ECLI:NL:RBMNE:2018:2554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
460034 / HA RK 18-158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot onpartijdigheid van de rechter

Op 5 juni 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoeker, vertegenwoordigd door mr. M. Heeren. Het wrakingsverzoek was ingediend op 9 mei 2018 en betrof de onpartijdigheid van de rechter in een civiele procedure. Verzoeker stelde dat hij op de rolzitting niet in de gelegenheid was gesteld om een inhoudelijke reactie te geven, wat volgens hem de beginselen van een eerlijk proces zou schenden. De wrakingskamer heeft de procedure openbaar behandeld op 22 mei 2018, maar geen van de partijen was aanwezig.

De wrakingskamer heeft in haar beoordeling gekeken naar artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de mogelijkheid biedt om een rechter te wraken op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bewijs was dat de behandelend rechter of rolrechter betrokken was bij de gang van zaken zoals beschreven door verzoeker. Er was geen sprake van een beslissing door een rechter die de onpartijdigheid in twijfel zou kunnen trekken.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De procedure van verzoeker met rolnummer 6756238 UC EXPL 18-3254 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Wrakingskamer
Locatie Utrecht
Zaaknummer: 460034 / HA RK 18-158
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 5 juni 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker], wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),
gemachtigde: mr. M. Heeren.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek van 9 mei 2018;
- een brief van mr. M. Heeren van 18 mei 2018.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 22 mei 2018 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling is geen van de partijen verschenen.
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende ten grondslag gelegd aan zijn wrakingsverzoek.
Op 9 mei 2018 stond de (inhoudelijke) zaak van verzoeker op de rol voor antwoord. Verzoeker is naar de rechtbank gegaan maar mocht ter rolzitting geen inhoudelijke reactie geven. Hij mocht enkel de door hem opgestelde notitie overhandigen. Gelet hierop zijn de beginselen van een eerlijk proces geschonden en is voor verzoeker niet meer boven elke twijfel verheven dat de behandelend rechter (waaronder de rolrechter) onbevooroordeeld is.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
De rechtbank onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn indien uit zijn overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De rechtbank zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De wrakingskamer overweegt dat gesteld noch gebleken is dat het gaat om een beslissing die is genomen door een rechter. In de brief van 18 mei 2018 licht de gemachtigde van verzoeker toe dat verzoeker is weggestuurd zonder inhoudelijk iets te kunnen zeggen tegen de kanton(rol)rechter. De wrakingskamer kan hieruit niet afleiden dat bij de door de gemachtigde van verzoeker beschreven gang van zaken een rechter is betrokken geweest, laat staan welke rechter dat geweest zou zijn. Gelet daarop is de wrakingskamer van oordeel dat geen handelen of beslissen door een rechter aan haar voorgelegd is waaruit het ontbreken van rechterlijke onpartijdigheid of het aanwezig zijn van vooringenomenheid bij een rechter zou kunnen voortvloeien.
3.4.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoeker, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure van verzoeker met rolnummer 6756238 UC EXPL 18-3254 dient te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, en mr. N.M. Spelt en mr. R.J. Praamstra als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. A.L. de Gier, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 5 juni 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.