ECLI:NL:RBMNE:2018:250

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
659098-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Strafzaak tegen minderjarige verdachte wegens openlijke geweldpleging, diefstal, mishandeling en afpersing

Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van meerdere geweldsdelicten, diefstallen in vereniging, mishandeling, afpersing en bedreiging. De zaak betreft incidenten die zich hebben voorgedaan in Almere tussen 2015 en 2017. De rechtbank heeft op basis van het dossier en de verklaringen van getuigen en slachtoffers geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging, diefstal met geweld, mishandeling en afpersing, maar heeft de verdachte vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van de procedure is overschreden, wat heeft geleid tot een milder oordeel over de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 200 uren. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/659098-17 en 16/081242-17 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1998] te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de laatstelijk gehouden terechtzitting van 9 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen verdachte en mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, en van hetgeen de wettelijk vertegenwoordiger van de benadeelde partij [slachtoffer 5] , namelijk [A] , naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging van feit 4 op de dagvaarding met het parketnummer 16/659098-17 is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging, waaronder de gewijzigde tenlastelegging van feit 4, is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 16/659098-17
Feit 1 primair:
op 25 januari 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met (bedreiging met) geweld een iPhone 5, een iPhone 6, een powerbank en/of een schoudertasje met inhoud van [slachtoffer 1] heeft gestolen.
Feit 1 subsidiair:
op 25 januari 2017 op de [straatnaam] te Almere tegen [slachtoffer 1] openlijk geweld heeft gepleegd.
Feit 2:
op 13 september 2015 op het [naam pad] , in elk geval het [naam park] , te Almere tegen [slachtoffer 2] openlijk geweld heeft gepleegd.
Feit 3:
op 12 maart 2015 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met (bedreiging met) geweld een geldbedrag (in totaal € 25,-) en/of een openbaar vervoer kaart van [slachtoffer 2] , heeft gestolen.
Feit 4:
op 15 mei 2015 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, een telefoon van [slachtoffer 3] heeft gestolen.
Feit 5:
op 1 maart 2016 te Almere [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
Parketnummer 16/081242-17
Feit 1 (hierna: feit 6):
op 27 februari 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, [slachtoffer 5] door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden.
Feit 2 (hierna: feit 7):
op 28 mei 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, geld, oordopjes, een (telefoon)oplader, schoenen en/of een sleutelbos, van [slachtoffer 5] heeft afgeperst.
Feit 3 (hierna: feit 8):
op 28 mei 2016 te Almere [slachtoffer 4] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] met elkaar via WhatsApp contact hebben gehad over het beroven van een jongen – de rechtbank begrijpt: aangever [slachtoffer 1] . Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte hiervan wist, dan wel anderszins bij de diefstal (met geweld) betrokken is geweest, zodat verdachte van dit feit zal worden vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 subsidiair, 2, 3, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Van de onder 4 ten laste gelegde diefstal in vereniging heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd. Zij heeft aangevoerd dat onduidelijk is wie de telefoon heeft weggenomen en dat er onvoldoende bewijs is voor een nauwe en bewuste samenwerking.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 4 ten laste gelegde en daartoe aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de diefstal van de telefoon, nu uit de aangifte blijkt dat het niet verdachte was die zei dat de telefoon niet moest worden teruggegeven. Voor de overige feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor de feiten 1 subsidiair, 2, 3, 6, 7 en 8
Voornoemde feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze ten laste gelegde feiten bekend en de raadsman heeft voor deze feiten geen vrijspraak bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
Feit 1 subsidiair: [1]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018;
  • het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 221, tiende alinea;
  • het proces-verbaal van aangifte, p. 1001 t/m 1002;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1068 t/m 1069, eerste alinea.
Feit 2: [2]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte, p. 1 t/m 3;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 17.
Feit 3: [3]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte, p. 3.
Feit 6: [4]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte, blad 1 en 2;
  • het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , blad 1 en 2.
