Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[partij 1] ,
[partij 2],
1.[partij 4] ,
[partij 1],
[partij 2],
1.De procedure in de zaak 17-530 (hierna: de verzetzaak)
- het tussenvonnis van 12 juli 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 9 november 2017.
2.De procedure in de zaak 17-631 (hierna: de derdenverzetzaak)
- het tussenvonnis van 6 september 2017
- het proces-verbaal van comparitie van 9 november 2017.
3.De feiten
€ 132.745,60 te betalen, te vermeerderen met rente en kosten. Van dit vonnis is hoger beroep ingesteld.
€ 354.000,- in hoofdsom, ter zake van een geldlening (hierna: de lening [partij 5] ). Het gaat daarbij om een regresvordering wegens een uitgewonnen borgstelling ten gunste van Fortis uit 2004, die in 2006 is omgezet in een overeenkomst van geldlening. Op 5 november 2010 werd deze overeenkomst vastgelegd in een notariële akte, waarbij ook een positieve/negatieve hypotheekverklaring is overeengekomen. Bij notariële akte van 25 juni 2015 heeft de stichting ten gunste van [partij 5] een recht van hypotheek verstrekt voor een bedrag van € 495.600,-. Dit hypotheekrecht is gevestigd op het registergoed.
- een verklaring voor recht dat het besluit van de stichting tot bezwaring van de aan haar toebehorende onroerende zaak nietig is;
- een verklaring voor recht dat het hypotheekrecht gevestigd bij akte d.d. 25 juni 2015 op het registergoed [adres] te [woonplaats] ten behoeve van [partij 5] nietig is;
- gedaagden te gebieden binnen 2 werkdagen na levering van het onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats] de verkoopopbrengsten aan te wenden voor afbetaling van de schuld van € 136.884,96 aan eiser, op straffe van een dwangsom.
4.Het geschil
in de verzetzaak
5.De beoordeling
Inleiding
- verklaring voor recht dat het besluit van de stichting tot bezwaring van haar onroerende zaak nietig is,
- verklaring voor recht dat het hypotheekrecht nietig is,
- [partij 1] , [partij 2] en de stichting te gebieden binnen twee werkdagen na levering van de onroerende zaak de verkoopopbrengsten aan te wenden voor aflossing van de schuld aan [partij 4] , op straffe van een dwangsom,
- verklaring voor recht dat [partij 1] , [partij 2] en de stichting onrechtmatig hebben gehandeld jegens [partij 4] ,
- met veroordeling tot vergoeding van de schade van € 136.884,86, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf de datum van dagvaarding tot voldoening,
“De Stichting heeft ten doel: a. (…) De stichting is eveneens bevoegd tot het geven van hypothecaire zekerheid op registergoederen van de stichting voor schulden van certificaathouders in verband met de verwerving van deze registergoederen (…)”en artikel 6 lid 2 van de statuten, waarin staat:
“(…) Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, (…)”.
ne bis in idem’, zodat het tweemaal instellen van dezelfde vordering in dat opzicht niet wordt verhinderd. Wel is de vraag of [partij 4] een rechtens te respecteren belang toekomt deze vordering in te stellen, een vraag die in deze procedure ook gesteld is.
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)
2.842,00(2,0 punten × tarief € 1.421,00)