In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 30 mei 2018, werd een verzoek behandeld van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging tot voortgezet verblijf van de betrokkene, geboren in 1994, die momenteel verblijft in een psychiatrische instelling. De rechtbank heeft het verzoek om een machtiging tot voortgezet verblijf en een voorwaardelijke machtiging beoordeeld, waarbij de betrokkene heeft aangegeven dat hij graag naar een andere locatie wil verhuizen. De rechtbank heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken, waaronder verklaringen van de geneesheer-directeur en behandelingsplannen. De betrokkene heeft ter zitting verklaard dat zijn verbetering niet door medicatie komt, maar door zijn eigen inspanningen. De raadsvrouw pleitte voor afwijzing van de machtiging tot voortgezet verblijf en toewijzing van de voorwaardelijke machtiging, terwijl de behandelaar aangaf dat er een verschil van mening bestaat over de medicatie.
De rechtbank concludeert dat de geestelijke stoornis van de betrokkene, schizofrenie, ook na afloop van de huidige machtiging aanwezig zal zijn en dat er gevaar voor de betrokkene zelf bestaat. De rechtbank heeft besloten om de machtiging tot voortgezet verblijf te verlenen tot 30 juni 2018, met een voorwaardelijke machtiging die ingaat op 1 juli 2018 voor een periode van vijf maanden. De betrokkene moet zich houden aan de voorwaarden van het behandelingsplan, waaronder het gebruik van medicatie en samenwerking met hulpverleners. De rechtbank heeft de beslissing direct aan de betrokkene medegedeeld, ondanks de afwezigheid van de officier van justitie, om te voorkomen dat er op korte termijn opnieuw een belastende zitting moet plaatsvinden.