij het aangaan van de overeenkomst. [gedaagde sub 1] heeft zich laten adviseren door een tussenpersoon (AFAB) en Defam was niet op de hoogte van of betrokken bij het bestedingsdoel van het krediet en de eventuele andere financiële producten.
Omdat Defam zo uitgebreid en gedetailleerd heeft gereageerd op de stellingen van [gedaagde sub 1] , had het op zijn weg gelegen zijn vorderingen duidelijker te onderbouwen en toe te lichten. Meer specifiek had [gedaagde sub 1] moeten uitleggen waarom in dit geval, ondanks het feit dat hij zich heeft laten adviseren door een tussenpersoon (AFAB), toch nog een zorgplicht op Defam rustte die verderging dan de uitgevoerde vermogenstoets. [gedaagde sub 1] stelt wel dat Defam verantwoordelijk is voor de wijze waarop AFAB haar aanbod heeft gedaan, maar hij onderbouwt dit niet.
Dat betekent voor de beoordeling door de kantonrechter het volgende. Gezien de omstandigheden die in deze procedure zijn gebleken, te weten:
  • de rol van Defam was beperkt tot het verstrekken van krediet;
  • zij was niet betrokken bij het beoogde bestedingsdoel;
  • het gaat om een relatief eenvoudig financieel product;
bestond geen verdergaande zorgplicht voor Defam dan de vermogenstoets. Die vermogenstoets heeft zij op juiste wijze uitgevoerd, althans [gedaagde sub 1] heeft niet aangevoerd dat dit niet zo is. Feiten en omstandigheden die tot een ander oordeel kunnen leiden heeft [gedaagde sub 1] niet naar voren gebracht.
4.7.
Voor zover [gedaagde sub 1] een beroep heeft willen doen op de beperkende of aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 6:248 BW, heeft hij ook in dat kader onvoldoende feiten en omstandigheden geschetst die dat oordeel zouden kunnen meebrengen.
Slotsom in conventie en in reconventie
4.8.
Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom. Defam heeft naar het oordeel van de kantonrechter haar zorgplicht niet geschonden. Ook heeft zij niet op andere wijze onrechtmatig gehandeld of wanprestatie gepleegd jegens [gedaagde sub 1] .
4.9.
In conventie betekent dit, dat de vordering van Defam zal worden toegewezen.
[gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Defam worden begroot op:
- dagvaarding € 104,79
- griffierecht € 4.700,00
- salaris gemachtigde €
500,00(2 punten x tarief € 250,00)
Totaal € 5.304,79
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.10.
In reconventie betekent dit dat de vorderingen van [gedaagde sub 1] zullen worden afgewezen. Aan een beoordeling van het verjaringsverweer en schending van de klachtplicht komt de kantonrechter daarom niet toe. [gedaagde sub 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Defam worden begroot op: € 250,00 aan salaris gemachtigde (0,5 x 2 punten x tarief € 250,00). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan Defam tegen bewijs van kwijting te betalen € 9.343,05 met de wettelijke rente daarover vanaf 24 oktober 2017 tot de voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Defam , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 5.304,79, waarin begrepen € 500,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Defam , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 250,00 aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.6.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.