Feit 7: [5]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , blad 2 en 3;
  • het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] , blad 2, vierde alinea vanaf “Ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer 5] zeggen…” tot en met “… onder bedreiging”.
Feit 8: [6]
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018;
  • het proces-verbaal van aangifte, blad 1 en 2, derde alinea.
Bewijsmiddelen voor feit 4 [7]
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft verklaard dat zij op 15 mei 2015 met haar vriendin [getuige 6] in Almere liep. Zij zag daar verdachte samen met [B] en [C] . Verdachte viel haar aan. [getuige 6] vertelde haar later dat haar telefoon uit haar zak was gevallen toen verdachte haar bij haar haren vasthad. [B] had deze telefoon gepakt. Zij heeft dit zelf niet gezien, maar merkte wel dat haar telefoon nu weg is. [8]
[getuige 6] heeft verklaard dat zij zag dat door het gevecht de telefoon van [slachtoffer 3] op de grond was gevallen. Zij heeft toen gezegd dat iedereen die telefoon gewoon op de grond moest laten liggen. Zij zag dat een vriendin van verdachte, genaamd [B] , op een gegeven moment de telefoon van de grond pakte. Zij zei tegen haar dat zij die telefoon wilde hebben. Zij hoorde verdachte toen zeggen dat zij de telefoon niet terug moest geven. Zij hoorde [slachtoffer 3] toen nogmaals om haar telefoon vragen. Zij hoorde verdachte zeggen dat zij hem niet kreeg. Zij zag dat [B] toen de telefoon aan verdachte gaf. Verdachte gaf de telefoon daarop aan haar neef op de scooter, die vervolgens wegreed terwijl hij de telefoon nog in zijn bezit had. [9]
Getuige [getuige 4] , een toevallige voorbijgangster, heeft verklaard dat zij zag dat een vriendin van het slachtoffer aan de dader en haar vriendinnen vroeg waar de telefoon van het slachtoffer was. Zij hoorde één van die meiden zeggen dat ze die niet terug kreeg. [10]
Bewijsoverweging voor feit 4
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. Dat aangeefster heeft verklaard dat zij hoorde dat [getuige 6] zei dat [B] de telefoon niet aan aangeefster terug moest geven, maakt dit niet anders. De rechtbank gaat ervan uit dat dit op een vergissing berust, nu het niet voor de hand ligt dat [getuige 6] , een vriendin van aangeefster, dit zou hebben gezegd en dit ook niet overeenkomt met de verklaring van [getuige 6] zelf. Uit de verklaring van [getuige 6] volgt dat verdachte heeft gezegd dat de telefoon niet aan aangeefster mocht worden teruggegeven, dat verdachte de telefoon vervolgens van [B] heeft aangepakt en deze daarop aan haar neef heeft gegeven die ermee is weggereden. De rechtbank vindt hierin voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de ten laste gelegde diefstal in vereniging.
Bewijsmiddelen voor feit 5 [11]
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft verklaard dat zij op 1 maart 2016 in Almere liep, samen met een vriendin genaamd [getuige 5] . In de centrale hal van het winkelcentrum zag zij verdachte staan, samen met een vriendin. Verdachte zei tegen haar: “Eigenlijk hoor ik je hier te slaan, maar er hangen teveel camera’s”. Toen zij met [getuige 5] richting het [straatnaam] liep, voelde zij in één keer een klap op haar achterhoofd. Zij voelde dat haar hoofd naar beneden werd gedrukt en voelde een stekende pijn op haar achterhoofd. Zij keek om en zag dat verdachte bij haar vandaan liep. [12]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij zag dat verdachte met haar rechter vlakke hand tegen het hoofd van [slachtoffer 4] sloeg. Zij zag dat [slachtoffer 4] moest huilen. [13]
Bewijsoverweging voor feit 5
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de onder 5 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. subsidiair
op 25 januari 2017 te Almere, met anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , - onverholen en waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen - openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het tackelen van die [slachtoffer 1] ten gevolge waarvan hij op de grond is gevallen en
- het bovenop die [slachtoffer 1] gaan zitten en vervolgens die [slachtoffer 1] meermalen met kracht in/op/tegen het gezicht stompen en
- terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag die [slachtoffer 1] meerdere malen met kracht schoppen/trappen op/tegen het lichaam;
2.
