ECLI:NL:RBMNE:2018:2380

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
NL17.11870
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor vervanging partijen in aanbestedingsprocedure en de gevolgen voor gelijkheids- en transparantiebeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen Heigo Nederland B.V. en de Gemeente Utrecht over een aanbestedingsprocedure voor bedrijfskleding en schoeisel. Heigo, die als tweede was geëindigd in de aanbesteding, betwistte de gunning aan [firma 1] en stelde dat de Gemeente onrechtmatig had gehandeld door toestemming te geven voor het vervangen van een onderaannemer na de inschrijving maar vóór de definitieve gunning. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente de beginselen van gelijkheid en transparantie had geschonden door deze toestemming te verlenen zonder de inschrijving van [firma 1] opnieuw te toetsen. De rechtbank concludeerde dat de inschrijving van [firma 1] niet geldig was, omdat deze was gebaseerd op onjuiste informatie over de betrokken onderaannemers. Heigo vorderde schadevergoeding, maar de rechtbank wees de vordering af wegens onvoldoende onderbouwing van de schade. De Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van Heigo, maar haar tegenvordering werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en gelijkheid in aanbestedingsprocedures en de noodzaak voor aanbestedende diensten om zorgvuldig om te gaan met wijzigingen in inschrijvingen.

Uitspraak

VONNIS
_
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL17.11870
Vonnisvan 30 mei 2018in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEIGO NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Elst,
eiseres van de vordering, verweerster op de tegenvordering, hierna te noemen: Heigo,
advocaten G. Verberne en P.W. Juttmann te Amsterdam, tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE UTRECHT,
zetelend te Utrecht, verweerster op de vordering, eiseres van de tegenvordering,
hierna te noemen: De Gemeente, advocaat S.C. Brackmann.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding met producties (17),
  • het verweerschrift met een tegenvordering met producties (10),
  • het verweerschrift op de tegenvordering,
  • de brief van 9 april 2018 van Heigo,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling op 12 april 2018,
  • de pleitnota van Heigo,
  • de pleitnota van de Gemeente,
  • de reactie op 30 april 2018 van de Gemeente op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling,
  • de reactie op 2 mei 2018 van Heigo op het proces-verbaal van de mondelinge behandeling.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente heeft een Europese aanbestedingsprocedure gevoerd voor ‘Kleding inclusief reiniging en schoeisel’. De opdracht is verdeeld in twee percelen. Perceel 1 betreft kleding inclusief reiniging. Het kledingpakket bevat ongeveer 65 verschillende soorten kledingstukken. Het gaat om bedrijfskleding, representatieve kleding, veiligheidskleding en sportkleding. De verwachte afname voor dit perceel bedraagt € 160.000,00 voor kleding en
€ 120.000,00 voor reiniging.
Perceel 2 betreft schoeisel.
2.2.
De Gemeente heeft aangegeven dat zij veel waarde hecht aan duurzaam inkopen. Paragraaf 1.4 van de Inschrijvingsleidraad luidt als volgt:
"De gemeente wil een duurzame stad zijn die economische ontwikkeling, een gezond milieu en een sociaal hart op een duurzame wijze met elkaar weet te verknopen. De gemeente stuurt in haar rol als opdrachtgever, inkoper van producten, actief op haar ambities voor een groene en duurzame stad. Samen zijn we op weg naar een klimaatneutrale stad in 2030. Duurzaam inkopen levert een belangrijke indirecte bijdrage aan het verminderen van de CO2-uitstoot van de gemeente.
De gemeente neemt deel aan de diverse convenanten en samenwerkingsverbanden. Zo zijn het Klimaatakkoord, FSC-convenant (Forest Stewardship Council, Raad voor Goed Bosbeheer) en het Manifest professioneel duurzaam inkopen ondertekend en is de gemeente een Fair Trade gemeente. Onlangs heeft de gemeente de Green Deal Circulair lnkopen ondertekend. In de circulaire economie Concerninkoop worden materialen en producten na gebruik weer opnieuw ingezet in de economie. Hierdoor worden spullen niet meer weggegooid of vernietigd, maar hergebruikt in de nieuwe economie. Indien u in deze opdracht kansen ziet voor circulair inkopen die de gemeente niet heeft gezien, gebruikt u dan alstublieft de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Al deze convenanten hebben tot doel de milieu-impact van de eigen gemeentelijke bedrijfsvoering sterk te reduceren. Ook wordt Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen gestimuleerd. Dit betekent dat u naast het streven naar winst (profit) ook rekening houdt met het effect van uw activiteiten op het milieu (planet) en dat u oog heeft voor menselijke aspecten binnen en buiten het bedrijf (people) (. . .)."
2.3.
In de Inschrijvingsleidraad staat verder onder meer het volgende:
“(…)
3.2
Procedure van verificatie, afstemming en contractsluiting
(…)
Blijkt tijdens de bespreking met de inschrijver dat in de inschrijving onjuiste informatie is verstrekt of dat op andere punten onoverkomelijke bezwaren bestaan, dan zal de betreffende inschrijver alsnog afvallen.
(…)”
2.4.
De Gemeente heeft voorgeschreven dat inschrijvers op de aanbesteding ten minste twee kledingstukken (de winterjas HV en het winterpilotjack HV uit de serie veiligheidskleding) aanbieden die volledig ontworpen zijn volgens ‘circulaire principes’.
2.5.
De Nota van Inlichtingen, vraag en antwoord 89 luidt als volgt:

Eis 153: Kunt u aangeven wat u verstaat onder circulaire principes en wat u wel en niet hoogwaardige recycling vindt? Gebruikte kleding dat uiteindelijk bankvulling of poetslap wordt, zien wij niet als een circulair principe terwijl anderen dat mogelijk wel zo vinden.
Antwoord
In uw plan van aanpak “duurzaam en circulaire bedrijfskleding” (onderdeel van de gunningscriteria) kunt u uw visie op wat u verstaat onder circulaire bedrijfskleding met ons delen, en uw plan toelichten hoe u de retourstroom gaat verwerken. Hierbij kunt u aangeven “of, hoe en welk percentage van de kleding/schoenen geschikt is voor re-use, repair/refurbish, remanufacturing en recycling”. Uiteraard geldt dat kleding die volledig recyclebaar is tot nieuwe kleding, hierbij hoger scoort dan kleding die in een andere keten hergebruikt wordt.”
