ECLI:NL:RBMNE:2018:2455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
4 juni 2018
Zaaknummer
6301008 UC EXPL 17-12018
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever voor schade werknemer na beëindiging arbeidsovereenkomst en nakoming vaststellingsovereenkomst

In deze zaak vordert de werknemer, [eiser], schadevergoeding van zijn werkgever, Achmea Interne Diensten N.V., omdat hij meent dat de werkgever tekort is geschoten in de nakoming van een vaststellingsovereenkomst (VSO). De werknemer was sinds 1995 in dienst bij Achmea en had een tijdelijke functie als Senior Manager Transformatie. Door een reorganisatie kwam zijn functie te vervallen en werd er een nieuwe functie van Hoofd Fondsmanagement gecreëerd. De werknemer stelt dat hij recht had op deze functie en dat Achmea hem niet goed heeft behandeld in het proces van herplaatsing. De kantonrechter oordeelt dat Achmea niet tekort is geschoten in de nakoming van de VSO. De rechter stelt vast dat er geen verplichting was voor Achmea om de werknemer de functie van Hoofd Fondsmanagement aan te bieden, omdat deze functie nog niet definitief was vastgesteld en de werknemer op dat moment geen andere dan een interim functie vervulde. De rechter concludeert dat Achmea zich als goed werkgever heeft gedragen en wijst de vorderingen van de werknemer af. De werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6301008 UC EXPL 17-12018 T/31668
vonnis van 6 juni 2018
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen: ‘ [eiser] ’,
eisende partij,
gemachtigde: mr. Rötscheid,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Interne Diensten N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen: ‘Achmea’,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.N. de Soeten-Middelkoop en mr. Henrichs.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit de volgende stukken:
 de dagvaarding, met producties,
 de conclusie van antwoord, met producties,
 het vonnis van 1 november 2017, waarbij een zitting is bepaald,
 de op 19 januari 2018 ontvangen productie 13 en 14 van de gemachtigde van [eiser] ,
 de aktes houdende overlegging aanvullende producties (4 tot en met 10) van de gemachtigde van Achmea.
1.2.
De zitting heeft op 2 februari 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn [eiser] , bijgestaan door mr. Den Hollander, kantoorgenoot van mr. Rötscheid. Namens Achmea zijn onder meer verschenen [A] , commercieel directeur Achmea Investment en de heer [B] , manager arbeidsrecht. Zij werden bijgestaan door mrs. Kerkhof en Middelkoop. De griffier heeft bijgehouden wat ter zitting is besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] treedt op 1 juli 1995 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Achmea. [eiser] was laatstelijk werkzaam als [functie] .
2.2.
Medio september 2015 spreken [eiser] en Achmea met elkaar, omdat door een fusie van Syntrus Achmea Vermogensbeheer B.V. en Achmea Beleggingsfondsen Beheer B.V. tot Achmea Investment Management B.V (hierna: Achmea IM) de functie van [eiser] per 1 januari 2016 komt te vervallen. Als gevolg van de fusie zou binnen Achmea IM een nieuwe functie van: ‘Hoofd Fondsbeheer’ of ‘Hoofd Fondsmanagement’ ontstaan. De inhoud van die nieuwe functie was op het moment van de fusie nog niet bepaald, beschreven en gewogen.
2.3.
Achmea bevestigt in haar brief van 7 december 2015 dat met [eiser] is afgesproken dat hij tijdelijk (van 1 april 2016 tot uiterlijk 1 april 2017) de (tijdelijke) functie van Senior Manager Transformatie binnen Achmea IM zal gaan vervullen. De functie heeft tot doel om zorg te dragen voor een goede integratie van twee teams tot één team binnen Achmea IM.
2.4.
[eiser] is op 1 april 2016 benoemd op de functie van Senior Manager Transformatie en houdt zich vanaf die tijd in ieder geval bezig met de re-integratie van de twee teams.
2.5.
Op dinsdag 19 april 2016 stuurt mevrouw [C] , medewerker van Achmea aan [eiser] de volgende e-mail:
“(…)
Zoals besproken hierbij de aangepaste vaststellingsovereenkomst, met aanpassingen op basis van onze recente gesprekken.
Verder wil ik graag aanvullend de volgende afspraken aan je bevestigen:
Er wordt een functiebeschrijving en waardering opgesteld voor de functie waarop jij als transitiemanager werkzaam bent (streven is […] ).
