ECLI:NL:RBMNE:2018:2321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
6315158
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake vrijwaring in arbeidsongeval met schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter te Amersfoort op 28 februari 2018 een tussenuitspraak gedaan in een incident betreffende vrijwaring. De eisende partij, die in de hoofdzaak een schadevergoeding vordert na een arbeidsongeval, heeft de gedaagde partij in het incident verzocht om een derde partij in vrijwaring op te roepen. Dit incident is ontstaan naar aanleiding van een arbeidsongeval dat plaatsvond op 13 juli 2001, waarbij de eisende partij, die op dat moment illegaal in Nederland verbleef, door een vorkheftruck over zijn linkervoet is gereden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij in de hoofdzaak, HDI-Gerling Verzekeringen N.V., een deel van de schadevergoeding heeft betaald, maar dat er nog een aanvullend bedrag van € 250.875,46 door de eisende partij wordt gevorderd.

De kantonrechter heeft het verzoek tot vrijwaring afgewezen, omdat de gedaagde partij niet-ontvankelijk is verklaard in haar vordering tot oproeping in vrijwaring. De rechter oordeelde dat de schadevergoedingsvordering van de eisende partij voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst, waardoor de kantonrechter bevoegd is om ook de vrijwaringszaak te behandelen. De rechter heeft verder geoordeeld dat de oproeping tot vrijwaring onredelijke vertraging zou veroorzaken, aangezien de aansprakelijkheid van de gedaagde partij al in 2003 was vastgesteld. De kantonrechter heeft de gedaagde partij in het incident veroordeeld in de kosten van het incident, begroot op € 200,-- aan salaris advocaat. De hoofdzaak zal op 28 maart 2018 weer op de rol komen voor conclusie van antwoord.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 6315158 AC EXPL 17-3584 AW/35832
Vonnis in incident van 28 februari 2018
inzake
[eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen
[eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident],
eisende partij in de hoofdzaak,
verwerende partij in het incident,
gemachtigde: mr. C.A. Madern,
tegen:
1. de besloten vennootschap
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
verder te noemen
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] ,
2. de naamloze vennootschap
HDI-Gerling Verzekeringen N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verder te noemen
HDI,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
eisende partijen in het incident,
verder samen te noemen
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s.,
gemachtigde: mr. P.C. Knijp.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding d.d. 31 augustus 2017
- de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring
- de incidentele conclusie van antwoord
1.2.
Hierna is vonnis bepaald in het incident.

