ECLI:NL:RBMNE:2018:2360
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de vraag of sprake is van een arbeidsovereenkomst tussen een freelance werkneemster en een B.V.
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een freelance werkneemster, aangeduid als verzoekster, en een besloten vennootschap, aangeduid als verweerster. Verzoekster had een verzoek ingediend met de stelling dat er tussen haar en verweerster een arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen, waardoor zij aanspraak maakte op loondoorbetaling bij ziekte en andere vergoedingen. De procedure begon met een verzoekschrift van verzoekster op 3 april 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 2 mei 2018. Tijdens deze behandeling heeft de vertegenwoordiger van verweerster verweer gevoerd en bewijsstukken overgelegd.
De feiten van de zaak tonen aan dat verzoekster in september 2017 op een advertentie van verweerster heeft gereageerd en vervolgens enkele dagen per week werkzaamheden heeft verricht zonder dat er een schriftelijke overeenkomst is opgesteld. Na een periode van werkzaamheden ontstond er een geschil over de vraag of er sprake was van een arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de criteria voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst, zoals arbeid, loon, gezagsverhouding en de intenties van partijen bij het aangaan van de rechtsverhouding.
De kantonrechter concludeerde dat er geen arbeidsovereenkomst tot stand was gekomen, omdat niet was komen vast te staan dat er sprake was van een gezagsverhouding. De werkzaamheden die verzoekster verrichtte, leken meer op een overeenkomst van opdracht, waarbij de vrijheid van verzoekster om haar werktijden te bepalen een belangrijke rol speelde. Aangezien de kantonrechter oordeelde dat er geen arbeidsovereenkomst bestond, werden de overige vorderingen van verzoekster afgewezen. Verzoekster werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van verweerster op nihil werden begroot.