ECLI:NL:RBMNE:2018:2319

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
C/16/458732 / JE RK 18-769
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dwangsom opgelegd aan vader voor niet-naleving van schriftelijke aanwijzing in gezagskwestie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Samen Veilig Midden-Nederland. Het betreft een beschikking waarin de GI verzoekt om een dwangmiddel op te leggen aan de vader van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], in het kader van de naleving van een schriftelijke aanwijzing die eerder was gegeven. De ouders hebben het ouderlijk gezag over de kinderen, en de GI heeft de zorg voor hun welzijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de schriftelijke aanwijzing, die op 20 juni 2017 was gegeven, niet door de vader werd nageleefd, ondanks de bekrachtiging van deze aanwijzing op 21 september 2017. De GI heeft aangegeven dat de vader onvoldoende zijn verplichtingen nakomt, met name wat betreft de overdrachten van informatie over de kinderen.

Tijdens de zitting op 15 mei 2018 is de zaak met gesloten deuren behandeld. De moeder heeft verweer gevoerd tegen de oplegging van een dwangsom aan haar, maar is het eens met de GI dat de vader een dwangsom moet krijgen. De kinderrechter heeft in zijn beoordeling aangegeven dat de GI ook na de bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing nog een dwangmiddel kan verzoeken. Dit is in lijn met artikel 1:263, derde lid, BW, dat stelt dat een dwangmiddel gelijktijdig met de bekrachtiging kan worden verzocht, maar niet uitsluit dat dit ook later kan gebeuren.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de vader, ondanks de eerdere bekrachtiging, enkele malen heeft nagelaten om de noodzakelijke overdrachten te doen. Om de naleving van de schriftelijke aanwijzing te waarborgen, heeft de kinderrechter besloten om een dwangsom op te leggen van € 25,-- voor iedere keer dat de vader niet voldoet aan de verplichting tot het doen van overdracht, met een maximum van € 500,--. Deze beslissing is genomen met het oog op het belang van de kinderen en de noodzaak van goede communicatie tussen de ouders.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Locatie Utrecht
Zaakgegevens: C/16/458732 / JE RK 18-769
Datum uitspraak: 29 mei 2018

Beschikking dwangmiddel bij schriftelijke aanwijzing

in de zaak van

Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Utrecht,
betreffende

[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 1],

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader], hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats],

[de moeder], hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 april 2018, ingekomen bij de griffie op 16 april 2018;
- het verweerschrift van de moeder, ingekomen op 15 mei 2018.
Op 15 mei 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- de moeder, bijgestaan door mr. V.C.Th. van ’t Westende Meeder,
- mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] en mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 2], namens de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 15 mei 2018 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 4 juni 2019.
De GI heeft op 20 juni 2017 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. Hierin is opgenomen dat de ouders uitvoering dienen te geven aan het omgangsschema dat de gezinsvoogd, rekening houdend met de wensen van de ouders, heeft opgesteld. Naast het omgangsschema zijn de afspraken over onder andere belafspraken, mailwisseling en de vakantie opgenomen.
Bij beschikking van 21 september 2017 is deze schriftelijke aanwijzing bekrachtigd en is het verzoek om een dwangmiddel op te leggen afgewezen.

Het verzoek

De GI verzoekt om alsnog een dwangmiddel op te leggen indien de aanwijzing niet wordt opgevolgd. De GI vindt het in het belang van de kinderen noodzakelijk dat de ouders de schriftelijke aanwijzing opvolgen. Ondanks de bekrachtiging wordt de schriftelijke aanwijzing door de vader onvoldoende opgevolgd. Er ontbreken vaak overdrachten en ook is de inhoud te summier. De GI heeft er zitting toegelicht dat de dwangsom alleen wordt verzocht ten aanzien van de verplichting om de overdrachten te doen en alleen ten aanzien van de vader.

De standpunten

De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI voorzover en indien de bedoeling is dat ook aan haar een dwangsom zal worden opgelegd. De moeder is het er wel mee eens dat aan de vader een dwangsom wordt opgelegd.
De vader heeft naar voren gebracht dat hij inderdaad enkele malen de overdrachtmail niet heeft opgestuurd. Hij heeft het gevoel dat er toch niets mee gebeurt en dat de GI geen gehoor geeft aan zijn klachten over de houding van de moeder.

De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek om alsnog een dwangmiddel op te leggen oordeelt de kinderrechter als volgt.
In artikel 1:263, derde lid, BW is bepaald dat de GI tegelijkertijd met het verzoek tot bekrachtiging van een schriftelijke aanwijzing oplegging van een dwangmiddel kan verzoeken. De GI heeft dit ook gedaan, maar dat verzoek is in de beschikking van 21 september 2017 afgewezen. De kinderrechter is van oordeel dat de bepaling dat een dwangmiddel
tegelijkertijdmet de bekrachtiging kan worden verzocht er niet aan in de weg staat dat de GI ook nog na de bekrachtiging oplegging van een dwangmiddel verzoekt. Een ander oordeel zou er immers toe leiden dat de GI genoodzaakt zou zijn een nieuwe – inhoudelijk identieke – schriftelijke aanwijzing te geven en daarvan opnieuw bekrachtiging te vragen, om te bewerkstelligen dat daaraan alsnog een dwangmiddel wordt verbonden.
Ter zitting is gebleken dat er over en weer tussen de ouders nog veel wantrouwen bestaat en dat met name de vader het gevoel heeft dat de ontwikkelingen veel te langzaam gaan. Dat is voor de vader de reden geweest om niet consequent de overdrachten in te vullen en te verzenden. De kinderrechter wijst de ouders nogmaals op het grote belang van goede
overdrachten en verwijst daartoe naar de beschikking van 21 september 2017. De frustratie van de vader is op zich begrijpelijk, maar de kinderrechter is van oordeel dat deze in dit geval niet terecht is. De ouders komen uit een situatie dat er in het geheel geen communicatie tussen hen mogelijk was en daardoor ook geen contact tussen de vader en de kinderen. Inmiddels zijn er grote stappen gezet, maar het vraagt volharding en geduld van alle partijen om de positieve ontwikkeling voort te zetten. Daarbij is niet helpend als de vader uit onvrede over andere zaken de overdrachten niet meer doet. Ondanks de bekrachtiging heeft de vader toch enkele malen nagelaten een overdracht te doen. Om te benadrukken dat de overdrachten echt noodzakelijk zijn, zal de kinderrechter het verzoek van de GI toewijzen en aan de verplichting tot het doen van overdrachten alsnog een dwangsom verbinden.

De beslissing

De kinderrechter:
legt aan de vader een dwangsom op van € 25,-- voor iedere keer dat hij niet voldoet aan de verplichting tot het doen van overdracht als omschreven in de schriftelijke aanwijzing van 20 juni 2017 onder ‘mailwisselingen’, tot een maximum van € 500,-- is bereikt.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.L. Rijnbout, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D.B.T. Koster als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2018.