In januari 2017 bepalen jij en jouw leidinggevende of jij per 1 april 2017 deze rol gaat vervullen.
(…)”
2.6.
[eiser] en Achmea sluiten op 10 mei 2016 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VSO). Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
Partijen hebben het navolgende in overweging genomen:
(…)
C. Achmea heeft medewerker te kennen gegeven tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te willen komen. De reden voor deze beëindiging is gelegen in het feit dat de functie van medewerker door een reorganisatie per 01.01.2016 is komen te vervallen.
D. In het kader van de wederzijdse herplaatsingsplicht, is medewerker benoemd op de tijdelijke rol van Senior Manager Transformatie . Partijen zullen zich inspannen om medewerker definitief te plaatsen op een gelijkwaardige passende functie binnen Achmea. Mocht dit niet uiterlijk 1 september 2017 tot het gewenste resultaat hebben geleid, wenst Achmea tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen. Achmea benadrukt daarbij dat medewerker geen enkel verwijt treft. Er is geen sprake van een dringende reden in de zin van artikel 7:678 BW.
(…)
Partijen zijn het navolgende overeen gekomen:

1.Beeindigingsvoorwaarden

1.1
De arbeidsovereenkomst tussen Achmea en medewerker zal per 1 januari 2018 met wederzijds goedvinden eindigen. (…)
(…)
1.3
Medewerker is vanaf 1 september 2017 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig eindigt volledig vrijgesteld van werkzaamheden met behoud van salaris en emolumenten.
(…)
1.6
Indien medewerker voor 1 september 2017 binnen Achmea in een andere Senior Management-functie danwel een (binnen)-cao functie voor onbepaalde tijd wordt benoemd, zal deze overeenkomst niet worden geeffectueerd. In dat geval zal dus geen beëindiging plaatsvinden en zal geen beëindigingsvergoeding worden voldaan.
(…)”
2.7.
In oktober 2016 vertrekt [D] (hierna: [D] ) bij Achmea IM. [D] was tot die tijd manager van [eiser] bij Achmea IM.
2.8.
Met ingang van 15 januari 2017 wordt [E] (hierna: [E] ) de nieuwe manager van [eiser] .
2.9.
[E] maakt op 9 maart 2017 aan [eiser] kenbaar dat voor de nieuwe functie van Hoofd Fondsbeheer een vacature wordt opengesteld en dat [eiser] niet als eerste voor deze nieuwe functie wordt uitgenodigd. [eiser] wordt niet door [E] uitgenodigd vanwege zijn senioriteit en de verwachte hands on invulling van de nieuwe functie.
2.10.
Op vrijdag 10 maart 2017 stuurt [D] de volgende e-mail aan [eiser] :
“(…)
Vanaf het moment dat je als interim manager van fondsbeheer/fondsmanagement bij mij aan de slag ging heb ik inderdaad regelmatig contact met je gezocht om je enthousiast te houden voor die functie en voor Achmea. Ik was ook steeds heel tevreden met jouw opstelling en inzet.
We hebben inderdaad samen gesproken over de situatie waarbij ik jou verteld heb dat ik een definitieve oplossing wilde voor de functie van manager van jouw afdeling. Ik heb ook met jou gepraat over deze invulling door jou. Ik realiseerde me heel goed dat dat voor jou een stap terug zou zijn en dat heeft ook meegespeeld in mijn houding naar jou toe. Om die reden hebben we ook al gesproken over het salarisniveau na een demotie, waarbij ik inderdaad gezegd heb dat de top op 150K ligt bij een functie binnen cao dus dat we ons daar dan op moeten richten. Op die manier wilde ik jou die situatie schetsen en het zo aantrekkelijk mogelijk voor je maken, gegeven de bijbehorende demotie.
Ik heb je de baan nooit formeel aangeboden en dus ook nooit een specifiek salaris. We zaten in een proces waarbinnen we voor het einde van 2016 als directie van Achmea een beslissing moesten nemen over jouw positie, natuurlijk op mijn voorspraak. Daarbij was jij zelf ook nog niet zover dat je het wilde volgens mij.
