ECLI:NL:RBMNE:2018:2535

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
652211-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belediging met ISD-maatregel opgelegd aan verdachte

Op 6 juni 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 februari 2018 in Lelystad meerdere personen heeft bedreigd en beledigd. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 23 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. N. Schapendonk, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.N. de Bruijn, aanwezig waren. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de bedreiging van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met de dood en de belediging van politieambtenaren door hen te beschuldigen van kwetsende termen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van bevindingen, in overweging genomen. De verdachte heeft de feiten bekend, en de rechtbank heeft geoordeeld dat de bedreiging en belediging wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en eenvoudige belediging, beide meermalen gepleegd. De rechtbank heeft geen omstandigheden gevonden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar gevorderd, wat de rechtbank heeft opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als meer passend werd beschouwd. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 38m, 38n, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/652211-18; 16/095493-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 juni 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd in / verblijvende te [verblijfplaats]
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 mei 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk en hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.N. de Bruijn, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
op 22 februari 2018 in Lelystad [naam] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling;
Feit 2:
op 22 februari 2018 in Lelystad de politieagenten [naam] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft beledigd door “kankerhomo’s” naar ze te roepen.
In de tenlastelegging onder 1. en 2. is de persoon [slachtoffer 1] ten onrechte als [naam] vermeld. Nu bij gelegenheid van het onderzoek ter terechtzitting de inhoud van de door deze persoon afgelegde verklaringen zijn besproken en de verdediging met betrekking tot deze vermelding geen verweer heeft gevoerd, merkt de rechtbank deze vermelding aan als een kennelijke verschrijving en zal de rechtbank de tenlastelegging in zoverre verbeterd lezen. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen: [1]
Feit 1:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2018;
  • proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2018;
- proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2018; [3]
- proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2018. [4]
Feit 2:
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat daarom met een opsomming van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht het ten laste gelegde bewezen op grond van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 mei 2018;
  • proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2018;
- proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2018; [6]
- proces-verbaal van bevindingen van 22 februari 2018. [7]

