ECLI:NL:RBMNE:2018:2374

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
659430-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van personeel in GGZ-instelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 21 november 2016 in Almere, waar de verdachte, die in een GGZ-instelling verbleef, twee medewerkers van de instelling aanviel. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 16 mei 2018, waarbij de officier van justitie, mr. M. Hoogendam, en de raadsman van de verdachte, mr. A. Taner, hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een verpleegkundige en een psychiater door hen met een ijzeren tafelpoot en met gebalde vuist te slaan. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen zorgvuldig gewogen en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was, gezien zijn psychische toestand, en legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op van zes maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder ambulante behandeling en begeleiding naar begeleid wonen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659430-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 30 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Hoogendam en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A. Taner, advocaat te Lelystad, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. primair
op 21 november 2016 te Almere heeft gepoogd om [aangeefster 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door haar met een ijzeren tafelpoot met kracht op/tegen het (linker) schouderblad en/of het lichaam te slaan.
2. primair
op 21 november 2016 te Almere heeft gepoogd om [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem, terwijl verdachte zich op dat moment op (zeer) korte afstand van die [aangever 2] bevond, met kracht, met gebalde vuist, op/tegen het strottenhoofd/de keel te slaan/stompen.
Beide feiten zijn subsidiair ten laste gelegd als mishandeling van respectievelijk [aangeefster 1] en [aangever 2].

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat aangeefster [aangeefster 1] zelf niet heeft gezien dat zij met de tafelpoot is geslagen en de getuigen evenmin, zodat het de vraag is of het letsel is ontstaan door toedoen van verdachte. Aangeefster [aangeefster 1] zou tegen de verwarming zijn gevallen. Daarnaast kan uit het dossier niet worden afgeleid dat verdachte hard heeft geslagen en is het schouderblad geen vitaal lichaamsdeel, zodat de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling in ieder geval niet bewezen kan worden verklaard.
Van het onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij aangever [aangever 2] in zijn nek heeft geslagen en niet tegen zijn strottenhoofd. Het is de vraag of de getuigen, gezien de paniek en hectiek van dat moment, wel tot in detail hebben kunnen waarnemen waar aangever precies is geslagen. Voor de onder 2 subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard dat zij op 21 november 2016 als leerling verpleegkundige bij de GGZ-instelling [naam instelling] in [vestigingsplaats] werkzaam was. Zij had die dag omstreeks 16.30 uur samen met de behandelend arts een gesprek met verdachte waarin hem werd verteld dat er een gedwongen behandeling gestart zou worden. Omstreeks 17.10 uur hoorde zij keiharde muziek en een enorm kabaal uit de slaapkamer van verdachte komen. Toen zij naar de slaapkamer toeliep, zag zij plotseling verdachte vanuit zijn slaapkamer in haar richting komen stormen. Ze hoorde dat hij schreeuwde. Het waren een soort oerkreten. Ze zag dat hij een grijskleurige paal in zijn handen hield, hoog in de lucht. Zij draaide zich om en wilde wegrennen, maar besefte toen dat zij dat niet meer op tijd kon doen. Omdat zij niet wilde dat verdachte haar op haar hoofd zou slaan, beschermde zij haar hoofd met haar handen en dook in elkaar met haar hoofd naar de grond om zichzelf zo klein mogelijk te maken. Op het moment dat zij in elkaar gebogen zat, voelde zij een hele harde klap op haar linker schouderblad. Zij zag dat verdachte door rende en aan het einde van de hal met de paal op de ramen begon te slaan. Zij heeft de noodknop ingedrukt, waarna er collega’s aankwamen die verdachte overmeesterden. Toen zij de hoek aan het einde van de gang omliep, zag zij dat de psychiater van de afdeling, [aangever 2], op de grond lag. Toen zij even was gaan zitten om tot rust te komen, voelde zij enorme pijnscheuten in haar linkerschouder, met uitstraling naar haar linker elleboog. Zij werd later, toen zij door collega’s werd nagekeken, erg misselijk en duizelig en werd het zwart voor haar ogen. Zij voelde dat zij haar urine liet lopen, erg begon te zweten en erge dorst had. Alles om haar heen ging trager en zij kon niet meer goed antwoord geven op vragen van collega’s. Zij hoorde later van haar collega’s dat zij even buiten bewustzijn is geweest. In het ziekenhuis is geconcludeerd dat haar schouder zwaar gekneusd was. [2]
