ECLI:NL:RBMNE:2018:2550

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
7 juni 2018
Zaaknummer
16/660324-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldigverklaring van ontucht met een minderjarige door een muzikaal begeleider

Op 8 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man uit Urk, die schuldig werd bevonden aan ontucht met een 15-jarig meisje. De rechtbank legde de man een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden op, met een proeftijd van 2 jaar, en een taakstraf van 150 uur. De zaak dateert van 2007, toen de man het slachtoffer muzikaal begeleidde in aanloop naar een voorspeelavond. Tijdens deze begeleiding heeft hij zich schuldig gemaakt aan seksueel binnendringen en het betasten van het slachtoffer. Het slachtoffer deed pas 11 jaar later aangifte, maar haar verklaringen werden als geloofwaardig beschouwd, mede door de overeenkomsten met getuigenverklaringen. De rechtbank hield rekening met het feit dat de man eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit, maar besloot geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen omdat hij sindsdien niet meer in aanraking was gekomen met justitie. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, dat jarenlang met de gevolgen van het misbruik heeft geworsteld. De benadeelde partij, het slachtoffer, vorderde schadevergoeding, waarvan een deel werd toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/660324-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1979 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en diens raadsvrouw mr. K. Lans, advocaat te IJmuiden, alsmede de benadeelde partij [aangeefster] en haar advocaat
mr. W.A. Bruinsma-Woudstra, advocaat te Leeuwarden, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:
in de periode van 18 februari 2007 tot en met 5 juni 2007 in Urk seksueel is binnengedrongen bij een bewusteloze, onmachtige of gestoorde;
subsidiair:
in de periode van 18 februari 2007 tot en met 5 juni 2007 in Urk seksueel is binnengedrongen bij iemand tussen de twaalf en zestien jaar oud;

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte wegens gebrek aan bewijs van het primair ten laste gelegde feit vrij te spreken. De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde wel wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. Zij heeft haar standpunten opgenomen in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. Zakelijk weergegeven heeft zij het volgende aangevoerd.
De getuigenverklaringen ondersteunen de verklaring van aangeefster niet, omdat de getuigenverklaringen de auditu verklaringen betreffen en aangeefster de bron van deze verklaringen is. Daarbij komt dat aangeefster en de getuigen wisselend en afwijkend verklaren. Ook is niet vast te stellen hoe oud aangeefster was ten tijde van de ten laste gelegde gebeurtenis. De door aangeefster en het openbaar ministerie geschetste tijdlijn is onjuist. De verdediging stelt zich op het standpunt dat aangeefster in ieder geval 16 jaar oud moet zijn geweest.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal informatief gesprek zeden met [aangeefster] van 15 december 2015
[..] [verdachte] zei dat hij haar kon begeleiden in de [locatie] op [woonplaats] [..]
[..]hij masseerde haar[..]borsten.[..] [verdachte] vingerde en likte haar vagina.[..] [2]
Bijlage bij een proces-verbaal informatief gesprek zeden van 15 december 2015, inhoudende een facebookbericht van 4 november 2015 van verdachte aan aangeefster
[..]ik heb echt heel veel spijt van hoe ik onze vriendschap heb misbruikt en ik schaam me voor wat ik je heb aangedaan. Ik had dat nooit mogen doen. We zijn nu 10 jaar verder[..] [3]
Een proces-verbaal van verhoor aangever van 7 januari 2016
[..]Vr: Wat deed hij bij je borsten?
A: Hij ging eroverheen strelen. Ik denk over mijn beide borsten[..] [4]
Vr:[..]hij je vagina begon te strelen, met zijn vingers bij je vagina naar binnen ging, [..]waarbij hij soms ook zijn tong in je vagina drukte. Daarna combineerde hij dit met zijn vingers. Klopt dat wat ik voorlees?A: Hmmhum dat is een ja.[..]
Vr: Hoe ver ging hij met zijn vinger(s) in jouw vagina?A: Helemaal zijn vingers erin.[..] [5]
Bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen van 17 juni 2016, inhoudende een e-mail van 3 mei 2016 van [aangeefster] aan [A] met bijlagen
[..]Opmaat 7 juni (Voorspeelavond 5 juni 2007)[..]
[..]Foto uit agenda, hierin staat geschreven dat ik verkering gekregen heb met [getuige 2] op 18 februari 2007[..]
[..]weet ik nu dat het voorval[..]heeft plaatsgevonden tussen 18 februari 2007 en 5 juni 2007. Dit weet ik omdat ik tijdens het voorval sowieso verkering had met [getuige 2] [..]en omdat het tijdens het oefenen voor de voorspeelavond is gebeurd[..] [6]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 18 juni 2016
[…] Vr: wat heeft [aangeefster] aan jou verteld over dit gebeuren (de rechtbank begrijpt: tussen [verdachte] en [aangeefster] )
[..]
