Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident],
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] ,
HDI,
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s.,
1.De procedure
2.De feiten voor zover van belang in het incident
3.De beoordeling in het incident
door [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident]geleden schade bij te dragen. Dat [naam] tekort zou zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de uitzendovereenkomst met [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] door hem een illegale werknemer ter beschikking te stellen – zoals [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. stelt – leidt in ieder geval niet tot een dergelijke vrijwaringsverplichting. Ook is relevant dat de schade is veroorzaakt doordat er
in de bedrijfsruimte van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident]een vorkheftruck over de linkervoet van [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] is gereden, op grond waarvan het voor de hand lag dat HDI (als verzekeraar van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] ) de schadeafwikkeling op zich heeft genomen. Gesteld noch gebleken is dat de door [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] geleden schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan [naam] moet worden toegerekend.
4.De beslissing
28 maart 2018 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaakaan de zijde van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s.;