2.6.
Het gunningscriterium dat op dit onderdeel ziet, luidt als volgt:
“IV.2.1) Gunningscriteria
Economisch meest voordelige inschrijving, gelet op de onderstaande criteria
Criterium: Prijs
(…)
Criterium: Plan van aanpak 'Duurzame en circulaire bedrijfskleding'
Beschrijving: U schrijft een plan van aanpak voor 'duurzame en circulaire bedrijfskleding' van maximaal 1500 woorden. U werkt de aspecten in uw plan van aanpak volgens de SMART methodiek uit (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdsgebonden) en u komt met concrete voorstellen. U gaat hierbij minimaal in op volgende punten: Waardebehoud ontwerp en ontwerp circulaire kledingstukken.
De manier waarop het ontwerp van de door u te leveren circulaire kledingstukken (zie eis 153) borgt dat waardevernietiging zoveel mogelijk wordt voorkomen (bijvoorbeeld door materiaalkeuze, eenvoudig te scheiden onderdelen):
Het percentage gebruikt/gerecycled materiaal waarvan de circulaire kledingstukken zijn gemaakt.
De mogelijkheid om meer dan twee kledingstukken circulair te maken, direct bij aanvang of tijdens de looptijd van het contract, het percentage gebruikt/gerecycled materiaal en de eventuele kostenconsequenties hiervan. Maximale waardebehoud van het product tijdens en na gebruik.
Beschrijf hoe u de retourstroom van kleding/ schoenen gaat organiseren en verwerken, en met welke partijen, gelet op: • Of, hoe en welk % van de kleding /schoenen geschikt zijn voor re-use, re-pair/re- furbish, re-manufacturing en re-cycling.• Geef aan welke waarde de retourstroom van kleding voor u vertegenwoordigt en hoe u deze waarde verrekent (in de prijs, in de vorm van statie- of retourpunten in de webshop, verdisconteert in de prijs van de circulaire kledingstukken, of een andere door u gekozen vorm). De rol die u gaat nemen als regievoerder op de kringloop. Toon ons actief aan hoe u de regie op de kringloop gaat voeren gelet op bovenstaande punten, oa: • Borging (o.a. borgen dat kleding retour wordt genomen, uw rol in de communicatie hierover richting de medewerkers) • Rapportering en wijze van aantonen van behaald resultaat • Risicobeheersing (o.a. borgen dat kleding met logo van gemeente Utrecht niet vermist raakt) • verdeling verantwoordelijkheden en risico's • transparantie • keten- samenwerking. Hoe meer SMART uw maatregelen voor het realiseren van bovengenoemde punten zijn hoe beter u scoort. Let op dat u hierbij niet meer dan 1500 woorden gebruikt, volgens de SMART methodiek werkt en met concrete voorstellen komt. Vereisten: Plan van aanpak Duurzame en circulaire bedrijfskleding. Van toepassing op: Perceel nr 1
Weging: 20”
2.7.
Heigo heeft een inschrijving ingediend. Naast Heigo waren er drie andere inschrijvers, waaronder de firma [firma 1] (hierna [firma 1] ).
2.8.
Op 15 november 2016 heeft De Gemeente aan Heigo meegedeeld dat zij voornemens is om perceel 1 te gunnen aan [firma 1] . Heigo is op de tweede plaats
geëindigd. Op een totaal van 100 punten (als eindscore) heeft Heigo 89 punten gekregen tegenover [firma 1] 92. Heigo heeft wel perceel 2 (schoenen) gegund gekregen.
2.9.
In de toelichting die De Gemeente aan Heigo heeft gegeven voor de beslissing met betrekking tot perceel 1 staat het volgende:
“(…)Uw score op gunningscriterium 2 ‘Plan van aanpak Duurzame en circulaire bedrijfskleding’ is minder goed beoordeeld ten opzichte van de hoogst scorende inschrijving op dit criterium. (…) Ten opzichte van de hoogst scorende mist gemeente Utrecht hierin de beschrijving van de kledingstukken die niet gewassen worden. In uw beschrijving ligt de nadruk op het recyclen buiten de textielketen, met name verwerking tot [naam 1] . Ten opzichte van de hoogst scorende gaat u minder concreet in op re-use of re-pair. Verder zijn de circulaire kledingstukken 8 maal te recyclen, en niet oneindig zoals bij de hoogst scorende inschrijving op dit criterium. Als positief punt werd benoemd dat een groot deel van uw collectie circulair te maken is.(…)”
2.10.
De hoogst scorende op het gunningscriterium 2 was de firma [firma 2] . [firma 2] had in haar inschrijving aangegeven de opdracht te gaan doen met [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna [bedrijfsnaam 1] ) en [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna [bedrijfsnaam 2] ).
2.11.
[firma 1] heeft in haar plan van aanpak [bedrijfsnaam 3] genoemd als partij met wie zij de opdracht zou uitvoeren. Ter onderbouwing van haar plan van aanpak heeft zij twee circulaire jassen van [firma 3] (hierna [firma 3] ), de winterjas HV en het winterpilotjack HV, getoond aan de Gemeente.
2.12.
Op 22 november 2016 heeft [firma 3] De Gemeente als volgt bericht:
“ (…) [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] , dealer(s) van [firma 3] , heeft van ons, [firma 3] , een offerte gekregen aangaande uw Aanbesteding Gemeente Utrecht. En hierin worden zoals u weet 2 circulaire jassen beschreven in HighVis waarop punten zijn te scoren in uw Aanbesteding. Daar waar velen nog de mond vol hebben van circulaire werkkleding maar in de praktijk hiervan niets waarmaken is het meer dan prijzenswaardig dat de Gemeente Utrecht hierin wel concrete stappen zet. U als gemeente neemt haar verantwoordelijkheid en bent een van de innovators op dit gebied. Zaak is het dan wel dat u, wat ons betreft zeker daar waar u [firma 3] producten met daaraan gekoppeld de circulaire oplossingen van [bedrijfsnaam 3] geoffreerd krijgt, dan volledig en vakkundig hierover wordt geïnformeerd door de betreffende dealer. En daar moet dan door de dealer in ieder geval zijn voldaan aan bovenstaande eisen en voorwaarden. Eerder zullen wij normaliter ook geen circulaire producten offreren aan onze dealer, kunnen ze dan nog niet participeren in het [naam 2] concept... en van deze uitgangspunten is onze dealer vooraf door [firma 3] op de hoogte gebracht.