Uit een schrijven van een forensisch arts van de GGD volgt dat sprake is van een flinke (spier)kneuzing en dat aangeefster door de pijn haar arm niet goed kan bewegen. Er was een lichte zwelling en drukpijn ter hoogte van de bovenzijde van het linker schouderblad. Het geconstateerde letsel kan goed passen bij de door aangeefster aangegeven toedracht. [3]
Aangever [aangever 2] heeft verklaard dat hij op 21 november 2016 als psychiater aan het werk was bij [naam instelling] in [vestigingsplaats]. Omstreeks 17.15 uur hoorde hij een alarm. Hij deed de deur naar de gang open om te gaan kijken en zag op dat moment verdachte en ongeveer zes verpleegkundigen zijn kant op komen. Toen verdachte door de deuropening wilde gaan, hoorde hij hem zeggen ‘klootzak’. Verdachte keek hem hierbij aan en stond op ongeveer een meter bij hem vandaan. Direct daarop zag [aangever 2] een vuist aankomen en voelde hij dat hij hard tegen zijn strottenhoofd werd geraakt. Hij voelde hier ook direct pijn. Hij viel achterover met zijn rug op de grond. Hij had op dat moment moeite met ademhalen en was een beetje verdwaasd. Het lukte hem niet om direct op te staan. Hij heeft nog pijn aan zijn keel. In het Flevoziekenhuis werd aangegeven dat hij een kneuzing aan zijn strottenhoofd heeft. Hij kan daardoor moeilijk praten en het doet ook zeer met slikken. [4]
Uit bericht van een forensisch arts van de GGD volgt dat aangever [aangever 2] is onderzocht door een arts van de spoedeisende hulp. Aangever [aangever 2] had keelpijn en kon niet praten. Het geconstateerde letsel goed kan passen bij de door aangever [aangever 2] aangegeven toedracht. [5]
Getuige [getuige 1], werkzaam als coördinerend verpleegkundige bij [naam instelling], heeft verklaard dat zij zag dat verdachte op 21 november 2016 omstreeks 17.15 uur aan de andere kant van de deur stond met een ijzeren staaf in zijn hand. Zij zag dat verdachte met die ijzeren staaf eenmaal, bovenhands, tegen een ruit sloeg. Ze zag dat verdachte stond te schreeuwen en opgefokt was. Hij had zijn borst vooruit gebracht en maakte wilde bewegingen met zijn armen en handen, waarmee hij nog steeds die ijzeren staaf vast had. Ze zag dat verdachte plots op [aangever 2] afliep. De afstand tussen verdachte en [aangever 2] was op dat moment ongeveer anderhalve meter. Ze hoorde dat verdachte [aangever 2] uitschold en hem met gebalde vuist vol op het strottenhoofd sloeg. Ze zag dat [aangever 2] door de klap achterover sloeg en op de grond viel. Ze zag en hoorde dat [aangever 2] op de grond naar lucht snakte en een tijdje bleef liggen. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 21 november 2016 om ongeveer 17.00 uur als verpleegkundige werkzaam was in [naam instelling] en stond te praten met psychiater [aangever 2] en [getuige 3]. Ze kreeg een persoonsalarm op haar pieper en zag dat verdachte met een ijzeren tafelpoot in zijn hand stond en van haar weg liep. Een medepatiënt pakte de tafelpoot van hem af. Toen verdachte [aangever 2] zag, werd hij erg boos en rende op [aangever 2] af. Ze zag dat verdachte [aangever 2] met gebalde vuist en met kracht tegen zijn keel sloeg. Ze hoorde dat [aangever 2] naar adem snakte en in elkaar zakte. [7]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij op 21 november 2016 werkzaam was als verpleegkundige bij [naam instelling]. Zij zag op haar pieper dat er alarm was op Unit A. Daar aangekomen zag zij dat er een patiënt van haar wegliep met een ijzeren spiegelende tafelpoot in zijn rechterhand. Hij had de tafelpoot vast ter hoogte van zijn rechteroor. Een andere patiënt pakte de buis van hem af en verdachte liep terug naar dezelfde gang waar zij zojuist vandaan kwam. Hij liep recht op psychiater [aangever 2] af en gaf hem met een gebalde rechtervuist een harde klap tegen zijn keel. Ze zag dat de psychiater tegen de muur aanviel en in elkaar zakte. [8]
De politie heeft de betreffende ijzeren tafelpoot onderzocht en geconstateerd dat deze acht centimeter breed is, 73 centimeter lang en 1196 gram weegt. [9]
Bewijsoverweging voor feit 1