op 13 september 2015 te Almere, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het [naam pad] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- het meermaals spugen in het haar/gezicht van die [slachtoffer 2] en
- het slaan in het gezicht van die [slachtoffer 2] en
- het vragen wat er met die [slachtoffer 2] moet gebeuren en
- vervolgens één of meer personen zeggen dat die [slachtoffer 2] vermoord moet worden en geslagen moet worden en uitgekleed moet worden en
- het meermaals het haar van die [slachtoffer 2] vastpakken en
- vervolgens het met kracht naar de grond trekken aan het haar van die [slachtoffer 2] en
- vervolgens het meermaals in/tegen het/de hoofd/buik van die [slachtoffer 2] schoppen terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
3.
op 12 maart 2015 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag, in totaal 25 euro, en een openbaar vervoer kaart, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan een andere deelnemer van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- die [slachtoffer 2] werd gefouilleerd in haar kleding en
- vervolgens die [slachtoffer 2] in de rug werd geduwd en
- vervolgens tegen die [slachtoffer 2] werd gezegd: "Als je aangifte gaat doen, dan moet ik je wel doodmaken";
4.
op 15 mei 2015 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 3] ;
5.
op 1 maart 2016 te Almere [slachtoffer 4] heeft mishandeld door te slaan tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 4] ;
6.
op 27 februari 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met een ander, een ander, te weten [slachtoffer 5] , door bedreiging met geweld gericht tegen die ander, te weten [slachtoffer 5] , wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, te weten het kopen van een rokje, door voornoemde [slachtoffer 5] in/bij een pashokje aan te spreken en tegen voornoemde [slachtoffer 5] te zeggen:
- dat zij haar eigenlijk moet slaan en doodmaken en
- dat voornoemde [slachtoffer 5] een rokje moet kopen voor verdachte;
7.
op 28 mei 2016 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en oordopjes en een (telefoon)oplader en/of een sleutelbos, toebehorende aan [slachtoffer 5] , welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- tegen voornoemde [slachtoffer 5] de volgende woorden, althans woorden van gelijke strekking werden geuit:
- " Ik wil je niet mee trekken waar iedereen bij is, loop mee" en
- " Ga eten voor me halen" en
- " Zeg niet dat je geld aan mij gegeven hebt, anders ga ik je klappen" en
- " Ik heb zin om je te slaan" en
- " Geef me je schoen" en "Geef me je bh" en
- " Ik heb een mes bij me, ik kan je haar wel korter maken" waarbij voornoemde [slachtoffer 5] aan haar haar werd vastgepakt en
- vervolgens in de zakken/jas van voornoemde [slachtoffer 5] werd gevoeld en spullen/goederen uit de zakken/jas van voornoemde [slachtoffer 5] werden gepakt en
- vervolgens tegen voornoemde [slachtoffer 5] de woorden werden geuit; "Als je nu weer aangifte gaat doen ga ik je slaan en kom ik opzoeken" en
- voornoemde [slachtoffer 5] vast te pakken bij haar shirt en een gebalde vuist te tonen voor het gezicht van voornoemde [slachtoffer 5] ;
8.
op 28 mei 2016 te Almere [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "als [slachtoffer 5] het heeft gedaan maak ik haar dood en als jij het hebt gedaan maak ik jou dood".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 subsidiair tot en met 8 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 subsidiair en feit 2:
telkens openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 3:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Feit 4:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Feit 5:
mishandeling.