Zonder in verdere details te willen treden want het is met name een kwestie tussen [firma 3] en [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] wil ik u wel op de hoogte brengen van het feit dat wij als [firma 3] onze offerte vwb de Aanbesteding van uw gemeente aan [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] in zijn geheel hebben ingetrokken. Wij hebben na achteraf blijkt hen de offerte doen toekomen op basis van onjuiste informatie. Dat past totaal niet bij de wijze waarop wij als [firma 3] in de markt actief willen zijn, en waarop wij vinden dat een partnership ingevuld moet worden. En dat hebben wij afgelopen vrijdagmiddag dan ook aan [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] duidelijk kenbaar gemaakt.
Nu is het zo dat onze dealers zo ook [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] , altijd bij diverse marktpartijen hun offertes kunnen opvragen. En aan u dus circulaire producten en circulaire oplossingen kunnen zijn gepresenteerd door [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] die geen betrekking hebben op datgene dat wij aan hen hadden geoffreerd. Dat kunnen wij niet beoordelen want wij waren niet aanwezig bij de presentatie. Wat we in ieder geval wel weten is dat
[firma 1] / [bedrijfsnaam 4] van ons geen samples heeft ontvangen van de 2 circulaire Highvis jassen om aan u te presenteren; samples dus gemaakt in het circulaire doek 'Infinity'.
Kortom; daar waar [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] u producten en circulaire oplossingen heeft geboden die niet uit de koker van [firma 3] en [bedrijfsnaam 3] komen dan is bovenstaande voor u slechts ter kennisgeving. Maar de markt kennende en de mogelijkheden en onmogelijkheden met name op het gebied van circulaire kleding en circulaire oplossingen inschattende zou het heel wel mogelijk zijn dat [firma 3] en [bedrijfsnaam 3] voorbij zijn gekomen in de presentatie van [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] . We kunnen gezien al het bovenstaande dan niet instaan voor het dan aan u gepresenteerde daar waar het zou gaan over [firma 3] en [bedrijfsnaam 3] . En daar waar u dan begrijpelijkerwijs zou verwachten dat in uw vervolgtraject de circulaire producten, service en know how van [firma 3] met [bedrijfsnaam 3] zouden kunnen worden ingebracht dan moet ik u teleurstellen. Dat zal wat ons betreft via [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] niet gaan gebeuren. (…)”
2.13.
Ook [bedrijfsnaam 3] heeft de Gemeente op 22 november 2016 laten weten dat haar concept voorbehouden is aan deelnemers van haar partnerconcept en dat [firma 1] geen partnerovereenkomst met haar heeft gesloten, wat met zich brengt dat [firma 1] geen artikelen kan aanbieden en leveren vanuit dit concept.
2.14.
Bij brief van 2 december 2016 heeft Heigo bij de Gemeente bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen gunning aan [firma 1] . Heigo heeft het volgende aangegeven:
“Zoals bij gemeente Utrecht bekend heeft [firma 1] in haar inschrijving artikelen van het [naam 2] - programma van [bedrijfsnaam 3] / [firma 3] aangeboden als invulling van gunningscriterium 2 plan van aanpak "duurzame en circulaire bedrijfskleding". Het [naam 2] -programma, in combinatie met het bijbehorende contentmanagementsysteem, maakt onderdeel uit van een partnerconcept waar [firma 1] geen deelnemer van is. Deze informatie was bij [firma 1] voorafgaand aan de inschrijving bekend en is sinds vorige week ook bij de gemeente Utrecht bekend.
Het concept is voorbehouden aan bedrijven die een partnerovereenkomst met [bedrijfsnaam 3] hebben gesloten en die de afgelopen jaren in het concept hebben geïnvesteerd. Voor de duidelijkheid alleen partners die een partnerovereenkomst met [bedrijfsnaam 3] hebben zijn geautoriseerd om over dit concept met eindgebruikers te communiceren en dit aan te bieden. Concreet betekent dit dat [firma 1] op dit moment geen artikelen kan aanbieden en leveren vanuit dit concept.
Vorige week bent u tevens door [A] van [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] geïnformeerd over het feit dat binnen dit concept van [bedrijfsnaam 3] bedrijfskleding maximaal 8 keer circulaire her te gebruiken is. Het is bij gemeente Utrecht bekend dat [firma 1] op basis van dit concept in haar inschrijving heeft gecommuniceerd dat dit meer dan 8 keer is, echter dit is te allen tijde maximaal 8 keer.
Nu vast staat dat [firma 1] een concept heeft aangeboden waar vooraf bij hen bekend is dat ze dit niet konden leveren, plus het feit dat in de inschrijving van [firma 1] informatie staat die onjuist is, en sterker nog volstrekt niet waar te maken is, kan de gemeente Utrecht de opdracht niet aan [firma 1] gunnen. (…)”
2.15.
Op 5 december 2016 heeft De Gemeente geantwoord dat zij niet op haar voorgenomen tot gunning terugkomt. Daarbij heeft zij het volgende opgemerkt.
“(…) Tijdens de verificatiegesprekken die tot nu toe met [firma 1] / [bedrijfsnaam 4] hebben plaatsgevonden, is het de
gemeente gebleken dat genoemde combinatie zijn inschrijving, waaronder het plan van aanpak, kan waarmaken.
De gemeente kan in dat verband geen inhoudelijke informatie verstrekken, omdat verstrekking van die informatie de rechtmatige commerciële belangen van de combinatie zou kunnen schaden.”
2.16.
[firma 1] heeft met toestemming van de Gemeente haar inschrijving gewijzigd in die zin dat zij [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] heeft vervangen door [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] .
2.17.
Op 12 december 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen Heigo en de Gemeente.
2.18.
