ECLI:NL:RBMNE:2018:2504

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juni 2018
Publicatiedatum
6 juni 2018
Zaaknummer
UTR 18/2177
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het recht op demonstratie van Pegida Nederland door de burgemeester van Utrecht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juni 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van Pegida Nederland. Pegida had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Utrecht, die voorschriften en beperkingen had opgelegd aan een voorgenomen demonstratie op 4 juni 2018. De demonstratie was gepland om 20.00 uur bij de Sayidina Ibrahim moskee aan het Attleeplantsoen in Utrecht, en Pegida wilde onder andere varkensvlees barbecueën als onderdeel van de demonstratie, wat tijdens de ramadan en het avondgebed plaatsvond.

De burgemeester had het recht op demonstratie beperkt door een alternatieve locatie aan te wijzen, omdat er een gerechtvaardigde vrees voor wanordelijkheden bestond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester voldoende aannemelijk had gemaakt dat er vrees voor wanordelijkheden was, gebaseerd op een bestuurlijke rapportage van de politie. Deze rapportage schetste de situatie rondom de demonstratie en de mogelijke provocaties die zouden kunnen leiden tot confrontaties.

De voorzieningenrechter benadrukte dat hoewel er vrees voor wanordelijkheden was, dit op zich geen reden was om de demonstratie te verbieden. De burgemeester had echter het recht om de demonstratie te beperken door een andere locatie aan te wijzen, gezien de omstandigheden. Pegida had de alternatieve locatie afgewezen, maar de voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester het recht op demonstratie op een rechtmatige manier had beperkt. De uitspraak werd gedaan door mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier, en werd in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/2177
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 juni 2018 in de zaak tussen
[A] , namens Pegida Nederland, verzoekster
en
de burgemeester van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Gangabisoensingh).

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder voorschriften en beperkingen verbonden aan de door verzoekster voorgenomen demonstratie op 4 juni 2018 om 20.00 uur op het Attleeplantsoen 37 te Utrecht .
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2018. Namens Pegida Nederland is het woord gevoerd door [B] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door G.W. van de Vliert, hoofdinspecteur van politie.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
Het gaat in deze zaak om de beperking van het recht op demonstratie van Pegida.
Pegida heeft bij verweerder gemeld vanavond 4 juni 2018 van 20.00 tot 22.00 uur te willen demonstreren tegen de islamisering bij de Sayidina Ibrahim moskee aan het Attleeplantsoen in Utrecht. Zij wil demonstreren door onder andere toespraken te houden, spandoeken de laten zien en varkensvlees te barbecueën.
Verweerder mag het recht op demonstratie op grond van Wet openbare manifestaties beperken als dat nodig is om wanordelijkheden te voorkomen. Verweerder heeft in dit geval van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Verweerder moet aannemelijk maken dat er vrees voor wanordelijkheden bestaat. In de bestuurlijke rapportage van de politie is in kaart gebracht wat er rond de demonstratie speelt en kan spelen. Geschetst wordt dat de demonstratie plaats vindt tijdens de ramadan, tijdens het avondgebed en dat het eind van de vastenperiode van die dag tijdens de demonstratie valt. Beschreven is dat het op de plaats en op het tijdstip van de demonstratie druk is rond de moskee. Verder is beschreven dat het roosteren van een varken door jongeren uit de buurt en andere Utrechtse wijken gezien wordt als een ernstige en bewuste provocatie en dat confrontaties verwacht worden. Overigens niet alleen van jongeren uit de buurt maar ook van andere actiegroepen.
Met deze bestuurlijke rapportage is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende onderbouwd dat gevreesd moet worden voor wanordelijkheden.
Een dergelijke vrees voor wanordelijkheden is op zich geen reden om de demonstratie te verbieden. Dat heeft verweerder ook niet gedaan. Ook bij tegendemonstraties is verweerder in beginsel gehouden het recht op demonstratie te waarborgen ter plekke of elders. Verweerder heeft gesteld dat de door Pegida gekozen locatie een slechte locatie is om eventuele wanordelijkheden te bestrijden. In de bestuurlijke rapportage is beschreven welke knelpunten zich voordoen: een hoge verkeersdruk rond het avondgebed en een beperkte infrastructuur. Op de zitting heeft Van der Vliert dat verder toegelicht. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is hiermee voldoende toegelicht dat adequaat optreden van verweerder op 4 juni 2018 van 20.00 tot 22.00 uur bij het Attleeplantsoen niet goed mogelijk is als zich daadwerkelijk wanordelijkheden voordoen.
Om het recht op demonstratie zo goed mogelijk te waarborgen heeft verweerder een alternatieve locatie aangewezen, te weten de busbaan op het Westplein in Utrecht. Dat is een locatie die enigszins past bij het doel dat Pegida met de demonstratie nastreeft. Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er geen beter alternatief was dichter bij het Attleeplantsoen. Pegida heeft de alternatieve locatie echter afgewezen. Het is overigens niet aan verweerder om alternatieve plekken bij andere moskeeën in Utrecht te onderzoeken.
De voorzieningenrechter komt tot de conclusie dat verweerder het recht op demonstratie van Pegida mocht beperken zoals hij heeft gedaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.