Feit 6:
medeplegen van een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Feit 7:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 8:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde – het enige feit ten tijde waarvan verdachte meerderjarig was – het adolescentenstrafrecht toe te passen.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke jeugddetentie van dertien dagen, met aftrek van het voorarrest, en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringscontact met de volwassenreclassering en een behandelverplichting. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen jeugddetentie.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, gelet op de persoon van verdachte, ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast. De raadsman heeft verzocht verdachte een werkstraf op te leggen en geen onvoorwaardelijke jeugddetentie, dan wel deze te beperken tot de duur van het voorarrest. De door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke jeugddetentie met daarbij de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden kan aan verdachte worden opgelegd. Zij staat open voor behandeling. Daarbij zou wel de jeugdreclassering en niet de volwassenreclassering verdachte moeten begeleiden. Verdachte is met de juiste benadering tot veel te brengen en het geduld en de inzet van de jeugdreclassering sluiten hierbij beter aan dan die van de volwassenreclassering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een achttal delicten waaronder een groot aantal geweldsdelicten. Verdachte heeft, veelal in het bijzijn van vriendinnen, de confrontatie met jongere meisjes opgezocht, hen bedreigd, mishandeld, met (bedreiging met) geweld hun spullen gestolen en één van hen gedwongen tot de aankoop van een rokje en haar later afgeperst. Dit speelde in 2015 en 2016. Begin 2017 heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Verdachte heeft deze jonge slachtoffers met haar handelwijze veel angst aangejaagd en hen het leven zuur gemaakt. De rechtbank vindt dit ernstig en rekent verdachte dit alles aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 17 november 2017. Daaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten. Wel is haar eerder een transactie – leerstraf – aangeboden voor een mishandeling.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 28 augustus 2017. Daaruit volgt dat verdachte een belaste voorgeschiedenis heeft. Zij is gedurende acht à negen maanden dakloos geweest. Inmiddels probeert zij haar leven weer op te pakken en krijgt daarbij hulp van [naam instelling 1] , waar zij sinds ongeveer een jaar begeleid woont. Het is de vraag in hoeverre verdachte open staat voor hulp en zich begeleidbaar zal opstellen, omdat zij haar eigen plan lijkt te trekken. De Raad heeft weinig zicht op verdachte en vindt het zorgelijk dat zij geen verantwoordelijkheid neemt voor haar daden. Toezicht en Begeleiding is een goede aanvulling op [naam instelling 1] , zodat een gezamenlijk plan gemaakt kan worden om verdachte een stabiele basis te bieden en samen te werken aan haar toekomst. Gezien de leeftijd van verdachte kan dit het beste door de volwassenreclassering worden uitgevoerd. De Raad adviseert om verdachte een (deels) voorwaardelijke werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarde de verplichting om te verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een reclasseringsadvies van 13 juni 2017. De reclassering merkt op dat het IQ van verdachte in 2014 is bepaald op 75. Het toepassen van geweld is mogelijk een copingstrategie van verdachte. Ook heeft de reclassering problemen geconstateerd op het gebied van financiën. De overige leefgebieden lijkt verdachte redelijk op orde te hebben. Zij heeft momenteel inkomen, volgt een leerwerktraject en beschikt over stabiele huisvesting bij [naam instelling 1] . Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. De reclassering adviseert het volwassenstrafrecht toe te passen aangezien zij geen indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht ziet. De reclassering adviseert aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf dan wel een werkstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden 1) een meldplicht bij Reclassering Nederland, 2) een behandelverplichting bij [naam instelling 2] en 3) de verplichting voor verdachte om inzicht te geven in haar sociale netwerk.
De straf
De rechtbank vindt in de persoonlijkheid van verdachte aanleiding om (ook) ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte ten tijde van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde net achttien jaar oud was en dat verdachte, gelet op wat in voornoemde rapportages naar voren komt, een kwetsbaar meisje betreft.