Bij dagvaarding van 23 december 2016 heeft Heigo een kort geding procedure aanhangig gemaakt. In het vonnis van 15 februari 2017 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank Heigo niet ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. Overwogen wordt als volgt:
“4.7. (…) De voorzieningenrechter concludeert dat Heigo uiterlijk op 5 december 2016 tot dagvaarding over had kunnen en moeten gaan. Dat had anders kunnen zijn in geval van relevante feiten en omstandigheden die Heigo niet eerder dan na 6 december 2016 wist en ook niet eerder had kunnen weten en die voor het in rechte aanvechten van de voorlopige gunning van beslissende aard zijn. Dat daarvan sprake is, is echter niet aannemelijk geworden. Weliswaar is ter zitting gebleken dat de Gemeente [firma 1] heeft toegestaan om na de voorlopige gunningsbeslissing van onderaannemer te wisselen, nadat [firma 3] haar offerte aan [firma 1] had ingetrokken, maar wat daar aanbestedingsrechtelijk ook van zij en mogelijk ook gezegd kan worden, ook dit is te herleiden tot het reeds in de brief van 2 december 2016 geuite bezwaar van Heigo dat [firma 1] haar inschrijving niet kon nakomen zodat de Gemeente haar inschrijving terzijde had moeten leggen. (…)”
2.19.
Heigo heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis van de rechtbank van
15 februari 2017. Dit heeft zij ingetrokken nadat haar was gebleken dat de Gemeente de uitkomst van de procedure niet wilde afwachten en een overeenkomst had gesloten met [firma 1] .
2.20.
De advocaat van Heigo heeft een verzoek op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) ingediend bij de Gemeente om documenten die betrekking hebben op de aanbestedingsprocedure van de Gemeente. Het gaat om de volgende documenten:
a. Alle documenten waaruit blijkt dat [firma 1] de Gemeente verzocht heeft haar toestemming te verlenen om voor een deel van de opdracht, te weten de recycling van de afgedragen (circulaire en niet- circulaire) kleding c.a., [bedrijfsnaam 1] B.V. in te mogen schakelen, evenals alle daarmee samenhangende documenten.
b. Alle documenten betreffende het onderzoek van de deskundige op het gebied van duurzaamheid van de Gemeente dat heeft uitgewezen dat [bedrijfsnaam 1] , net als [bedrijfsnaam 3] , uitvoering kan geven aan de opdracht op de wijze als verwoord in het plan van aanpak van [firma 1] , evenals alle daarmee samenhangende documenten (waaronder, maar niet uitsluitend, interne correspondentie (waaronder e- mails)).
c. Alle documenten waaruit blijkt dat de deskundige op het gebied van duurzaamheid van de Gemeente deskundig is, zoals een curriculum vitae van deze deskundige.
d. Alle documenten waaruit blijkt dat de Gemeente de door [firma 1] gevraagde toestemming heeft verleend, maar niet uitsluitend, onderzoeksverslagen en/of rapporten en interne correspondentie (waaronder e-mails).
2.21.
De Gemeente heeft bij besluit van 5 april 2018 (hierna het Wob-besluit) aangegeven dat zij de volgende documenten heeft gevonden:
verslag verificatiegesprek [firma 1] ,
e-mail gemeente Utrecht over de mogelijkheid andere samenwerkingen,
curriculum vitae ambtenaar 2010.
Over de documenten wordt onder andere vermeld:
(in verband met informatieverzoek a) dat uit het verslag van het verificatiegesprek met [firma 1] blijkt dat [firma 1] mondeling een verzoek heeft gedaan voor het vervangen van een leverancier en dat de Gemeente dat verzoek mondeling heeft gehonoreerd. En verder (in verband met informatieverzoek b) dat het onderzoek op het gebied van duurzaamheid niet schriftelijk gedocumenteerd is, maar dat de adviseur duurzaam inkopen, die het onderzoek heeft uitgevoerd, haar bevindingen mondeling besproken heeft met de aanbestedingsjurist.
Ten slotte wordt vermeld dat de toestemming als bedoeld in informatieverzoek c mondeling is gegeven.
De Gemeente heeft besloten de gevraagde documenten (1 tot en met 3) niet openbaar te maken. Ten aanzien van de documenten onder 1. en 2. heeft de Gemeente vermeld dat deze informatie bevatten, “die door ondernemers als vertrouwelijk is verstrekt, die op grond van de Wob openbaarmaking in de weg staat”.

3.Het geschil op de vordering

3.1.
Heigo vordert om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • a) voor recht te verklaren dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens Heigo;
  • b) de Gemeente te veroordelen tot betaling aan Heigo van een bedrag van EUR 191.145,00, althans een in goede justitie door uw Rechtbank te betalen bedrag, aan schadevergoeding nu Heigo door het onrechtmatig handelen van de Gemeente perceel 1 van de opdracht 'Kleding inclusief reiniging en schoeisel' ten onrechte niet gegund heeft gekregen;
  • c) de Gemeente te veroordelen tot betaling van een bedrag van EUR 2.686,45 (EUR 875 + 1% over (hoofdsom van EUR 191.145,00 - EUR 10.000)) aan buitengerechtelijke incassokosten, met inbegrip van de wettelijke rente die vanaf de datum van indiening van deze procesinleiding, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen termijn, is verschuldigd;
  • d) de Gemeente te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis, wettelijke rente is verschuldigd;
  • e) de Gemeente te veroordelen tot betaling van de nakosten als bedoeld in artikel 237 lid 4 Rv: een bedrag van EUR 131,00 zonder betekening, verhoogd met een bedrag van EUR 68,00 in geval van betekening, met bepaling dat, als deze kosten niet binnen zeven dagen na de dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis worden voldaan, daarover vanaf de achtste dag na dagtekening van het vonnis wettelijke rente is verschuldigd.
3.2.
In haar “verweerschrift ten aanzien van de tegenvordering” heeft Heigo in aanvulling op de procesinleiding gesteld dat de Gemeente op grond van artikel 85 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) alle documenten moet overleggen waarop zij zich
heeft beroepen. Subsidiair heeft Heigo verzocht om de Gemeente op grond van artikel 22 Rv te bevelen deze documenten te overleggen en heeft zij aangekondigd om een incidentele vordering ex artikel 843a Rv in te stellen als de Gemeente hiertoe niet overgaat.
3.3.