Je was voor mij overigens wel dé kandidaat om die functie in te vullen. Al had ik de tijd tot einde 2016 nog wel nodig om over jouw voordracht aan de directie te beslissen, en volgens mij was jij ook nog niet zover gezien jouw ambities in de pensioensector. Bovendien had jij een VSO met een significante vertrekpremie.
(…)”
2.11.
[E] schrijft in zijn brief van 22 maart 2017 aan [eiser] dat Achmea uitvoering wil geven aan de vaststellingsovereenkomst van 10 mei 2016, zodat [eiser] met ingang van 1 januari 2018 uit dienst zal treden en [eiser] vanaf 1 september 2017 zal zijn vrijgesteld van werk. Verder schrijft [E] in zijn brief dat met [eiser] is gesproken over een vrijstelling van werk al voor september, dat door Achmea 27 april is genoemd, zodat [eiser] vanaf die datum volledig zal zijn vrijgesteld van werk.
2.12.
Namens de directie van Achmea IM wordt op 28 maart 2017 een e-mail gestuurd waarin staat dat [eiser] zal vertrekken bij Achmea IM en dat vanaf eind april een ad interim hoofd fund management aangesteld zal worden.
2.13.
Tot aan september 2017 is geprobeerd om [eiser] intern herplaatsen, hetgeen niet is gelukt. In die periode zijn 7 vacatures beschikbaar gekomen, maar die waren niet passend voor [eiser] .
2.14.
Op 1 januari 2018 is de arbeidsovereenkomst geëindigd.

3.De vordering

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om:
primair:
I. te verklaren voor recht dat Achmea wanprestatie heeft gepleegd door te handelen in strijd met het bepaalde in de vaststellingsovereenkomst d.d. 10 mei 2016,
II. Achmea te veroordelen ter zake van schadevergoeding voortvloeiende uit de wanprestatie aan de zijde van Achmea aan [eiser] te betalen een bedrag ter grootte van 18 maandsalarissen, zijnde € 286.281,- bruto, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag,
subsidiair:
III. te verklaren voor recht dat Achmea in strijd met goed werkgeverschap ex artikel 7:611 BW heeft gehandeld,
IV. Achmea te veroordelen ter zake van schadevergoeding [eiser] te betalen een bedrag ter grootte van 18 maandsalarissen, zijnde € 286.281,- bruto, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag,
primair en subsidiair:
V. te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van opeisbaarheid, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening,
voorts Achmea te veroordelen:
VI. aan [eiser] te betalen de nakosten ten bedrage van € 131,-- zonder betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis, vermeerderd met € 68,-- in geval van betekening,
VII. in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
Achmea voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] stelt Achmea aansprakelijk voor zijn schade, omdat hij van mening is dat Achmea wanprestatie heeft gepleegd danwel omdat Achmea zich niet als goed werkgever heeft gedragen. Aan het slot van de comparitie is in overleg met partijen bepaald dat de beoordeling zich voor nu zal beperken tot de aansprakelijkheidsvraag. Als wordt geoordeeld dat Achmea aansprakelijk is, dan zal de zaak worden verwezen naar de rol voor een akte van [eiser] . [eiser] kan in zijn akte een nadere onderbouwing geven van de schade waarvan hij vergoeding vordert. Achmea zal daarna in de gelegenheid worden gesteld om hierop te reageren.
Is Achmea te kort geschoten in de nakoming van de VSO?
4.2.
[eiser] vindt dat het Achmea niet zonder meer vrijstond om in februari/maart 2017 te bepalen dat zij [eiser] niet langer meer de functie van Hoofd Fondsmanagement wilde laten uitoefenen en door te bepalen dat de functie geen passende functie voor hem zou zijn. Op de zitting heeft [eiser] hieraan toegevoegd dat Achmea een inspanningsverplichting had, die zag op plaatsing in de functie van Hoofd Fondsmanagement, en dat Achmea die verplichting niet goed is nagekomen. [eiser] licht dit als volgt toe.
4.3.