De rechtbank overweegt dat door de drie hierboven genoemde getuigen weliswaar niet is verklaard dat zij hebben gezien dat aangeefster met de tafelpoot is geslagen, maar dat zij verdachte wel met de tafelpoot in zijn hand hebben zien staan of lopen. Aangeefster [aangeefster 1] zag verdachte met de tafelpoot op zich afkomen en voelde dat zij hard op haar schouderblad werd geslagen. De plaats waar aangeefster [aangeefster 1] is geraakt, namelijk op haar schouderblad, past bij de in elkaar gedoken houding waarin zij op dat moment zat om haar hoofd te beschermen en uit de letselbeschrijving volgt dat het waargenomen letsel past bij de aangegeven toedracht. Vastgesteld kan worden dat verdachte aangeefster [aangeefster 1] met de ijzeren tafelpoot op haar schouderblad heeft geslagen. Dat verdachte ook hard heeft geslagen kan worden afgeleid uit het letsel – een flinke spierkneuzing en niet slechts een blauwe plek –, uit de verklaring van aangeefster dat zij een heel harde klap voelde en uit de verklaringen van getuigen die spreken over de opgefokte toestand van verdachte. Het hard slaan op een schouderblad – en dus in de buurt van de nek en het hoofd, kwetsbare onderdelen van het lichaam – met een ijzeren tafelpoot van 73 centimeter lang en een gewicht van meer dan één kilo, levert een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. Verdachte heeft, door aldus te handelen, deze kans ook bewust aanvaard, zodat het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Bewijsoverweging voor feit 2
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen – waarbij de rechtbank geen reden heeft om aan de juistheid van de waarnemingen van aangever [aangever 2] en getuigen te twijfelen – volgt dat verdachte aangever [aangever 2] op zijn strottenhoofd heeft geslagen. Het strottenhoofd betreft een kwetsbaar en vitaal onderdeel van het menselijk lichaam. Dit blijkt ook uit de directe reactie van aangever [aangever 2]; hij hapte naar adem en zakte naar de grond. Er bestond derhalve een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel en verdachte heeft, blijkens zijn handelwijze, deze kans ook voor lief genomen. Ook de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 21 november 2016 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangeefster 1] met een ijzeren tafelpoot met kracht op/tegen het linker schouderblad heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2. primair
op 21 november 2016 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - terwijl hij, verdachte, zich op dat moment op zeer korte afstand van die [aangever 2] bevond - met kracht, met gebalde vuist, die [aangever 2] tegen het strottenhoofd/de keel heeft gestompt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Hetgeen onder 1 primair en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair:
telkens poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
  • een rapport van 18 november 2017, opgemaakt door S.C. Beeckman, GZ-psycholoog.
  • een rapport van 1 december 2017, opgemaakt door R.A. Graaff, psychiater.
Uit voornoemde rapporten volgt dat verdachte lijdt aan een schizofrene stoornis en aan een stoornis in het gebruik van middelen. Ten tijde van het ten laste gelegde was vermoedelijk sprake van een combinatie van psychotische verschijnselen en van aan de persoonlijkheid van verdachte gelieerde gedragsproblemen die zijn oordeels- en kritiekvermogen hebben beïnvloed. Door beide deskundigen wordt geadviseerd om het ten laste gelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de rapporten volgt dat de deskundigen een afgewogen advies hebben gegeven waar zij de mogelijkheid van volledige ontoerekeningsvatbaarheid in hebben meegewogen, maar daartoe, vanwege onvoldoende informatie over de toedracht en psychische toestand van verdachte daarbij, niet concluderen. De rechtbank volgt de deskundigen in hun conclusies en maakt die de hare. De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden 1) ambulante behandeling door het ForFact-team en 2) het meewerken aan het toewerken naar begeleid wonen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal pogingen tot zware mishandeling jegens personeel van de psychiatrische instelling waar hij op dat moment verbleef, door één van hen met een ijzeren tafelpoot op haar schouderblad te slaan en de ander tegen zijn strottenhoofd te stompen. Dat beide slachtoffers hier geen zwaar lichamelijk letsel aan over hebben gehouden en het bij pogingen is gebleven, is niet aan verdachte te danken. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van de slachtoffers geschonden, hetgeen de rechtbank ernstig acht, te meer omdat zij als personeel van de psychiatrische instelling veilig hun werk moeten kunnen doen zonder met dergelijk gedrag te maken te krijgen.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 april 2018 betreffende verdachte. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer geweldsdelicten, maar niet recent.