Heigo stelt ter onderbouwing van haar vorderingen dat [firma 1] heeft ingeschreven met een door [bedrijfsnaam 3] ontwikkeld concept, en dat zij daarbij [firma 3] heeft opgevoerd als onderaannemer, maar deze inschrijving niet kan waarmaken omdat zij geen partner is (geworden) van [bedrijfsnaam 3] en als gevolg daarvan de aangeboden [firma 3] producten niet kan leveren. De producten van [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] zijn niet gelijkwaardig, aldus Heigo.
Heigo beroept zich er daarnaast op dat [firma 1] bewust met onjuiste informatie heeft ingeschreven. Gebleken is dat [firma 1] pas contact heeft gezocht met [bedrijfsnaam 3] met een verzoek om aansluiting en om een dealer-overeenkomst te bewerkstelligen met [firma 3] nadat aan haar het gunningsvoornemen bekendgemaakt was gemaakt. [firma 1] wist op voorhand dat zij de inschrijving niet zou kunnen waarmaken, aldus Heigo.
Heigo is van mening dat De Gemeente de inschrijving van [firma 1] om voormelde redenen ongeldig had moeten verklaren en de opdracht – na verificatie – aan haar moeten gunnen.
Volgens Heigo heeft De Gemeente bovendien door met [firma 1] te onderhandelen over haar bieding en [firma 1] in de gelegenheid te stellen haar inschrijving te wijzigen en met [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] aan te bieden, aanbestedingsrechtelijke beginselen (het gelijkheids- en het transparantiebeginsel) geschonden en ook in strijd met haar eigen procedurevoorschriften, zoals vermeld in de inschrijvingsleidraad, gehandeld.
3.4.
De Gemeente heeft bestreden dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen. Er is volgens haar niet onderhandeld met [firma 1] over de inhoud van de inschrijving. De Gemeente is van mening dat de enige relevante vraag is of het plan van aanpak van [firma 1] , ook na vervanging van [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] , tegemoet komt aan het gunningscriterium. Deze vraag kan volgens haar bevestigend worden beantwoord.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
op de tegenvordering
3.6.
De Gemeente vordert - samengevat - veroordeling van Heigo tot betaling van het bedrag van € 21.000,00 inclusief btw, verhoogd met de kosten die de Gemeente nog moet maken in de onderhavige juridische procedure na indiening van het verweerschrift, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met de aantekening dat als niet binnen veertien dagen na het wijzen van het vonnis aan deze veroordeling is voldaan daarover een wettelijke rente verschuldigd is, een en ander met veroordeling van Heigo in de kosten het geding met betrekking tot de tegenvordering.
3.7.
Heigo voert verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling van de vordering

4.1.
In deze zaak staat de vraag centraal of de toestemming die De Gemeente aan [firma 1] heeft gegeven (ná inschrijving maar vóór definitieve gunning) om [bedrijfsnaam 3] (en daarmee ook [firma 3] ) te vervangen voor [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , strookt met het gelijkheids- en transparantie beginsel. Als De Gemeente de aanbestedingsrechtelijke principes heeft geschonden heeft zij in beginsel onrechtmatig gehandeld tegenover Heigo en kan Heigo de daardoor geleden schade vorderen.
4.2.
Bij een aanbestedingsprocedure moeten de inschrijvers gelijk behandeld worden en moet de procedure transparant zijn zodat eerlijke mededinging wordt bevorderd.
Deze beginselen verzetten zich tegen elke onderhandeling tussen de aanbestedende dienst en een inschrijver in het kader van een procedure voor het plaatsen van een overheidsopdracht, wat betekent dat de inschrijving na de indiening ervan in beginsel niet mag worden aangepast op initiatief van de aanbestedende dienst of inschrijver. Het Hof van Justitie EU heeft gepreciseerd dat artikel 2 van richtlijn 2004/18 niet eraan in de weg staat dat de gegevens van de inschrijvingen gericht kunnen worden verbeterd of aangevuld, met name omdat deze klaarblijkelijk eenvoudige precisering behoeven, of om kennelijke materiële fouten recht te zetten.
4.3.
De stellingen van De Gemeente komen er op neer dat de inschrijving van [firma 1] alleen een eenvoudige precisering behoefde en dat haar instemming daarmee geen strijd oplevert met de aanbestedingsrechtelijke beginselen. De Gemeente heeft gesteld dat in het aanbestedingsrecht derden in twee verschillende vormen voorkomen:
  • als partij op wiens draagkracht of bekwaamheid een inschrijver een beroep doet om daarmee aan de geschiktheidseisen te voldoen,
  • als partij die een deel van de opdracht zal uitvoeren en met betrekking tot wie de aanbestedende dienst expliciet de instructie heeft gegeven dat diens gegevens moeten zijn vermeld in de eigen verklaring.
In dit geval is volgens De Gemeente sprake van de eerste vorm. Zij heeft gesteld dat [firma 1] zelfstandig aan de gestelde geschiktheidseisen voldoet en enkel heeft aangekondigd gebruik te gaan maken van [bedrijfsnaam 3] bij het uitvoeren van de opdracht in het kader van het ketenmanagement. Volgens de Gemeente was [bedrijfsnaam 3] geen onderwerp van beoordeling en heeft deze derde bij de puntentoekenning ook geen rol gespeeld. Onderaannemers, derden, producten of systemen genoemd in de inschrijving worden als zodanig niet door De Gemeente beoordeeld. Het ging om het ontwerpproces dat [firma 1] in haar plan van aanpak heeft beschreven. Van belang was dat zij dit proces zou kunnen waarmaken. Dit is wat De Gemeente aan [firma 1] heeft laten weten. De vervanging van [bedrijfsnaam 3] bleek geen probleem te zijn. Het maakte volgens De Gemeente ook geen verschil dat [firma 1] twee [firma 3] -jassen had getoond maar uiteindelijk jassen van [bedrijfsnaam 1] zou leveren, omdat de beschrijving in het plan van aanpak van [firma 1] van de circulaire producten op meer producten betrekking kon hebben dan alleen de [firma 3] producten. De vraag of het systeem van [bedrijfsnaam 3] gelijkwaardig is aan een ander systeem is irrelevant, de enige vraag is of het Plan van Aanpak tegemoet komt aan het gunningscriterium. Overigens bestrijdt De Gemeente dat [bedrijfsnaam 3] een uniek systeem aanbiedt. Anders dan Heigo is de Gemeente van mening dat er met de vervanging
van [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] niets wezenlijks aan de inschrijving van [firma 1] wijzigde.