Na het vervallen van zijn functie vervulde hij binnen Achmea de tijdelijke functie van Senior Manager Transformatie . Daarnaast vervulde hij vanaf 1 april 2016 de functie van Hoofd Fondsmanagement. Achmea heeft bij hem de verwachting gewekt dat hij definitief op deze functie zou worden geplaatst. Zijn voormalig leidinggevende, de heer [D] , heeft hem ook steeds laten weten dat hij hem definitief op deze functie wilde plaatsen. Er is met hem besproken dat de functie zou neerkomen op een demotie, met een daarbij passend lager salaris (150K). Ondanks dat bleef de functie voor hem een serieuze mogelijkheid. De enige onzekerheid was de formalisatie van de functie. Dat in de VSO hierover geen afspraken zijn opgenomen, komt omdat de functie toen nog moest worden beschreven en gewogen en het was de bedoeling dat dit in het derde en vierde kwartaal van 2016 zou gaan gebeuren. Tot en met 28 februari 2017 had [eiser] geen twijfels dat hij de functie zou gaan vervullen. Het stond Achmea op 28 februari 2017 dus niet meer vrij om te bepalen dat zij hem niet langer deze functie wilde laten uitoefenen en dat de functie van Hoofd Fondsmanagement geen passende functie zou zijn. Dit is in strijd met de VSO.
Ook de herplaatsingsverplichting was uitsluitend gericht op de functie van Hoofd Fondsmanagement; een functie waarin hij dus al werkzaam was en er was geen reden om te twijfelen aan een definitieve benoeming. Tot aan 28 februari 2017 hebben ook geen andere inspanningsverplichtingen plaatsgevonden. Die zijn pas hierna opgestart. Ook is hij niet, zoals afgesproken, in het derde kwartaal van 2016 door Achmea op de hoogte gesteld van de functieomschrijving, heeft geen overleg plaatsgevonden in januari 2017 en wilde Achmea al in februari 2017 uitvoering gaan geven aan de overeenkomst.
4.4.
Achmea betwist dat zij te kort is geschoten in de nakoming van de VSO. De functie van [eiser] kwam als gevolg van een reorganisatie te vervallen en in dat kader hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. Daarin zijn zij overeengekomen dat het dienstverband van [eiser] met wederzijds goedvinden zal eindigen per 1 januari 2018 als niet voor 1 september 2017 voor hem een gelijkwaardige passende functie is gevonden. In mei 2016 is [eiser] benoemd voor de interim functie van Senior Manager Transformatie , en die functie zou hij tijdelijk gaan vervullen. In de periode dat [eiser] deze ad interim werkzaamheden zou uitvoeren, zou door de transitie binnen Achmea de nieuwe functie van Hoofd Fondsmanagement ontstaan, waar nog geen functiebeschrijving en waardering voor was opgesteld. Toen [eiser] werd benoemd tot Senior Manager Transformatie bestond de functie dus nog niet en het stond ook niet vast of de werkzaamheden die [eiser] ging verrichten overeen zouden gaan komen met de uiteindelijke functie van Hoofd Fondsmanagement. Daarom is afgesproken dat in januari 2017 zou worden bepaald of [eiser] ook de nieuwe functie van Hoofd Fondsmanagement zou gaan vervullen. Achmea heeft [eiser] de functie van Hoofd Fondsmanagement ook nooit formeel aangeboden en daartoe was zij op grond van de VSO niet verplicht. Dat zijn voormalig leidinggevende [D] hem als een belangrijke kandidaat zag, maakt dit niet anders. De functie is op dit moment nog (steeds) niet definitief vastgesteld, maar wel staat vast dat de functie van een ander – lager – niveau zal zijn dan de functie waarin [eiser] werkzaam was. Er zal sprake zijn van een substantieel loonverschil en de functie zal in deeltijd worden uitgevoerd. De uiteindelijke functie is dus geen gelijkwaardige functie voor [eiser] als bedoeld in de VSO. Het feit dat zij aan [eiser] heeft aangegeven dat hij de functie niet zou gaan vervullen leidt dus niet tot een tekortkoming. Omdat [eiser] voor februari 2017 de functie van Hoofd Fondsmanagement niet vervulde en Achmea niet was gehouden [eiser] deze functie aan te bieden, stond het Achmea daarom geheel vrij om een vacature open te stellen voor deze nieuwe functie. Volgens Achmea verwoordt Overweging D in de VSO de intentie die zij heeft nagestreefd om samen met [eiser] te zoeken naar een gelijkwaardige passende functie binnen haar organisatie. Met [eiser] is uitgebreid gesproken over de interne herplaatsings-mogelijkheden en hij heeft zowel interne als externe ondersteuning gehad bij zijn zoektocht naar een andere functie binnen Achmea.
4.5.