De rechtbank zal in de strafoplegging ook rekening houden met het door verdachte bekende en ad informandum op de dagvaarding vermelde strafbare feit, namelijk mishandeling op 15 mei 2015 te Almere (parketnummer 16/659399-17).
De rechtbank heeft geconstateerd dat voor de onder 2 tot en met 5 bewezen verklaarde feiten de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt in deze zaak heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen zestien maanden nadat de redelijke termijn is aangevangen. Verdachte is voor voornoemde feiten gehoord in mei 2015, september 2015 en in juni 2016, terwijl het eindvonnis op 23 januari 2018 wordt gewezen. Daarmee is de redelijke termijn, gerekend vanaf mei 2015, met zestien maanden, en dus in aanzienlijke mate overschreden.
De rechtbank acht, alles afwegende, in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie van langere duur dan het voorarrest passend en geboden, maar zal, gelet op de geconstateerde overschrijding van de redelijke termijn, de op te leggen jeugddetentie gelijk stellen aan de duur van het voorarrest.
Daarnaast acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank beoogt hiermee verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf bijzondere voorwaarden verbinden, namelijk, in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, een meldplicht bij de jeugdreclassering en een behandelverplichting bij [naam instelling 2] . Nu verdachte gedurende enige tijd op vrijwillige basis al begeleid woont en dit ook wil voortzetten, ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een bijzondere voorwaarde waarbij zij daartoe wordt verplicht. Hoewel verdachte, gelet op haar leeftijd, in aanmerking komt voor begeleiding door de volwassenreclassering, ziet de rechtbank in de persoon van verdachte – zij heeft de nodige sturing en begeleiding nodig, volgt nog een opleiding en is nog jong – aanleiding om deze begeleiding door de jeugdreclassering te laten plaatsvinden.
Ten slotte zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een werkstraf van de maximale duur, waarmee de rechtbank de ernst van de bewezen verklaarde feiten wil benadrukken.

10.BENADEELDE PARTIJEN

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.140,39. Dit bedrag bestaat uit € 640,39 materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
Ook [slachtoffer 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.694,-. Dit bedrag bestaat uit € 694,- materiële schade en € 1.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1] geconcludeerd tot toewijzing van gevorderde materiële schade voor zover het gaat om de schade aan de broek, de jas en het horloge. De gevorderde immateriële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 250,-. Voor het overige dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5] heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de gevorderde materiële schade en tot toewijzing van de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 500,-. Voor het overige dient de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De officier van justitie heeft gevorderd ten aanzien van beide toe te kennen bedragen de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, eventueel met beperking van het aantal dagen vervangende jeugddetentie.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 1] aangevoerd dat de gevorderde schade aan de jas en het horloge onvoldoende is onderbouwd en om die reden niet voor vergoeding in aanmerking kan komen. Voor de overige gevorderde materiële schade dient de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat deze schade geen verband houdt met het subsidiair ten laste gelegde. De raadsman vindt een bedrag van € 250,- aan immateriële schade redelijk.
Met betrekking tot de vordering van [slachtoffer 5] heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de gevorderde materiële schade. Het toe te kennen bedrag aan immateriële schade dient volgens de raadsman gematigd te worden, waarbij hij een bedrag van € 500,- passend acht.
De raadsman heeft verzocht het aantal dagen vervangende jeugddetentie bij de schadevergoedingsmaatregel te beperken in verband met de schulden die verdachte heeft.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van [slachtoffer 1]
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadeposten ‘broek’ en ‘horloge’ ter hoogte van in totaal € 112,50 komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank overweegt dat uit de overgelegde bon van de juwelier volgt dat het glas en de index van het horloge zijn gerepareerd, zodat de rechtbank de schade aan dit horloge voldoende onderbouwd acht. De geleden immateriële schade stelt de rechtbank naar billijkheid vast op een bedrag van
€ 250,-. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 362,50 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 januari 2017 tot de dag van volledige betaling.