4.4.
Volgens Heigo biedt [bedrijfsnaam 3] juist een uniek kennismanagementsysteem, wat met zich brengt dat [firma 1] voor de uitvoering van de opdracht afhankelijk was van [bedrijfsnaam 3] als partner op het gebied van circulaire bedrijfskleding, en in het verlengde daarvan ook van [firma 3] als leverancier van de aangeboden bedrijfskleding. Heigo heeft gesteld dat het voor de hand ligt dat [firma 1] dit unieke systeem van [bedrijfsnaam 3] , zoals toegepast bij de productie van [firma 3] -producten, heeft beschreven in haar plan van aanpak en dat zij hiermee punten moet hebben gescoord, zodat de opdracht (mede) op basis van de capaciteiten van [bedrijfsnaam 3] (en [firma 3] ) aan [firma 1] is gegund. Omdat het plan van aanpak SMART geformuleerd moest worden is het praktisch onmogelijk een inschrijving weinig specifiek te maken en de bijzondere kenmerken van [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] niet te noemen.
Heigo heeft een toelichting gegeven op het systeem van [bedrijfsnaam 3] door te wijzen op de onderdelen ‘track and trace/life analysis’, ‘closed loop (8x recyclen)’ en ‘ [naam 1] ’. Volgens Heigo ziet [bedrijfsnaam 3] toe op de gehele keten en is iedere stap van het circulaire proces gecertificeerd, wat zelfs zo ver gaat dat een eindgebruiker aan de hand van een zogenaamde QR-code kan zien waar een bepaald kledingstuk van afkomstig is en hoe vaak dit is hergebruikt (track and trace). De kledingstukken die worden aangeboden zijn volgens Heigo gemaakt van de door [bedrijfsnaam 3] ontwikkelde ‘infinity’ materialen, materialen die tot 8 keer te recyclen zijn. Tenslotte heeft Heigo opgemerkt dat ‘ [naam 1] ’ een door [bedrijfsnaam 3] ontwikkeld (uniek) materieel is, dat wordt gemaakt van stoffen die niet langer recyclebaar zijn.
4.5.
Volgens Heigo beschikken de nieuwe partijen die [firma 1] na haar inschrijving heeft genoemd niet over dezelfde kwaliteiten en kunnen zij niet iets vergelijkbaars leveren. Zij heeft opgemerkt dat [bedrijfsnaam 2] geen gebruik maakt van stoffen met vergelijkbare eigenschappen als infinity-stoffen en voor kleding zelfs geen gebruik maakt van circulaire grondstoffen. Heigo heeft verder aangegeven dat zij zelf niet beschikt over voldoende informatie en dat uit het plan van aanpak van [firma 1] en de overige documenten waarop De Gemeente zich beroept een en ander zal moeten blijken en zij verlangt inzage in deze stukken om haar stellingen zonodig verder te concretiseren.
4.6.
De Gemeente heeft echter geen aanleiding gezien om inzage te geven in deze stukken dan wel daarover concrete informatie te verschaffen. Zij heeft enkel gesteld dat [bedrijfsnaam 3] zelf kennelijk vindt dat zij met haar systeem op een unieke manier invulling heeft gegeven aan het proces, maar dat dit niet klopt en dat andere partijen op dezelfde wijze als [bedrijfsnaam 3] invulling kunnen geven aan het ketenmanagementsysteem en daarmee aan het plan van aanpak van [firma 1] . De circulaire producten worden volgens de Gemeente zelfs beschreven zonder de naam van de producent [firma 3] te vermelden, wat maakt dat ook [firma 3] makkelijk kon worden vervangen. De van [firma 3] getoonde producten hoefden alleen maar representatief te zijn voor wat de Gemeente geleverd zou krijgen. Volgens De Gemeente staat het haar vanwege haar geheimhoudingsplicht niet vrij om inzicht te geven in deze documenten waaruit dit kan worden afgeleid omdat deze documenten informatie bevatten die vertrouwelijk zijn verstrekt. Daartoe heeft zij ook gewezen op het Wob-besluit.
4.7.
De rechtbank is van oordeel dat de De Gemeente de stellingen van Heigo onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Gelet op de eisen die de Gemeente aan de inschrijvers stelt, is aannemelijk dat de inschrijvers, waaronder [firma 1] , in hun plan van aanpak detailinformatie over de ketensamenwerking en ook de producten hebben gegeven. De aspecten van het plan van aanpak moesten immers volgens de SMART methodiek (Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en tijdsgebonden) uitgewerkt worden. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat het op de weg van De Gemeente had gelegen om gemotiveerd in te gaan op het ontwerpproces in het plan van aanpak van [firma 1] . Zij kon niet volstaan met de stelling dat zij de door [firma 1] beschreven processen heeft beoordeeld, zonder concreter in te gaan op deze processen. De Gemeente kan zich ook niet verschuilen achter de door haar gestelde geheimhoudingsplicht. Als de processen slechts globaal geduid zijn, is er weinig om geheim te houden. Als er specifiek geduid is lijkt het onmogelijk dat [bedrijfsnaam 3] niet genoemd is. En in elke variant had De Gemeente kunnen duiden welke elementen geheimhouding behoeven en waarom. Heigo heeft terecht aangevoerd (in de kern samengevat) dat de vermelding in de inschrijving van [firma 1] van “de ketenmanager” [bedrijfsnaam 3] wijst op een beschrijving van een specifieke uitvoering van de opdracht in het Plan van Aanpak. De gerechtvaardigde twijfels die dit gegeven oproept bij Heigo maar ook bij de rechtbank worden niet weggenomen omdat Heigo noch de rechtbank over de relevante informatie beschikt. Met het oog op een deugdelijk verloop van de procedure waarin de aanbestedingsbeginselen te allen tijde worden gerespecteerd, is het dan van belang dat inzicht wordt gegeven in het besluitvormingsproces van de aanbestedingsprocedure. Daarbij komt dat als wordt uitgegaan van de juistheid van het verweer van de Gemeente dat de procesbeschrijving van [bedrijfsnaam 3] in het plan van aanpak van [firma 1] niet uniek is en door verschillende partijen kan worden aangeboden, niets er aan in de weg lijkt te staan om inzage te geven in een dergelijk proces. Voor zover in het plan van aanpak wel passages voorkomen die vertrouwelijk zijn, konden deze onleesbaar worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat De Gemeente meer openheid van zaken had moeten geven. Nu zij dit niet heeft gedaan, kan zij zich er niet op beroepen dat het voor rekening en risico van Heigo komt dat zij haar standpunten niet nader heeft kunnen onderbouwen. De Gemeente heeft haar verweer dat het noemen van derden in de inschrijving - ondanks de SMART doelstelling - voor de gunning zonder betekenis is, onvoldoende onderbouwd.