De kantonrechter begint met de constatering dat [eiser] zich niet op het standpunt stelt dat met (diens toenmalige leidinggevende van) Achmea de afspraak is gemaakt dat Achmea [eiser] voor 1 september 2017 zou plaatsen op de nieuwe functie van Hoofd Fondsmanagement of dat Achmea de functie aan [eiser] voor die tijd aan hem zou moeten aanbieden. Hij beroept zich immers op destijds door de leidinggevende bij hem gewekte verwachtingen. Daarmee is ook verklaard dat in de VSO geen enkel woord wordt gewijd aan de nieuwe functie van Hoofd Fondsmanagement. De eveneens door [eiser] betrokken stelling dat die functie niet in de VSO is opgenomen, enkel omdat de functie toen nog niet was beschreven of gewogen, komt er op neer dat wel degelijk een afspraak zou zijn gemaakt. Dat standpunt wordt reeds verworpen nu dit niet overeenkomt met zijn eigen standpunt dat sprake is van bij hem gewekte verwachtingen (en dus niet van een afspraak). Daarbij komt dat - zonder nadere toelichting, die ontbreekt - niet valt in te zien waarom een afspraak over het gaan vervullen van de nieuwe functie Hoofd Fondsmanagement niet in de VSO kon worden opgenomen enkel omdat die functie nog beschreven en gewogen moet worden.
4.6.
In het midden kan blijven of [eiser] , zoals hij stelt en Achmea betwist, feitelijk al vanaf april 2016 de functie van Hoofd Fondsmanagement binnen Achmea mede heeft vervuld. Feit is immers, want tussen partijen niet in geschil, dat dit in het kader van de functie Senior Manager Transformatie was, dus een
interim-functie die slechts tijdelijk door [eiser] zou worden vervuld. Waar het gaat om de vraag of dit een voor [eiser] passende functie is in de zin van de VSO, komt derhalve aan die functievervulling geen betekenis toe: dat was juist een interim-functie en dus geen blijvende functie.
4.7.
[eiser] voert onvoldoende aan waarom Achmea niet op 28 februari 2017 kon en mocht bepalen dat de functie van Hoofd Fondsmanagement geen passende functie voor hem zou zijn. Een verplichting daartoe op basis van de VSO was er niet, er was overigens geen afspraak over gemaakt en [eiser] vervulde op dat moment geen andere dan een interim functie. [eiser] heeft voorts niet bestreden dat met hem de afspraak was gemaakt dat in januari 2017, in overleg met zijn leidinggevende, zou worden bepaald of [eiser] vanaf april 2017 al dan niet de rol van Hoofd Fondsmanagement zou gaan vervullen. Dit sluit ook aan bij de inhoud van de in overweging 2.10 hiervoor geciteerde e-mail van 10 maart 2017 van [D] dat de beslissing eind 2016 zou worden genomen. Het staat vast dat in oktober 2016 [D] (de leidinggevende van [eiser] ) bij Achmea is vertrokken. Het was deze leidinggevende die [eiser] had gepolst voor de functie van Hoofd Fondsmanagement en [eiser] geschikt achtte voor de rol. Vanaf 15 januari 2017 is [E] de nieuwe leidinggevende van [eiser] geworden. Het is voorstelbaar dat in die situatie de besluitvorming vertraging oploopt omdat de nieuwe leidinggevende nog zijn oordeel moet vormen, zodat reeds op die grond aan het enkel uitblijven van de beslissing in januari 2017 geen verwachting kan zijn ontleend dat de functie aan [eiser] wordt toegekend. Bovendien betwist [eiser] niet danwel niet voldoende het argument van Achmea dat de functie, ook al is deze nog niet definitief vastgesteld, voor hem, als Senior Manager, geen gelijkwaardige en passende functie is. Dat [eiser] dat zelf wel vindt maakt dat niet anders.
4.8.
