Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Beschikking van de kantonrechter d.d. 19 april 2018
[handelsnaam] B.V.,
[erflaatster] ,
De procedure
- de heer [A] , bestuurder van [handelsnaam] B.V.;
- de heer [B] , bestuurder van [handelsnaam] B.V.;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is een beschikking gegeven met betrekking tot de nalatenschap van een overleden erflaatster. De bestuurders van [handelsnaam] B.V. hebben voordeel genoten uit de uiterste wilsbeschikking van de erflaatster, wat in strijd is met artikel 9 lid 1 sub b van het ‘Besluit ter waarborging van de kwaliteit van curatoren en bewindvoerders’. De procedure begon met de benoeming van een bewindvoerder in 2005, en na het overlijden van de erflaatster in 2016, werd de nalatenschap beneficiair aanvaard door [handelsnaam] B.V. De kantonrechter heeft meerdere keren om aanvullende informatie gevraagd, maar [handelsnaam] B.V. heeft niet adequaat gereageerd. Tijdens een zitting op 3 april 2018 werd duidelijk dat de bestuurders onvoldoende inzicht hadden in de eisen die aan hen gesteld worden als bewindvoerders. De kantonrechters hebben vastgesteld dat er sprake was van een serieuze schending van de regels, maar hebben besloten om de bewindvoerder niet te ontslaan, rekening houdend met de oprechte inkeer van de bestuurders. De beschikking bevatte voorwaarden waaronder [handelsnaam] B.V. weer benoembaar kan worden, waaronder het terugstorten van een bedrag van € 34.908,75 naar de derdengeld-rekening van de notaris en het opstellen van een open brief aan medewerkers en franchisenemers. De beslissing is openbaar uitgesproken op 19 april 2018.