4.8.
Gelet op het voorgaande oordeelt de rechtbank dat het uitgangspunt voor de verdere beoordeling moet zijn dat [bedrijfsnaam 3] , en in het verlengde daarvan [firma 3] , partijen met bepaalde kwaliteiten zijn die niet zonder meer vervangen konden worden. De rechtbank acht voor dit oordeel mede van belang dat gebleken is dat [firma 1] in haar inschrijving expliciet heeft aangegeven de opdracht te gaan uitvoeren met [bedrijfsnaam 3] . Dit ondersteunt de stellingen van Heigo. Hieraan kan niet afdoen het verweer van De Gemeente dat uit het gunningscriterium onder IV.2.1. blijkt dat de vermelding van een naam van een onderaannemer in het kader van de ketensamenwerking niet een vereiste is en dat [firma 1] [bedrijfsnaam 3] dus onverplicht heeft genoemd. Het noemen van namen van derden is volgens De Gemeente alleen aan de orde bij de beschrijving van hoe de retourstroom van kleding georganiseerd en verwerkt zal worden bij het onderdeel ‘regie op de kringloop’, maar niet bij het voeren van regie op de kringloop in het kader van de ketensamenwerking. Een verklaring voor de onverplichte verwijzing naar [bedrijfsnaam 3] in het plan van aanpak van [firma 1] heeft De Gemeente niet gegeven. Juist onder deze omstandigheden echter, waarbij de inschrijver er zelf voor heeft gekozen om informatie over de onderaannemer te verstrekken en dit dus van belang acht, is die informatie daarmee
een onderdeel van diens inschrijving geworden en heeft die vermelding reeds daarom zodanig belang dat De Gemeente niet kon volstaan met het enkele verweer dat die naam voor haar niet relevant is. Daarbij komt dat het verweer van De Gemeente niet goed is te plaatsen in het licht van haar eigen voorschrift dat het Plan van Aanpak SMART - dus concreet en haalbaar - moet beschrijven hoe de opdracht wordt ingevuld. Het concreet noemen van een naam van een ondersteunende dienst past daar zeer wel in. Anders dan De Gemeente heeft verdedigd kon De Gemeente derhalve niet aannemen dat de vervanging door [firma 1] van [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] in aanbestedingsrechtelijke zin zonder betekenis was.
4.9.
De rechtbank betrekt bij haar oordeel verder de gang van zaken rondom het verlenen van toestemming door De Gemeente aan [firma 1] om [bedrijfsnaam 3] te mogen vervangen, zulks nadat [firma 1] de opdracht voorlopig gegund had gekregen en [firma 3] de offerte had ingetrokken. Gebleken is dat [firma 1] in plaats van schriftelijk om toestemming te vragen om [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] te mogen inschakelen, dit mondeling heeft gedaan en dat De Gemeente vervolgens - eveneens - mondeling toestemming heeft gegeven. Volgens De Gemeente had onderzoek uitgewezen dat [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] , net als [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] , uitvoering konden geven aan de opdracht op de wijze als verwoord in het plan van aanpak van [firma 1] . Dit onderzoek heeft De Gemeente niet schriftelijk en dus niet kenbaar vastgelegd, ondanks de op haar rustende documentatieverplichting (artikel 84 lid 2 Richtlijn 2014/24/EU en artikel 2.56 Aanbestedingswet). Het mag dan zo zijn dat De Gemeente [bedrijfsnaam 1] en [bedrijfsnaam 2] al kende uit hoofde van de inschrijving van [firma 2] , dit neemt nog niet weg dat zij haar bevindingen op schrift had kunnen stellen. De werkwijze van De Gemeente draagt er aan bij dat zij haar stelling onvoldoende heeft gemotiveerd dat zij in redelijkheid tot de beslissing kon komen dat vervanging zonder wezenlijke wijziging van de inschrijving kon plaatsvinden.
4.10.
Heigo heeft aangevoerd dat de Gemeente de inschrijving van [firma 1] bovendien had moeten uitsluiten omdat [firma 1] een valse verklaring heeft gedaan. Zij heeft verwezen naar artikel 3.2. van de Inschrijvingsleidraad waarin is vermeld dat als tijdens de verificatiebespreking met de inschrijver blijkt dat in de inschrijving onjuiste informatie is verstrekt of dat op andere punten onoverkomelijke bezwaren bestaan, dat dan de betreffende inschrijver alsnog zal afvallen. Volgens Heigo zou [firma 1] nooit voor het begin van de opdracht een overeenkomst kunnen aangaan met [bedrijfsnaam 3] , omdat zij niet aan de eisen voldeed en moet zij dit van meet af aan hebben geweten. De Gemeente heeft gesteld dat dit standpunt niet kan worden gevolgd omdat de valse verklaring waarop Heigo duidt betrekking heeft op informatie ter zake de controle van uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen. Die beperking leest de rechtbank echter niet in voormelde bepaling. Het enkele verstrekken van onjuiste informatie in de inschrijving is al reden voor uitsluiting en gebleken is dat in deze zaak daarvan sprake is. Het staat vast dat [firma 1] bij haar inschrijving zonder voorbehoud te maken heeft vermeld dat zij gebruik zou maken van [bedrijfsnaam 3] en producten zou kunnen aanbieden van [firma 3] , maar dat dit nog niet was geregeld. Gebleken is bovendien dat De Gemeente hiervan vóór de voorlopige gunning al op de hoogte was. Dat volgt uit de email van 22 november 2017 van [firma 3] aan de Gemeente, waarin [firma 3] laat weten dat zij [firma 1] een offerte heeft doen toekomen op basis van onjuiste informatie en dat zij daaraan geen gevolg zal geven.