2.De feiten voor zover van belang in het incident

2.1.
[eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] is op 13 juli 2001 een arbeidsongeval overkomen in de bedrijfsruimte van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] . Daarbij is een vorkheftruck over de linkervoet van [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] gereden. [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] was op basis van een uitzendovereenkomst door [naam] (hierna: [naam] ) uitgeleend aan [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] .
2.2.
[eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] verbleef op dat moment illegaal in Nederland. Hij betaalde wel belasting en sociale zekerheidspremies.
2.3.
Bij vonnis van 9 juli 2003 heeft de kantonrechter te Amersfoort [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] en [naam] op grond van artikel 7:658 Burgerlijk Wetboek (BW) veroordeeld tot vergoeding van de schade van [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] als gevolg van het arbeidsongeval nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
2.4.
In het kader van de schadeafwikkeling is HDI (de verzekeraar van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] ) een deelgeschilprocedure gestart. Bij beschikking van 4 september 2014 heeft de kantonrechter te Amsterdam geoordeeld dat bij de verdere afwikkeling van de aan [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] toekomende schadevergoeding, in het bijzonder waar het gaat om zijn verlies aan arbeidsvermogen, moet worden uitgegaan van Nederlandse criteria, dat willen zeggen van wat [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] , het ongeval weggedacht, in Nederland aan inkomsten had kunnen verwerven. De begroting van de schade moet dus niet – zoals HDI had betoogd – worden gebaseerd op Turkse uitgangspunten.
2.5.
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. heeft [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] een bedrag van € 214.000,-- aan voorschotten betaald.
2.6.
[eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] vordert in de hoofdzaak betaling van een aanvullend bedrag van € 250.875,46 met rente en kosten.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. vordert in dit incident dat haar wordt toegestaan [naam] in vrijwaring op te roepen. Zij stelt dat voor zover [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. zou worden veroordeeld tot vergoeding van een verlies aan arbeidsvermogen dat is gebaseerd op het inkomen dat [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] in de hypothetische situatie zonder ongeval in Nederland had kunnen verdienen in de illegaliteit, [naam] gehouden is [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] voor het verschil tussen het verlies aan arbeidsvermogen dat is gebaseerd op de Turkse uitgangspunten en het verlies aan arbeidsvermogen dat gebaseerd is op de Nederlandse uitgangspunten, te vrijwaren.
Kantonrechter bevoegd
3.2.
Het verweer van [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] dat [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. niet-ontvankelijk is in haar vordering tot vrijwaring omdat de kantonrechter onbevoegd is van de vordering op [naam] kennis te nemen, wordt verworpen. Nu de schadevergoedingsvordering van [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] op [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. voortvloeit uit een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 93 onder c Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), wordt op grond van artikel 94 lid 4 Rv ook de vrijwaringszaak door de kantonrechter behandeld en beslist.
Vrijwaring vóór alle weren
3.3.
De procedure die thans bij dagvaarding van 31 augustus 2017 door [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] jegens [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. is ingesteld, betreft de tenuitvoerlegging van de veroordeling tot schadevergoeding (op te maken bij staat) die volgt uit het vonnis van de kantonrechter van 9 juli 2003. De onderhavige schadestaatprocedure is feitelijk een voortzetting van de hoofdzaak waarin de grondslag van de schadevergoedingsverplichting is vastgesteld. Deze hoofdzaak en de onderhavige schadestaatprocedure zijn geen 'afzonderlijke gedingen' in de zin van artikel 615a Rv.
3.4.
Nu de oproeping tot vrijwaring vooraf moet gaan aan de verweren in de hoofdzaak, bestaat in de schadestaatprocedure geen ruimte meer voor vrijwaringsincidenten. Een vrijwaringsincident kan enkel geopend worden vóór alle weren in de zin van 210 lid 1 Rv. [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. is daarom niet-ontvankelijk in haar incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring.
3.5.
[gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld, begroot op € 200,-- aan salaris advocaat.
Ten overvloede: onredelijke vertraging en geen gronden voor vrijwaring
3.6.
Oproeping tot vrijwaring zou bovendien onredelijke vertraging tot gevolg hebben. Aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] (en [naam] ) is immers al in 2003 vast komen te staan.
3.7.
Daarbij ziet de kantonrechter niet in op grond van welke rechtsverhouding [naam] verplicht zou zijn om de schadevergoeding waartoe [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. in deze schadestaatprocedure eventueel wordt veroordeeld, (deels) te dragen. [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] en [naam] zijn op grond van artikel 6:102 BW hoofdelijk verbonden tot vergoeding van dezelfde schade. Uit de stellingen van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. wordt echter niet duidelijk op welke feitelijke grondslag [naam] gehouden zou zijn op grond van artikel 6:10 jo 6:101 BW in hun onderlinge verhouding aan de
door [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident]geleden schade bij te dragen. Dat [naam] tekort zou zijn geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen op grond van de uitzendovereenkomst met [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] door hem een illegale werknemer ter beschikking te stellen – zoals [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. stelt – leidt in ieder geval niet tot een dergelijke vrijwaringsverplichting. Ook is relevant dat de schade is veroorzaakt doordat er
in de bedrijfsruimte van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident]een vorkheftruck over de linkervoet van [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] is gereden, op grond waarvan het voor de hand lag dat HDI (als verzekeraar van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] ) de schadeafwikkeling op zich heeft genomen. Gesteld noch gebleken is dat de door [eisende partij in de hoofdzaak/verwerende partij in het incident] geleden schade mede het gevolg is van een omstandigheid die aan [naam] moet worden toegerekend.

4.De beslissing

De kantonrechter
in het incident
4.1.
verklaart [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. niet-ontvankelijk in haar incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring;
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s. tot betaling van de kosten van het incident, begroot op € 200,-- aan salaris advocaat;
in de hoofdzaak
4.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
28 maart 2018 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaakaan de zijde van [gedaagde sub 1 in de hoofdzaak/eiseres sub 1 in het incident] c.s.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A.M. Pinckaers, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2018.