De kantonrechter heeft op grond van de stellingen van partijen en de onderbouwing daarvan wel het beeld gekregen dat zowel de toenmalige leidinggevende van [eiser] ( [D] ) als [eiser] zelf mogelijkheden zagen voor een benoeming van [eiser] op de functie van Hoofd Fondsmanagement. [eiser] functioneerde prima op zijn interim functie, die in ieder geval elementen van de latere functie Hoofd Fondsmanagement kende, dus is de gedachte dat die oplossing een haalbare is niet vreemd. De kantonrechter heeft evenwel onvoldoende grond om te kunnen oordelen dat sprake is van zodanig door Achmea gewekte verwachtingen dat het haar niet langer zonder meer vrijstond zich op het standpunt te stellen dat de nieuwe functie van Hoofd Fondsmanagement geen passende functie is. Het is een feit - want niet door [eiser] weersproken - dat de nieuwe functie een demotie voor [eiser] zou betekenen met een lager salaris. Daarmee kan er van worden uitgegaan - het tegendeel is ook gesteld noch gebleken - dat dit geen passende functie is in de zin van de VSO. Het mag zo zijn dat [D] alle vertrouwen had dat [eiser] ook deze functie tot tevredenheid zou kunnen vervullen en het mag zo zijn dat ook [eiser] alle vertrouwen had en heeft dat hij ook in de nieuwe functie voldoening van zijn werk zal ervaren, daarmee wordt de functie nog geen passende functie. De overblijvende vraag is of [eiser] op grond van zijn functioneren in de interim functie, zijn contacten met [D] en het ingetreden tijdsverloop de gerechtvaardigde verwachting mocht hebben dat Achmea hem de functie toch als passende functie in de zin van de VSO zou aanbieden, althans niet zonder meer hem daarvan af zou houden. Die vraag beantwoordt de kantonrechter op grond van dat wat hiervoor is overwogen ontkennend.
4.9.
[eiser] heeft tot slot nog aangevoerd dat de te leveren inspanningsverplichting zich enkel heeft gericht danwel heeft beperkt tot de functie van Hoofd Fondsmanagement, zodat hij om die reden ervan uit mocht gaan dat hij de functie zou krijgen. De kantonrechter volgt [eiser] hierin niet, omdat het enkele feit dat de inspanningen zich tot die functie zouden hebben beperkt, nog niet wil zeggen dat [eiser] daarmee ook de functie daadwerkelijk zou hebben gekregen. Bovendien stemde [eiser] blijkbaar met deze ‘beperking’ van de door beide partijen te leveren inspanningsverplichting in, nu niet blijkt dat hij hierover met Achmea in gesprek is gegaan of van zijn kant meer of andere inspanningen heeft verricht om een andere functie binnen Achmea te vinden. Van een schending van de inspannings-verplichting door Achmea en dus de VSO kan daarom geen sprake zijn.
4.10.
De slotsom is dat geen tekortkoming in de nakoming van de VSO is vastgesteld, zodat geen aansprakelijkheid van Achmea op die grond kan worden aangenomen.
Slecht werkgeverschap
4.11.
Volgens [eiser] heeft Achmea om de volgende redenen in strijd gehandeld met wat van een goed werkgever mag worden verwacht. Hij heeft 22 jaar bij Achmea gewerkt en is van 1 april 2016 tot en met 1 april 2017 werkzaam geweest als Hoofd Fondsmanagement.
De beoordelingen die hij voor deze werkzaamheden kreeg waren allemaal positief. Zijn leidinggevende gaf steeds aan dat [eiser] wat hem betrof de functie zou kunnen blijven bekleden. Achmea heeft hem een intensieve en kostbare opleiding laten volgen om daarmee een goede invulling te kunnen geven aan de functie. Achmea heeft hiermee bij hem het vertrouwen gewekt dat hij zijn functie zou kunnen blijven uitoefenen. Ook is Achmea niet vooraf met hem in overleg getreden en Achmea heeft niet eind 2016 de functieomschrijving en –weging overhandigd. Achmea heeft bij haar besluit om hem per eind april 2017 op non-actief te stellen geen rekening gehouden met zijn (leidinggevende) functie en de negatieve uitstraling hiervan in zijn werkomgeving. Het is niet duidelijk welk belang Achmea had bij dit handelen, omdat er vervolgens gezocht moest gaan worden naar een (ad interim) Hoofd Fondsmanagement terwijl hij naar tevredenheid functioneerde. Achmea was bekend met zijn bezwaren, maar heeft desondanks besloten het gesprek niet te voeren en zijn vertrek per direct kenbaar te maken binnen de organisatie. Door zijn vertrek zowel binnen als buiten de organisatie openbaar te maken, heeft Achmea ervoor gezorgd dat wedertewerkstelling niet meer mogelijk was.