4.11.
De conclusie is dat Heigo niet alleen terecht heeft aangevoerd dat met de vervanging van [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] sprake is van een wezenlijke wijziging, maar
dat de inschrijving van [firma 1] bovendien uitgesloten had moeten worden omdat zij onjuiste informatie had gegeven. De Gemeente heeft nog aangevoerd dat zij [firma 1] op grond van de algemene voorwaarden (artikel 3 lid 2 en artikel 7) mocht toestaan haar inschrijving te wijzigen door [bedrijfsnaam 3] te vervangen door een andere partner en [firma 3] door een andere producent, maar deze stelling behoeft geen bespreking. De overeenkomst (en de toepasselijke algemene voorwaarden) wordt immers pas van kracht op het moment van gunning van de opdracht. In dit geval heeft de wijziging al plaatsgevonden voordat de opdracht was gegund. De opmerking van De Gemeente dat zij ook Heigo in het kader van een ander perceel tegemoet is gekomen leidt niet tot een ander oordeel. Als er in een andere procedure sprake zou zijn geweest van onregelmatigheden betekent dat nog niet dat onregelmatigheden in deze procedure geen gevolgen kunnen hebben.
4.12.
De conclusie is dat in voldoende mate is komen vast te staan dat De Gemeente onrechtmatig jegens Heigo heeft gehandeld, welk onrechtmatig handelen haar kan worden toegerekend. Dit betekent dat De Gemeente verplicht is de schade die Heigo daardoor heeft geleden, te vergoeden. De vraag die vervolgens beantwoord moeten worden, is wat de schade is die Heigo als gevolg van het handelen van De Gemeente heeft geleden.
Heigo vordert een bedrag van € 191.145,00. Zij maakt aanspraak op het positief contractbelang. Ook als er van uitgegaan kan worden dat de opdracht aan Heigo zou zijn gegund als de Gemeente conform de geldende voorschriften zou hebben gehandeld, blijft echter staan dat er voldoende aanknopingspunten moeten zijn om vast te kunnen stellen welke bedragen met de opdracht waren gemoeid. Heigo heeft dit onvoldoende gedaan.
Onvoldoende duidelijk is om hoeveel kledingstukken het gaat, welke vergoedingen gevraagd zouden zijn en wat de gebruikelijke winstmarges zijn. Het had op de weg van Heigo gelegen om een deugdelijke onderbouwing van haar schadevordering te verstrekken. Dit heeft Heigo nagelaten. De door Heigo gevorderde schadevergoeding wordt dan ook afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing van de hoogte van het bedrag. Het verweer van De Gemeente was al geruime tijd bekend. De mondelinge behandeling is het hart van de procedure en uit de wijze waarop Rv geredigeerd is, volgt dat zoveel als mogelijk voorkomen moet worden dat na de mondelinge behandeling nog nieuwe aktes of conclusies genomen moeten worden. Dat was niet nodig geweest als Heigo een betere onderbouwing had gegeven en dit laat de rechtbank nu tegen Heigo werken.
4.13.
Heigo maakt aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten. De rechtbank zal de vraag of deze kosten verschuldigd zijn, toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voor-werk II. Het door Heigo gevorderde bedrag van
€ 2.686,45, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2017, is weliswaar gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, maar de onderhavige vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin genoemd besluit van toepassing is. Met in achtneming van de eisen vermeld in rapport Voor-werk II zal de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten worden afgewezen. Uit de door Heigo gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan Heigo vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
van de tegenvordering
4.14.
De tegenvordering strekt tot vergoeding van de door De Gemeente gemaakte en nog te maken kosten van de onderhavige juridische procedure. De Gemeente is van mening dat zij deze kosten onnodig heeft gemaakt, omdat Heigo haar vorderingen onterecht en niet voldoende onderbouwd heeft ingesteld, waardoor zij onnodig kosten heeft moeten maken. Daarnaast geldt volgens De Gemeente dat als Heigo tijdig een kort geding procedure had aangespannen, deze procedure niet nodig was geweest. Uit het voorgaande volgt echter dat de stellingen van Heigo hout snijden. Daarnaast is gebleken dat de manier waarop de Gemeente en Heigo met elkaar hebben gecorrespondeerd ertoe heeft geleid dat Heigo pas na het verstrijken van de Alcatel termijn is overgegaan tot het dagvaarden van de Gemeente in kort geding. Heigo is er op grond van de mededeling van de Gemeente in de brief van
5 december 2016, inhoudende dat [firma 1] haar plan van aanpak kon waarmaken, van uitgegaan dat [firma 1] op enigerlei wijze had geregeld dat zij toch kon beschikken over de producten van [firma 3] en het systeem van [bedrijfsnaam 3] . Ondanks dat zij wist dat dit voor Heigo een belangrijk punt was heeft de Gemeente kennelijk geen aanleiding gezien om te vermelden dat zij had toegestaan om [bedrijfsnaam 3] en [firma 3] te vervangen voor andere partijen. De rechtbank leidt hieruit af dat De Gemeente een rol heeft gespeeld bij de ontstane onduidelijkheid. Onder deze omstandigheden kan zij zich er naar het oordeel van de rechtbank niet op beroepen dat Heigo de onderhavige procedure nodeloos aanhangig heeft gemaakt. De tegenvordering zal dan ook worden afgewezen.
De kosten
4.15.
Aangezien elk van partijen bij de beoordeling van de vordering op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten te compenseren op de hierna te vermelden wijze. De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van Heigo inzake de tegenvordering. Deze kosten worden begroot op € 695,00 (2,0 punt x factor 0,5 x tarief € 695,00).

5.De beslissing

De rechtbank
op de vordering
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
op de tegenvordering
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt De Gemeente in de kosten die aan de zijde van Heigo zijn gevallen, tot
vandaag begroot op € 695,00,
5.5.
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. M.J. Slootweg, R.J. Verschoof en J.O. Zuurmond en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2018.