ECLI:NL:RBMNE:2018:2316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
16/706914-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afdreiging met dreiging van openbaarmaking van persoonlijke informatie

Op 29 mei 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot afdreiging. De verdachte heeft op 31 augustus 2016 een slachtoffer bedreigd met het openbaar maken van gevoelige informatie over hem, tenzij hij 10.000 euro zou betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer ernstig heeft aangetast, wat grote gevolgen voor hem heeft gehad. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een voorwaardelijke gevangenisstraf had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een taakstraf opgelegd. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft spijt betuigd, maar de rechtbank oordeelde dat een voorwaardelijke straf niet passend zou zijn gezien de ernst van de zaak. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706914-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] (België),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] te [woonplaats].

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. Chr. Goedegebuure en van hetgeen verdachte en mr. R. Vierhout, advocaat te Nijkerk, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op 31 augustus 2016 te Doorn en/of Abcoude schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afdreiging van [slachtoffer].

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen gelet op de aangifte en de chatberichten zoals deze zich in het dossier bevinden en de verklaring van de verdachte ter zitting. Verdachte heeft bewust gehandeld; uit de feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat verdachte het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling had.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het vereiste oogmerk op de afdreiging niet kan worden bewezen. De lijn van de rechtspraak komt er immers op neer dat verdachte begrijpt of moet kunnen begrijpen dat tot afgifte van het geld zal worden overgegaan. In deze zaak is dit maar de vraag. Verdachte heeft consistent verklaard dat zij de aangever slechts bang heeft willen maken en dat zij het geld, als dit onder het bankje had gelegen, nooit zou hebben durven pakken. Uit de verklaringen van verdachte en de consistentie hiervan, kan volgens de raadsman worden afgeleid dat het oogmerk op wederrechtelijke bevoordeling heeft ontbroken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 31 augustus 2016 heeft aangever [slachtoffer], wonende te [woonplaats], [2] bij de politie verklaard dat hij op 31 augustus 2016 een bericht heeft ontvangen. [3] Hierin werd gedreigd met het openbaren van delicate gegevens van [slachtoffer] aan zijn echtgenote en zoon. Hij voelde zich hierdoor ernstig bedreigd. [4] Blijkens screenshots bevat het bericht de volgende tekst: “
Goedemorgen ! Je krijgt de kans om van me af te komen als je a.s vrijdag tussen 17:30 en 18:00 uur. Een plastic albertheijn tas met 10.000 E cash contant. Onder een bankje te leggen. (…) Als het er na 18:00 uur niet ligt is dat je eigen keus .. Maar dan zal ik even [A] inlichten en een boekje open doen over manlief. En [B] wil misschien ook wel de waarheid weten. (…)”. [5]
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zij degene is die op 31 augustus 2016 voornoemd bericht aan hem heeft gestuurd. Zij heeft verklaard dat zij destijds in [woonplaats] woonde. Verdachte heeft eveneens verklaard dat zij, na het versturen van dit bericht uit nieuwsgierigheid bij het bankje is gaan kijken of het geld er lag. Zij is niet dichter dan 20 meter bij het bankje gekomen. [6]
Bewijsoverweging
Het verweer van de raadsman wordt door de rechtbank verworpen. De verklaring van de verdachte dat zij aangever, met het sturen van het bericht, slechts heeft willen bang maken, vindt de rechtbank onaannemelijk. Met de enkele dreiging van openbaarmaking van het contact tussen verdachte en aangeefster aan zijn vrouw en zoon is het door verdachte gestelde doel van bang maken of afschrikken immers al bereikt. De rechtbank ziet niet waarom verdachte – als zij niet het doel van wederrechtelijke bevoordeling zou hebben – daarbij nog eens om 10.000 euro zou moeten vragen. Daarnaast blijkt het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling eveneens uit de verklaring van de verdachte dat zij naar het bankje is gegaan om te kijken of het geld daar lag. Ook haar verklaring ter terechtzitting dat zij niet had verwacht dat het geld er lag, wordt hierdoor onaannemelijk.