[..]Dat [verdachte] haar gevingerd had en dat hij ook met zijn tong erbij was geweest.V: Weet jij dan waarbij?
A: ja bij haar vagina[..] [7]
Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 25 juli 2016
[…] Vr: wanneer hebben jullie, [aangeefster] en jij, elkaar leren kennen?
[..]dat wij 18 februari 2007 verkering hebben gekregen.[..] [8]
[..] [verdachte] [aangeefster] zou begeleiden[..]voor die voorspeel-avond op 5 juni 2007. Klopt dat?
A: ja.[..] [9]
[..]had [verdachte] zijn handen, tijdens het masseren via haar borsten naar beneden laten gaan[..]Hierna liet [verdachte] zijn handen nog verder naar beneden glijden naar haar vagina[..]heeft [verdachte] haar vagina gelikt en haar met zijn tong en zijn vingers gepenetreerd.[..] [10]
[..]Wanneer heb je [verdachte] ‘ter verantwoording’ geroepen?
A: Diezelfde zaterdag[..] [11]
[..]A: Ik heb [verdachte] gevraagd of hij [aangeefster] had betast en gelikt heeft en daar heeft hij JA op gezegd.[..] [12]
Bijlage bij een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 25 juli 2016
[..]Later had [aangeefster] contact gezocht met [C] [..]en verteld wat [verdachte] haar had aangedaan en zijn we met elkaar in gesprek gegaan [..] [C] vertelde dat [verdachte] diep berouw had van wat hij [aangeefster] en mij had aangedaan[..] [13]
Bewijsoverwegingen
Verklaringen aangeefster en getuigen
Aangeefster heeft geruime tijd na het voorval aangifte gedaan. Desondanks heeft zij uitgebreide en gedetailleerde verklaringen afgelegd bij de politie. De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van aangeefster inhoudelijk niet alleen op hoofdlijnen maar ook op detailniveau voldoende met elkaar overeenkomen en consistent zijn.
De rechtbank stelt voorts vast dat de verklaringen van aangeefster bevestiging vinden in de verklaringen van derden. Aangeefster heeft namelijk haar verhaal kort na het voorval aan getuige [getuige 2] en getuige [getuige 1] verteld. Dit deed zij ondanks dat het voorval voor haar – gelet op de (muzikale) verhouding tussen verdachte en aangeefster, de leeftijd van aangeefster destijds en de gemeenschap waar zowel aangeefster als verdachte onderdeel van uit maakten – zeer beschamend en belastend was. De verklaringen die getuige [getuige 2] en [getuige 1] vervolgens (een lange tijd later) bij de politie hebben afgelegd komen inhoudelijk zowel op hoofdlijnen als op detailniveau overeen en zijn consistent met de verklaringen van aangeefster. De rechtbank ziet daarom geen reden om te twijfelen aan de juistheid van voornoemde afgelegde verklaringen. De rechtbank neemt daarbij ook in ogenschouw dat getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij verdachte heeft geconfronteerd met het voorval. Zijn zeer gedetailleerde beschrijving van deze confrontatie komt de rechtbank authentiek over.
Leeftijd aangeefster
De rechtbank stelt vast dat op 5 juni 2007 een voorspeelavond heeft plaatsgevonden en dat verdachte aangeefster in de aanloop naar die voorspeelavond heeft begeleid. Daarnaast heeft aangeefster verklaard dat het voorval heeft plaatsgevonden toen zij een relatie had met haar toenmalige vriend [getuige 2] . Aangeefster heeft op basis van haar oude agenda geconcludeerd dat zij op 18 februari 2007 verkering met hem kreeg. Getuige [getuige 2] heeft het voorgaande bevestigd. De rechtbank trekt hieruit de conclusie dat het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden in de periode 18 februari 2007 tot en met 5 juni 2007. Nu aangeefster is geboren op 4 september 1991, was aangeefster toen 15 jaar oud. Het verweer van de verdediging dat aangeefster 16 jaar was ten tijde van het plegen van het feit wordt hierdoor weerlegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zijn vader op [juni] 2007 is overleden en dat hij daarom in die periode niet veel andere dingen heeft gedaan dan zijn werk. Deze omstandigheid weerspreekt het bovenstaande echter niet en doet daar niks aan af. Dit geldt temeer nu zowel aangeefster als getuige [getuige 2] hebben verklaard dat verdachte in de aanloop naar de voorspeelavond werd begeleid door verdachte.