In de onder punt 7 van dit vonnis genoemde rapporten van de psycholoog en psychiater wordt geadviseerd verdachte verder te behandelen binnen het huidige BOPZ-kader, omdat een strafrechtelijk kader niets toevoegt. Nadat de reclassering in een rapport van 30 januari 2018 heeft gerapporteerd dat het huidige BOPZ-kader niet toereikend is, heeft de psychiater in een aanvullend schrijven van 18 februari 2018 aangegeven dat er, wat de behandeling van verdachte betreft, in de kliniek een impasse is ontstaan. De psychiater noemt in zijn schrijven drie opties – waar de psycholoog zich achter heeft geschaard – om uit de impasse te geraken, namelijk:
vanuit de huidige afdeling wordt gewerkt aan begrenzing, het beperken van middelengebruik en het bevorderen van dag structuur;
er wordt gestreefd naar een snelle plaatsing in een extramurale woonvoorziening, met begeleiding door het Fact-team, plaatsing in de forensische tussenvoorziening van Kwintes en een kader van reclasseringscontact met bijzondere voorwaarden als stok achter de deur;
verdachte wordt geplaatst in een klinische forensische behandelvoorziening zoals een FPA of FPK. Een dergelijke voorziening biedt echter meer beveiliging dan, gezien het inmiddels sterk verbeterde toestandsbeeld, benodigd is.
De psychiater benoemt dat verdachte een goede start heeft gemaakt met het Fact-team waar hij ook zijn vertrouwen in heeft geuit. Verdachte wil graag zelfstandig wonen. Bij een goede samenwerking en uitleg acht de psychiater het zeker niet onmogelijk om de instemming van verdachte te verkrijgen met een op een resocialisatie gericht traject.
In de reclasseringsrapporten van 30 januari 2018 en 1 mei 2018 heeft de reclassering haar twijfels geuit bij een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden omdat de psychiatrische problematiek zo evident aanwezig is en verwacht kan worden dat bijzondere voorwaarden als verplichte antipsychotica en regulatie van harddrugs overtreden zullen worden. Indien de rechtbank bijzondere voorwaarden wel op zijn plaats acht, wordt geadviseerd deze te laten uitvoeren door de verslavingsreclassering.
De straf
Alles afwegende, en gelet op de LOVS-oriëntatiepunten, acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten verzet zich tegen oplegging van een taakstraf, zoals door de raadsman is verzocht. Gelet op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en het tijdsverloop zal de rechtbank deze straf geheel voorwaardelijk opleggen. Aan deze voorwaardelijke straf zal zij, ten behoeve van het terugdringen van de kans op recidive en in het belang van verdachte, de door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden verbinden, namelijk 1) ambulante behandeling door het forensische Factteam te Almere en 2) het verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 57 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
zes maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de gevangenisstraf
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich onder behandeling zal stellen van en zich zal laten begeleiden door het forensische Fact-team te Almere, op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling/dat team aan te geven, teneinde zich te laten begeleiden en behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan plaatsing en vervolgens verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten de forensische tussenvoorziening van Kwintes of een soortgelijke instelling, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de (verslavings)reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en H.B.W. Beekman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 mei 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 21 november 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangeefster 1] met een ijzeren tafelpoot met kracht op/tegen het (linker) schouderblad en/of het lichaam heeft geslagen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 november 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [aangeefster 1] met een ijzeren tafelpoot met kracht op/tegen het (linker) schouderblad en/of het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [aangeefster 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
Primair
hij op of omstreeks 21 november 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - terwijl hij, verdachte, zich (op dat moment) op (zeer) korte afstand van die [aangever 2] bevond - met kracht, met gebalde vuist, die [aangever 2] op/tegen het strottenhoofd/de keel heeft geslagen/gestompt, zijnde de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 21 november 2016 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [aangever 2] - terwijl hij, verdachte, zich (op dat moment) op (zeer) korte afstand van die [aangever 2] bevond - met kracht, met gebalde vuist op/tegen het strottenhoofd/de keel heeft geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [aangever 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 april 2017, genummerd 2016361197/
2.Proces-verbaal van aangifte door [aangeefster 1], p. 1005 t/m 1007.
3.Letselbeschrijving d.d. 2 december 2016, p. 1009 t/m 1010.
4.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 2], p. 1002 t/m 1003.
5.Letselbeschrijving d.d. 5 december 2016, p. 1003 t/m 1004.
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], p. 1020 t/m 1021.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2], p. 1025.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], p. 1029.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 1016.