Gelet op het voorgaande bestaat bij de rechtbank geen twijfel dat verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling het betreffende bericht aan de aangever heeft gestuurd. De rechtbank is daarom van oordeel dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 31 augustus 2016 te Doorn en/of Abcoude, ter uitvoering van het door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad en openbaring van een geheim, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag (10.000 euro), toebehorende aan die [slachtoffer], aan die [slachtoffer] heeft laten weten dat zij, verdachte, tegen zijn ([slachtoffer]) vrouw en kind zou vertellen en bekend zou maken wat hij, [slachtoffer], aan het doen was als hij haar genoemd geldbedrag niet zou geven (terwijl zij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] niet wilde dat aan zijn vrouw en kind bekend zou worden gemaakt dat hij (chat)contact had gehad met verdachte), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot afdreiging.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 1 maand, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren,
- een taakstraf van 60 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 30 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank komt tot strafoplegging heeft de raadsman aangevoerd dat de zaak met een geheel voorwaardelijke straf dient de worden afgedaan. Verdachte is iemand die stoere praat heeft gebruikt in een paar e-mail-, en chatberichten. Zij heeft niet manipulatief en/of sluw gehandeld. Bovendien heeft het strafrecht zijn werk in deze zaak al gedaan; verdachte heeft vastgezeten voor dit feit en zij heeft het in aanloop naar deze terechtzitting al erg moeilijk gehad.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging om het slachtoffer af te dreigen door hem te berichten dat zij aan zijn vrouw en zoon zal vertellen over het contact dat zij hadden indien hij geen 10.000 euro aan haar betaalde. Afdreiging tast de persoonlijke vrijheid en het vermogen van het beoogde slachtoffer aan. In dit geval heeft dit misdrijf grote gevolgen voor het slachtoffer gehad, nu hij aan zijn vrouw en zoon, maar ook aan zijn werkgever, heeft moeten vertellen over het contact, en de aard daarvan, dat hij had met verdachte. Verdachte heeft de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer (en zijn familie) ernstig aangetast en het slachtoffer angst aangejaagd. Daarbij heeft verdachte alleen oog gehad voor haar eigen belangen. Verdachte kende blijkbaar weinig remmingen om aan geld te komen; goed fatsoen heeft haar niet tegengehouden dit strafbare feit te plegen. Dat het bij een poging is gebleven, is niet aan verdachte te danken.
Wat betreft de persoon van verdachte overweegt de rechtbank dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit, zoals blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 april 2018.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke straf in deze zaak geen recht doet aan de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit en de gevolgen voor het slachtoffer, zoals hiervoor beschreven. Hierbij weegt de rechtbank tevens de houding van verdachte mee; zij heeft ter zitting blijk gegeven van een beperkt inzicht in de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer door zich op het standpunt te stellen dat het sturen van het bericht voor haar een grap was en dat zij een dergelijk bericht zelf niet serieus zou nemen. Aan de andere kant weegt de rechtbank mee dat verdachte spijt heeft betuigd, alsook dat het in deze zaak uiteindelijk bij een poging is gebleven. Tevens houdt de rechtbank in haar oordeel rekening met het tijdsverloop, in die zin dat verdachte na het plegen van dit feit niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is geweest.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 45 en 318 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
80 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. A.C. van den Boogaard en M.W.V. van Duursen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.S.A. Honing, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 mei 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij, op of omstreeks 31 augustus 2016, te Doorn en/of Abcoude, gemeente Utrechtse Heuvelrug en/of gemeente Ronde Venen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, althans in Nederland, ter uitvoering van het door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift en/of openbaring van een geheim, [slachtoffer] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag (10.000 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer], althans aan een ander dan aan verdachte, aan die [slachtoffer] heeft laten weten dat zij, verdachte, tegen zijn ([slachtoffer]) vrouw en/of kind zou vertellen en/of bekend zou maken wat hij, [slachtoffer], aan het doen was als hij haar genoemd geldbedrag niet zou geven (terwijl zij, verdachte, wist dat die [slachtoffer] niet wilde dat aan zijn vrouw en/of kind bekend zou worden gemaakt dat hij (chat)contact had gehad met verdachte), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 september 2016, genummerd PL0900-2016269032, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 124. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 47.
3.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 48.
4.een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], pagina 47.
5.een proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant], met bijlagen, pagina 117.
6.het proces-verbaal van de zitting van 15 mei 2018.