Vrijspraak ten aanzien van primair
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat [aangeefster] in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens leed dat zij niet of onvolkomen in staat was om haar wil te bepalen, kenbaar te maken of weerstand te bieden. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Bewezenverklaring ten aanzien subsidiair
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de toen 15-jarige [aangeefster] , zoals subsidiair ten laste is gelegd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
subsidiair
in de periode van 18 februari 2007 tot en met 5 juni 2007 te Urk met [aangeefster] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende verdachte
  • zijn vingers en tong in de vagina van die [aangeefster] gebracht en
  • de borsten en vagina van die [aangeefster] aangeraakt en gestreeld.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat niets aangevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is bij een meisje van 15 jaar oud seksueel binnengedrongen in haar vagina met zijn vingers en zijn tong. Ook heeft hij haar borsten en vagina aangeraakt en gestreeld. Dit gebeurde in een periode dat aangeefster muzikaal werd begeleid door verdachte en tegen hem opkeek. Met zijn gedragingen heeft verdachte niet alleen misbruik gemaakt van zijn positie, maar ook inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het nog jonge meisje. Het is algemeen bekend dat seksueel misbruik sterk nadelige psychische gevolgen van langere duur met zich mee kan brengen.
Aangeefster heeft ter terechtzitting in een slachtofferverklaring verteld wat het misbruik met haar heeft gedaan. Hieruit blijkt dat zij uit angst en schaamte jarenlang het misbruik heeft verzwegen. Dit heeft veel negatieve invloed (gehad) op haar relatie met haar man, maar ook op haar familie en nabije vrienden.
Bij de oplegging van straf houdt de rechtbank rekening met de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij voor een soortgelijk delict in 2007 is veroordeeld, maar daarna niet meer is veroordeeld voor het plegen van een misdrijf.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit rechtvaardigen in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Nu het bewezenverklaarde bijna 11 jaar geleden is gebeurd en verdachte nadien niet meer voor (soortgelijke) strafbare feiten in aanraking is geweest met politie en justitie, zal de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Vanuit het oogpunt van generale preventie en als stok achter de deur om recidive te voorkomen zal de rechtbank echter wel een gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen.
Vanuit het oogpunt van speciale preventie en om de ernst van hetgeen verdachte heeft gedaan aan hem te benadrukken zal hem – naast de voorwaardelijke gevangenisstraf – een forse taakstraf worden opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de eis van de officier van justitie passend en geboden is. De rechtbank zal daarom een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaar en een taakstraf van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis als verdachte die taakstraf niet naar behoren verricht, aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ [aangeefster]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.294,00. Dit bedrag bestaat uit € 294,00 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de materiële schade toewijsbaar en de helft van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 2.500,00, waarbij de benadeelde voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, zodat zij de gevorderde schade via de civiele rechter alsnog kan verhalen. De officier van justitie heeft voorts verzocht voornoemde bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen en subsidiair dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op € 294,00, bestaande uit materiële schade en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2007 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
De rechtbank kan door het gebrek aan een onderbouwing niet (eenvoudig) vaststellen welke psychische schade de benadeelde partij opgelopen heeft en in hoeverre die psychische schade rechtstreeks het gevolg is van het bewezenverklaarde.
Hierdoor levert de behandeling van de immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 294,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 juni 2007 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 5 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 maanden;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 150 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 75 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [aangeefster]
- wijst de vordering van [aangeefster] toe tot een bedrag van € 294,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 juni 2007 tot de dag van de algehele voldoening;
  • verklaart [aangeefster] voor wat betreft de gevorderde immateriële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster] aan de Staat
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.B. Eigeman, voorzitter, mrs. P.K. Oosterling-van der Maarel en J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juni 2018.
Mr. J. Wiersma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij in of omstreeks 18 februari 2007 tot en met 05 juni 2007 te Urk, met [aangeefster]
, van wie hij, verdachte, wist dat die [aangeefster] in staat van
bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, dan
wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar
geestvermogens leed dat die [aangeefster] niet of onvolkomen in staat was haar
wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te
bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[aangeefster] , hebbende verdachte
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina van die [aangeefster]
geduwd/gebracht en/of
- de (blote) borsten en/of vagina van die [aangeefster] aangeraakt en/of
gestreeld;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 18 februari 2007 tot en met 05 juni 2007 te
Urk, met [aangeefster] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende
verdachte
- zijn, verdachtes, vinger(s) en/of tong in de vagina van die [aangeefster]
geduwd/gebracht en/of
- de (blote) borsten en/of vagina van die [aangeefster] aangeraakt en/of
gestreeld;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 oktober 2016, genummerd 2015363955, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 132. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal informatief gesprek zeden met [aangeefster] , pagina 8.
3.Een geschrift, pagina 21.
4.Een proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 33.
5.Een proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 34.
6.Een geschrift, pagina 59 en bijlagen op pagina 60 en pagina 65.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pagina 98.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 107.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 114.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 116.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 117.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , pagina 118.
13.Een geschrift, inhoudende een door [getuige 2] op schrift gestelde verklaring, pagina 123.