ECLI:NL:RBMNE:2018:2536
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Aansprakelijkheid van een bewindvoerder voor schade door slecht bewind en tekortkomingen in de zorgplicht
In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 13 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen DHC Bewind B.V. en [verweerster] U.A. over de aansprakelijkheid van de bewindvoerder. DHC Bewind heeft [verweerster] aangeklaagd voor schadevergoeding, omdat zij van mening is dat [verweerster] tekortgeschoten is in zijn taak als bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde]. De procedure begon met een verzoekschrift van DHC Bewind op 29 maart 2018, waarop [verweerster] op 2 mei 2018 heeft gereageerd. De zitting vond plaats op 29 mei 2018, waar alle betrokken partijen aanwezig waren.
De feiten van de zaak tonen aan dat er in het verleden een bewind is ingesteld over de goederen van [naam onderbewindgestelde], waarbij [verweerster] als bewindvoerder was aangesteld. DHC Bewind stelt dat [verweerster] tijdens zijn bewind niet adequaat heeft gehandeld, wat heeft geleid tot financiële schade voor [naam onderbewindgestelde]. Dit betreft onder andere het niet tijdig doorgeven van wijzigingen in het inkomen aan de Belastingdienst, wat resulteerde in terugvorderingen van zorg- en huurtoeslagen. Daarnaast zijn er claims van Ziggo en Van Dijk die niet zijn betaald, wat heeft geleid tot extra kosten.
De kantonrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat [verweerster] inderdaad tekortgeschoten is in zijn zorgplicht als bewindvoerder. De rechter oordeelde dat de schade die DHC Bewind vorderde, grotendeels toewijsbaar was, met uitzondering van enkele posten waar geen schade is vastgesteld. Uiteindelijk werd [verweerster] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.832,71 aan [naam onderbewindgestelde], vermeerderd met wettelijke rente. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.