Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[verweerster sub 2],
1.Verloop van de procedure
- de heer [verzoeker] , verzoeker;
- mr. Bredius, advocaat voornoemd;
- mr. dr. Arends, advocaat voornoemd.
2.De feiten
1e HVP van [naam minderjarige] (in tweevoud)” het, aldus de brief, definitief verslag ter ondertekening toegezonden. Het verslag betreft het 1e Hulpverleningsplan. Op het voorblad van dit 1e Hulpverleningsplan staat onder meer het volgende vermeld:
3.Het verzoek en het verweer
4.De beoordeling
Bevoegdheid civiele rechter en ontvankelijkheid [verzoeker] in zijn verzoek
Een beslissing van een jeugdhulpverlener genomen op grond van deze paragraaf [over toestemming, dossier en privacy
], een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 of 38, tweede lid, van [de Wbp
], alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van verzet als bedoeld in de artikelen 40 of 41 van [de Wbp
] gelden, ook voor zover de jeugdhulpverlener de beslissing heeft genomen als of namens een bestuursorgaan, voor de toepassing van hoofdstuk 8 van [de Wbp
], als een beslissing genomen door een ander dan een bestuursorgaan.”.
Degene aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.”.Lid 2 van ditzelfde artikel luidt: “
De verantwoordelijke bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk of dan wel in hoeverre hij daaraan voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.”.
Indien een beslissing als bedoeld in artikel 45 is genomen door een ander dan een bestuursorgaan, kan de belanghebbende zich tot de rechtbank wenden met het schriftelijk verzoek, de verantwoordelijke te bevelen alsnog een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 of 38, tweede lid, toe of af te wijzen dan wel een verzet als bedoeld in de artikelen 40 of 41 al dan niet te honoreren.”.
Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen zes weken na ontvangst van het antwoord van de verantwoordelijke. Indien de verantwoordelijke niet binnen de gestelde termijn heeft geantwoord, moet het verzoekschrift worden ingediend binnen zes weken na afloop van die termijn.”.
“(…) d. verantwoordelijke: de natuurlijke persoon, rechtspersoon of ieder ander die of het bestuursorgaan dat, alleen of te zamen met anderen, het doel van en de middelen voor de verwerking van persoonsgegevens vaststelt;
bij voorkeurvijf werkdagen vóór de mondelinge behandeling worden ingediend. Dat [verweerster sub 1] c.s. door op deze stukken acht te slaan in haar verdediging zou zijn geschaad, is niet gebleken. Ook op dit punt passeert de rechtbank het verzoek van [verweerster sub 1] c.s.
Contextuele gezinstherapieis verleend. Op grond van artikel 7.3.1 lid 2 Jeugdwet is de betrokkene, onder meer, de persoon aan wie rechtstreeks jeugdhulp wordt verleend, ten aanzien van wie de verlening van jeugdhulp wordt voorgesteld of ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel wordt uitgevoerd. Dit kan, afhankelijk van het type hulp, het kind of (een) ouder(s) zijn. [voornaam van minderjarige] was op het moment van de hulpverlening ongeveer een jaar oud. De hulpverleningsvorm was, naar aanleiding van de echtscheiding, in het bijzonder gericht op de ouders van [voornaam van minderjarige] . Gelet op de daarna ingestoken hulpverlening, los van de beslissingen van [verweerster sub 2] die destijds daarover blijkbaar zijn genomen en los van de uitspraak in de klachtenprocedure tegen [verweerster sub 2] die beide buiten het bereik van deze procedure vallen, heeft de hulpverlening zich daarna uitsluitend beperkt tot [A] . Dit blijkt ook uit de indicatiedoelen zoals weergegeven in r.o. 2.4. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [A] de betrokkene is op grond van de Jeugdwet. Het is dan ook alleen aan haar om vernietiging van het dossier op grond van de Jeugdwet te verzoeken. [A] heeft een dergelijk verzoek niet gedaan. De stelling van [verzoeker] dat de hulpverleningsvorm uit de OTS voortvloeit, leidt niet tot een ander oordeel. Het primair verzochte wordt dan ook afgewezen.
belanghebbendeeen verzoek bij de rechtbank indienen met betrekking tot artikel 36 Wbp. Deze bevoegdheid is niet beperkt tot de betrokkene (in dit geval [A] ), maar biedt ook derden-belanghebbenden als [verzoeker] , als ex-partner van [A] en ouder van [voornaam van minderjarige] , de mogelijkheid om de rechtbank tot verwijdering van (delen van) stukken te verzoeken. Voor zover [verweerster sub 1] c.s. zich op het standpunt stelt dat alleen al de geheimhoudingplicht van [verweerster sub 1] zich tegen toewijzing van het verzoek van [verzoeker] verzet en/of omdat het verzoek ziet op het medisch dossier van [A] , kan dit verweer gelet op het voorgaande niet slagen.