De schade aan de jas is gemotiveerd betwist en onvoldoende onderbouwd. De overige gevorderde materiële schadeposten hebben betrekking op het onder 1 primair ten laste gelegde waarvan verdachte is vrijgesproken. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 362,50, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 25 januari 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met een hechtenis, gelet op de schuldenproblematiek van verdachte.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Ten aanzien van [slachtoffer 5]
De schade voor zover die betrekking heeft op de materiële schade ter hoogte van in totaal
€ 694,- komt voor vergoeding in aanmerking. De geleden immateriële schade stelt de rechtbank naar billijkheid vast op een bedrag van € 500,-. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.194,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 mei 2016 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige in haar vordering niet-ontvankelijk verklaren.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 5] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.194,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 28 mei 2016 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting niet worden aangevuld met een hechtenis, gelet op de schuldenproblematiek van verdachte.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 284, 285, 300, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 primair (parketnummer 16/659098-17) ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 (parketnummer 16/659098-17), 6, 7 en 8 (parketnummer 16/081242-17) ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 vermeld;
- verklaart het 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 (parketnummer 16/659098-17), 6, 7 en 8 (parketnummer 16/081242-17) meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 (parketnummer 16/659098-17), 6, 7 en 8 (parketnummer 16/081242-17) bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte van
50 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich, in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, zal melden bij [naam instelling 3] op het adres [adres] te [vestigingsplaats] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van [naam instelling 2] of een soortgelijke forensische instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij [naam instelling 3] opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, van
200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag van € 362,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 362,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 5] van het toegewezen bedrag van
  • verklaart [slachtoffer 5] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 1.194,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2016 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 0 (nul) dagen hechtenis;
  • bepaalt dat verdachte van haar verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2018.
Mr. M.J.A.L. Beljaars is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Parketnummer 16/659098-17:
1. primair
zij op of omstreeks 25 januari 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- twee mobiele telefoons (iPhone 5 en/of iPhone 6) en/of
- een powerbank en/of
- een schoudertasje (met inhoud) ,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een)
andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader(s)
- achter die [slachtoffer 1] is/zijn aangerend en/of
- ( vervolgens) tegen haar/hun mededader(s) heeft/hebben geroepen "pak hem, pak hem" en/of
- die [slachtoffer 1] heeft/hebben getackeld ten gevolge waarvan hij op de grond is gevallen en/of
- bovenop die [slachtoffer 1] is/zijn gaan zitten en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht heeft gestompt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht) heeft/hebben geschopt/getrapt op/tegen het lichaam;
1. subsidiair
zij op of omstreeks 25 januari 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straatnaam] , - onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen - openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit
- het tackelen van die [slachtoffer 1] ten gevolge waarvan hij op de grond is gevallen en/of
- het bovenop die [slachtoffer 1] gaan zitten en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht stompen en/of slaan en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal (met kracht)schoppen/trappen op/tegen het lichaam;
2.
zij op of omstreeks 13 september 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, het [naam pad] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek toegankelijke ruimte, het [naam park] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit:
- het één of meermaals spugen in/tegen het haar/gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- het één of meermaals slaan in/tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- het vragen wat er met die [slachtoffer 2] moet gebeuren en/of
- ( vervolgens) één of meer personen zeggen dat die [slachtoffer 2] vermoord moet worden en/of geslagen moet worden en/of uitgekleed moet worden en/of
- het één of meermaals duwen van die [slachtoffer 2] en/of
- het één of meermaals (met kracht) het haar van die [slachtoffer 2] vastpakken en/of
- ( vervolgens) het (met kracht) (naar de grond) trekken aan het haar van die [slachtoffer 2] en/of
- ( vervolgens) het één of meermaals in/tegen het/de gezicht/hoofd/buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] schoppen terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
3.
zij op of omstreeks 12 maart 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag (in totaal 25 euro) en/of een openbaar vervoer kaart, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat:
- die [slachtoffer 2] werd gefouilleerd in haar kleding en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] in de rug, althans het lichaam, werd geduwd en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer 2] werd gezegd: "Als je aangifte gaat doen, dan moet ik je wel doodmaken", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
zij op of omstreeks 15 mei 2015 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
5.
zij op of omstreeks 1 maart 2016 te Almere [slachtoffer 4] heeft mishandeld door te slaan/stompen op/tegen het hoofd, althans tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] .
