ECLI:NL:RBMNE:2018:2505

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
C/16/459792 / FA RK 18-2540
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging voortgezet verblijf en voorwaardelijke machtiging in het kader van de Wet BOPZ

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 30 mei 2018, werd een verzoek behandeld van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene, geboren in 1994, die momenteel verblijft in een psychiatrische instelling. De rechtbank heeft het verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf en een voorwaardelijke machtiging beoordeeld, waarbij de betrokkene heeft aangegeven dat hij graag naar een andere locatie wil verhuizen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder verklaringen van de geneesheer-directeur en behandelingsplannen. De betrokkene heeft ter zitting verklaard dat zijn verbetering niet door medicatie komt, maar door zijn eigen inspanningen. De raadsvrouw pleitte voor afwijzing van de machtiging tot voortgezet verblijf en toewijzing van de voorwaardelijke machtiging, terwijl de behandelaar aangaf dat er een verschil van mening bestaat over de medicatie.

De rechtbank concludeert dat de geestelijke stoornis van de betrokkene, schizofrenie, ook na afloop van de huidige machtiging aanwezig zal zijn en dat er gevaar voor de betrokkene zelf bestaat. De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen tot 30 juni 2018, met een voorwaardelijke machtiging die ingaat op 1 juli 2018 voor een periode van vijf maanden. De betrokkene moet zich houden aan de voorwaarden van het behandelingsplan, waaronder het gebruik van medicatie en samenwerking met hulpverleners. De rechtbank heeft de beslissing direct aan de betrokkene medegedeeld, ondanks de afwezigheid van de officier van justitie, om te voorkomen dat er op korte termijn opnieuw een belastende zitting moet plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/459792 / FA RK 18-2540
BOPZ-nummer: 1068406
Machtiging voortgezet verblijf; subsidiair voorwaardelijke machtiging

Beschikking van 30 mei 2018

op het verzoek van de officier van justitie van 8 mei 2018 primair tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf, subsidiair tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging van:

[betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [verblijfplaats] , [psychiatrische instelling] .
De rechtbank heeft kennis genomen van de bij het verzoek overgelegde stukken, waaronder twee op 30 april 2018 ondertekende en met redenen omklede verklaringen van de geneesheer-directeur van het genoemde ziekenhuis als bedoeld in de artikelen 14a en 16 van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet BOPZ), alsmede de behandelingsplannen van 25 en 26 april 2018, de stand van uitvoering daarvan en de in artikel 37a Wet BOPZ bedoelde aantekeningen.
De rechtbank heeft gehoord:
- de betrokkene,
- mr. W.J. de Vries-Mulder, raadsvrouw van betrokkene,
- de heer T.W.J. Benschop, behandelend psychiater (hierna te noemen: de behandelaar).
Door het horen van de hierboven genoemde personen, in samenhang met de overgelegde stukken, acht de rechtbank zich in voldoende mate voorgelicht.
De betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat hij graag naar een locatie van Abrona wil verhuizen. Volgens betrokkene is de verbetering van zijn toestand aan hemzelf te danken, het komt niet door de medicatie. De raadsvrouw heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek tot het verlenen van een machtiging voortgezet verblijf en toewijzing van het verzoek tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging. Het gaat goed met betrokkene. Hij verblijft op een open afdeling en gaat vanaf 1 juli aanstaande begeleid wonen op een locatie van Abrona. Betrokkene is op de hoogte van en accoord met de voorwaarden die zijn genoemd in het behandelplan. Zij kan zich echter wel vinden in het verlenen van een machtiging voortgezet verblijf voor korte duur, te weten tot 1 juli aanstaande, gevolgd door een voorwaardelijke machtiging vanaf laatstgenoemde datum.
De behandelaar heeft ter zitting het volgende naar voren gebracht. De reden voor de aanvraag is het feit dat er met betrokkene een verschil van mening bestaat over de medicatie. In het behandelplan is geen voorwaarde opgenomen over het gebruik van alcohol, omdat dat niet het belangrijkste probleem voor betrokkene is.
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de door haar gehouden verhoren en verkregen inlichtingen tot de overtuiging gekomen dat de stoornis van de geestvermogens van betrokkene, te weten schizofrenie, ook na afloop van de geldigheidsduur van de lopende machtiging aanwezig zal zijn. De rechtbank is van oordeel dat deze stoornis betrokkene ook dan gevaar zal doen veroorzaken en dat het gevaar, met name het gevaar dat betrokkene zich van het leven zal beroven of zichzelf ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen, in eerste instantie niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten het ziekenhuis kan worden afgewend.
Gebleken is verder dat betrokkene per 1 juli aanstaande de instelling zal verlaten, omdat hij dan elders begeleid kan gaan wonen. De rechtbank verwacht dat het gevaar zich vervolgens, na de verhuizing op 1 juli 2018, slechts door het stellen en naleven van voorwaarden kan worden afgewend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het behandelingsplan is opgesteld door de behandelaar na overleg met betrokkene en dat betrokkene zich dan onder behandeling stelt van de behandelaar, overeenkomstig het behandelingsplan en met inachtneming van de daarin vermelde voorwaarden:
- Betrokkene slikt de medicatie volgens voorschrift;
- Betrokkene werkt zo nodig mee aan spiegelcontroles;
- Betrokkene houdt zich aan de afspraken met de hulpverleners (zoals begeleiders, behandelaar of psychiater) die bij hem betrokken zijn.
Betrokkene heeft zich bereid verklaard tot naleving van de voorwaarden.
In de stukken wordt mededeling gedaan van het psychiatrisch ziekenhuis dat bereid is betrokkene op te nemen als deze de voorwaarden niet naleeft of het gevaar niet langer buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend door de naleving van de voorwaarden.
De rechtbank overweegt voorts nog het volgende.
Weliswaar ziet het verzoek van de officier op het verlenen van slechts één machtiging, te weten een machtiging tot voortgezet verblijf, en slechts subsidiair – in het geval er geen termen zouden zijn tot verlening daarvan – tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging.
Strikt genomen komt de rechtbank, nu zij termen aanwezig acht het verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf toe te wijzen, niet toe aan toewijzing van het subsidiaire verzoek.
Aangezien betrokkene echter op vrij korte termijn, te weten op 1 juli aanstaande, de instelling zal verlaten en reeds nu vaststaat dat er eveneens termen aanwezig zijn om per die datum een voorwaardelijke machtiging te verlenen, zal de rechtbank het verzoek van de officier van justitie opvatten als een verzoek tot verlening van een machtiging tot voortgezet verblijf voor een beperkte periode, te weten tot 1 juli aanstaande en tevens een verzoek tot een voorwaardelijke machtiging voor de periode na het aflopen van de machtiging tot voortgezet verblijf. Nu betrokkene tot en met 30 juni 2018 in de huidige BOPZ-instelling verblijft, zal de rechtbank een machtiging tot voortgezet verblijf verlenen tot de datum van het vertrek van betrokkene uit de instelling. De rechtbank zal daarnaast een voorwaardelijke machtiging verlenen vanaf 1 juli 2018, de vertrekdatum van betrokkene. De duur van de voorwaardelijke machtiging zal de rechtbank vanwege de eveneens verleende machtiging tot voortgezet verblijf beperken tot vijf maanden. De rechtbank acht deze uitleg
van het voorliggende verzoek geboden, nu het verlenen van een voorwaardelijke machtiging met onmiddellijke ingang, gelet op de vertrekdatum van betrokkene, nog niet aan de orde is, anderzijds nu er voor het aanhouden van het verzoek op grond van het bepaalde in artikel 8a Wet BOPZ, gelet op de formulering van het verzoek van de officier van justitie, evenmin termen zijn. Tenslotte omdat alle betrokkenen zich blijkens het verhandelde ter zitting met een dergelijke uitleg van het verzoek accoord hebben verklaard. Met bovengenoemde handelwijze wordt bovendien voorkomen, dat op vrij korte termijn opnieuw een voor betrokkene mogelijk belastende zitting moet worden gehouden.
De rechtbank acht het in het belang van betrokkene om direct de beslissing te horen. De rechtbank heeft daarom, ondanks dat de officier van justitie niet aanwezig was ter zitting, direct de beslissing mondeling aan betrokkene medegedeeld.
Het bovenstaande leidt tot de volgende beslissing.
De rechtbank
verleenteen machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in [psychiatrische instelling] te [verblijfplaats] of in een ander psychiatrisch ziekenhuis, met ingang van 30 mei 2018 tot en met 30 juni 2018;
de rechtbank
verleenttevens een voorwaardelijke machtiging voor de duur van vijf maanden, met ingang van 1 juli 2018 tot en met 1 december 2018;
bepaalt dat voor betrokkene per 1 juli 2018 de voorwaarde geldt dat hij zich onder behandeling stelt van de behandelaar overeenkomstig het behandelingsplan
d.d. 26 april 2018 en de daarin opgenomen en hierboven genoemde voorwaarden.
Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J.G. van Osta, rechter, in bijzijn van
mr. M.J.W. Rietveld als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 mei 2018.