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 22 februari 2018 te Lelystad,
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd: “ik haal een baretta en schiet jullie dood” en “2 in de borst, 1 in het hoofd”, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking, waarbij verdachte met zijn handen een schietbeweging maakte;
Feit 2:
op 22 februari 2018 te Lelystad opzettelijk ambtenaren, te weten
[slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft beledigd, door aan voornoemde verbalisanten de woorden toe te voegen: “kankerhomo’s”, althans woorden van gelijke beledigende aard en strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om rekening te houden met de omstandigheden waaronder verdachte de feiten heeft gepleegd. Verder heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat te weinig informatie voorhanden is om verdachte de ISD-maatregel op teleggen. Het is wenselijk om verdachte op te nemen in een verslavingskliniek, maar de rechtbank kan dit belang ook dienen door die klinische behandeling te gieten in het vat van de bijzondere voorwaarde, te verbinden aan een voorwaardelijk op te leggen ISD-maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich ontoelaatbaar agressief en ongeremd gedragen en heeft zich aldus schuldig gemaakt aan kwalijke misdrijven. Hij heeft politieambtenaren die bezig waren met het uitvoeren van hun werk bedreigd met de dood. Uit de verklaringen en bevindingen van de politieagenten, zoals daarvan blijkt uit de betreffende processen-verbaal volgt, dat zij zich serieus bedreigd hebben gevoeld als gevolg van het onder 1 bewezen geachte feit.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 23 mei 2018 betreffende verdachte. Dit uittreksel omvat 24 pagina’s. Daaruit blijkt dat de verdachte veelvuldig door de strafrechter is veroordeeld voor met name vermogens- en geweldsdelicten. De laatste onherroepelijke veroordeling dateert van 27 november 2017.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het Reclasseringsadvies Meervoudige kamer van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 17 mei 2018, opgemaakt door [A] (reclasseringswerker). Uit dit advies volgt dat verdachte kampt met verslavings- en persoonlijkheidsproblematiek. Verdachte is sinds 2009 werkloos en heeft geen structurele of constructieve dagbesteding. Vanaf 2012 beschikt hij niet meer over een vaste woon- of verblijfplaats. Eerdere reclasseringstrajecten zijn steeds gestagneerd, in de kern doordat verdachte zijn afspraken niet nakwam. Hierdoor kwamen noodzakelijke forensische behandelingen niet van de grond. Daarbij komt dat, door de hoge mate van recidive, ingezette zorg en andere acties van de reclassering werden onderbroken. Het recidiverisico wordt nog steeds hoog ingeschat. In het Reclasseringsadvies wordt geadviseerd om verdachte een ISD-maatregel op te leggen voor de duur van twee jaren. Binnen acht weken zal dan na een trajectbepalingsoverleg een plan van aanpak worden opgesteld. Indien een behandeling in een verslavingskliniek wordt geïndiceerd (wat de verwachting is), kan deze plaatsvinden in een forensische verslavingskliniek of een forensisch psychiatrische kliniek. In beide klinieken is aandacht voor zowel de verslavingsproblematiek als het delictgedrag van verdachte. Ambulante behandeling is volgens de reclassering geen reële optie meer. Onder de vlag van een ISD-maatregel kan bij een positief verloop van de klinische behandeling worden gewerkt aan een aangesloten uitstroom naar beschermd wonen te zijner tijd.
Reclasseringswerker [A] heeft als deskundige ter terechtzitting de vorenweergegeven inzichten bevestigd en uiteengezet. Naar haar mening ziet de reclassering, gelet op het eerdere verloop van de toezichten, thans geen mogelijkheden meer voor toezicht en begeleiding van verdachte in het kader van een eventueel door de rechtbank op te leggen bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf of maatregel.
De maatregel
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan voor het opleggen van de ISD-maatregel. Bewezen is verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel justitiële documentatie van 23 mei 2018 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan deze feiten ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Dit betreft:
  • op 11 oktober 2017 is verdachte door de Politierechter Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken (parketnummer 16-653202-17). Deze straf is ten uitvoer gelegd;
  • op 27 november 2017 is verdachte door de Politierechter Utrecht veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk (parketnummer 16-095493-17). Deze straf is ten uitvoer gelegd; en
  • op 7 december 2017 is verdachte door de Politierechter Haarlem veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week (parketnummer 15-189241-17). Deze straf is ten uitvoer gelegd.
De in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Zoals blijkt uit de inhoud van het hiervoor genoemde rapport, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de aard en ernst en voorts het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De vordering van de officier van justitie voldoet aan de voorwaarden voor het opleggen van de ISD-maatregel uit de Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers van het Openbaar Ministerie. Verdachte valt onder de definitie van stelselmatige dader. Hij is immers een persoon van 18 jaar of ouder die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich opgemaakt zag worden voor meer dan tien misdrijffeiten, waarvan ten minste één misdrijf in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde misdrijffeit.
De rechtbank is niet gebleken van redenen om deze maatregel niet op te leggen. Zij zal daarom de ISD-maatregel opleggen. Zoals ook volgt uit het advies van de reclassering, acht de rechtbank een voorwaardelijke ISD-maatregel met oplegging van bijzondere voorwaarden een gepasseerd station. De reclassering heeft hierover herhaald en ondubbelzinnig aangegeven dat zij het toezicht hiervan niet kan uitvoeren.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van verdachtes problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal, conform het standpunt van de officier van justitie ter zitting, de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Politierechter Utrecht van 27 november 2017 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden afwijzen (parketnummer 16-095493-17). Reden daarvoor is dat, gelet op de oplegging van de ISD-maatregel, toewijzing van deze vordering niet opportuun is.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
twee jaren;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-095493-17
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.B.W. Beekman, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juni 2018.
De voorzitter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2018 te Lelystad, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [naam] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden toegevoegd :"ik haal een baretta en schiet jullie dood" en/of "2 in de borst, 1 in het hoofd", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, waarbij verdachte met zijn handen een schietbeweging maakte;
2.
hij op of omstreeks 22 februari 2018 te Lelystad opzettelijk ambtenaren, te weten [naam] , [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door aan voornoemde verbalisanten de woorden toe te voegen: "kankerhomo's", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Waarna hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsgelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 februari 2018, genummerd PL0900-2018052891, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 30. Tenzij anders vermeld, zijn de processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 19 en 20.
3.Pagina 21 en 22.
4.Pagina 22 en 23.
5.Pagina 19 en 20.
6.Pagina 21 en 22.
7.Pagina 22 en 23.