Parketnummer 16/081242-17:
1.
zij op of omstreeks 27 februari 2016 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [slachtoffer 5] ,
door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, te weten [slachtoffer 5] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het kopen van een rokje/kledingstuk, door voornoemde [slachtoffer 5] in/bij een pashokje aan te spreken en/of tegen voornoemde [slachtoffer 5] te zeggen:
- dat zij haar eigenlijk moet slaan en doodmaken en/of
- dat voornoemde [slachtoffer 5] een rokje moet kopen voor verdachte(n);
2.
zij op of omstreeks 28 mei 2016 te Almere, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 5] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of oordopjes en/of een (telefoon)oplader en/of schoenen en/of een sleutelbos, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- door verdachte en/of haar mededaders op 27 februari 2016 ondere andere tegen [slachtoffer 5] is gezegd dat zij geslagen en/of doodgemaakt moet worden en/of
- op 28 mei 2016 onder andere tegen voornoemde [slachtoffer 5] de volgende woorden, althans woorden van gelijke strekking werden geuit:
- " Ik wil je niet mee trekken waar iedereen bij is, loop mee" en/of
- " Ga eten voor me halen" en/of
- " Zeg niet dat je geld aan mij gegeven hebt, anders ga ik je klappen" en/of
- " Ik heb zin om je te slaan" en/of
- " Geef me je schoen" en/of "Geef me je bh" en/of
- " Ik heb een mes bij me, ik kan je haar wel korter maken" waarbij voornoemde [slachtoffer 5] aan haar haar werd getrokken en/of haar haar werd vastgepakt en/of
- ( vervolgens) in de zakken/jas van voornoemde [slachtoffer 5] werd gevoeld en/of spullen/goederen uit de zakken/jas van voornoemde [slachtoffer 5] werden gepakt
en/of
- ( vervolgens) tegen voornoemde [slachtoffer 5] de woorden, althans woorden van gelijke strekking werden geuit; "Als je nu weer aangifte gaat doen ga ik je slaan en kom ik opzoeken" en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] vast te pakken bij haar shirt en/of een gebalde vuist te tonen voor het gezicht van voornoemde [slachtoffer 5] ;
3.
zij op of omstreeks 28 mei 2016 te Almere, althans in Nederland, [slachtoffer 4] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "als [slachtoffer 5] het heeft gedaan maak ik haar dood en als jij het hebt gedaan maak ik jou dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 29 januari 2017, genummerd 2017026220, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 19, 100 t/m 133, 200 t/m 231, 300 t/m 335, 1000 t/m 1120. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 februari 2016, genummerd PL0900-2015278497, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 12 t/m 114. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 2 maart 2016, genummerd 2015078772; 2015149661; 2015084341, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd p. 1 t/m 93. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 mei 2017, genummerd PL0900-2016062910, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 18 mei 2017, genummerd PL0900-2016163396 en PL0900-2016166055, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
6.De hierna weergegeven paginanummers betreffen de pagina’s van de op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het proces-verbaal zoals weergegeven in de voetnoot bij feit 7.
7.De hierna weergegeven paginanummers betreffen de pagina’s van de op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal die als bijlagen zijn opgenomen bij het proces-verbaal zoals weergegeven in de voetnoot bij feit 3.
8.Proces-verbaal van aangifte, p. 22 en 23.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , p. 34.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 45.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 juni 2016, genummerd PL0900/2016038551/20160655035, opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, ongenummerd. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Proces-verbaal van aangifte, blad 1 en 2.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , blad 1.