4.12.
Achmea betwist dat zij in strijd heeft gehandeld met dat wat van een goed werkgever mag worden verwacht. Zij heeft meerdere keren aan [eiser] duidelijk aangegeven dat de functie van Hoofd Fondsmanagement niet kon worden toegezegd aan hem. [eiser] is direct op de hoogte gebracht toen duidelijk werd dat hij de functie daadwerkelijk niet ging vervullen. Dat Achmea daarbij heeft aangegeven uitvoering te willen geven aan de VSO, maakt echter niet dat daarmee de beëindiging van zijn dienstverband een voldongen feit was. Zijn arbeidsovereenkomst is hierdoor ook niet ineens geëindigd. Achmea heeft vanaf dat moment extra energie gestoken in het onderzoeken van een mogelijke herplaatsing en [eiser] daarbij de nodige tijd en ruimte geboden. De non-actiefstelling is uitvoerig met [eiser] besproken en met hem afgestemd en op deze manier kon hij zich focussen op de toekomst. Daarbij heeft [eiser] de nodige hulp ontvangen. [eiser] heeft al die tijd zijn loon ontvangen en hij heeft meer dan vier maanden de tijd gekregen om zich effectief te oriënteren op nieuwe kansen buiten Achmea. Dit alles getuigt op zichzelf al van goed werkgeverschap. Dat haar herplaatsingsinspanningen na het ondertekenen van de VSO niet voor [eiser] hebben geleid tot het gewenste resultaat, doet hier niet aan af.
4.13.
De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor zover [eiser] het verwijt van slecht werkgeverschap baseert op de volgens hem door Achmea gewekte verwachtingen, verwijst de kantonrechter naar zijn hiervoor gegeven oordeel dat geen sprake is geweest van zodanig door Achmea gewekte verwachtingen dat het haar niet langer zonder meer vrijstond zich op het standpunt te stellen dat de nieuwe functie van Hoofd Fondsmanagement geen passende functie is. Het volgen van een (dure) cursus en het geschikt zijn voor een functie zijn niet voldoende voor het wekken van vertrouwen dat iemand een functie mag blijven uitoefenen. Wel zijn vraagtekens te plaatsen bij de beslissing van Achmea om [eiser] in afwijking van de VSO reeds per 1 april 2017 vrij te stellen van zijn werkzaamheden en niet eerst per
1 september 2017, dit temeer nu Achmea de werkzaamheden in de interim functie liet voortduren en daarvoor een nieuwe interim manager zou gaan aantrekken. Volgens Achmea is de non-actiefstelling echter uitvoerig met [eiser] besproken en met hem afgestemd met het doel aan [eiser] gelegenheid te bieden zich volledig te richten op het vinden van een nieuwe uitdaging. Ter zitting heeft Achmea verduidelijkt dat er sprake was van een afspraak met [eiser] dat hij werd vrijgesteld. [eiser] heeft ter zitting daarop verklaard dat hij aangedaan was en dat hij in de gesprekken “hoe verder te gaan” is meegegaan in het voorstel van Achmea. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [eiser] heeft ingestemd met de vrijstelling van zijn werkzaamheden. Dit is ook te lezen in de door [eiser] overgelegde producties 4 en 7. [eiser] heeft daarmee in ieder geval onvoldoende weersproken dat de vrijstelling van zijn werk in overleg met hem en met zijn instemming is gedaan. Van slecht werkgeverschap is in die situatie geen sprake. [eiser] heeft in de maanden daarna de tijd en mogelijkheid gehad en gekregen om, mede met behulp van Achmea, op zoek te gaan naar een definitieve plek binnen dan wel buiten de organisatie. Dat dit niets heeft opgeleverd, maakt Achmea niet tot een slecht werkgever.
4.14.
De slotsom is dat Achmea niet aansprakelijk is voor eventuele schade, nu zij niet in strijd heeft gehandeld met haar verplichting om zich als goed werkgever te gedragen.
4.15.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten worden aan de kant van Achmea begroot op € 1.600,00 aan salaris voor de gemachtigde. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.16.
De vordering tot betaling van de nakosten wordt toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] om Achmea te betalen een bedrag van € 1.600,00 aan salaris voor de gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.3.
veroordeelt [eiser] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Achmea volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.4.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg en is in het openbaar uitgesproken op
6 juni 2018.