ECLI:NL:RBMNE:2018:222

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
16/659847-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling en bedreiging van minderjarige kinderen en schoonzoon met behandelverplichting

Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1970 in Somalië, die werd beschuldigd van (poging tot zware) mishandeling en bedreiging van haar minderjarige kinderen en schoonzoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 juli 2017 in Veenendaal opzettelijk heeft geprobeerd haar kinderen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hun keel dicht te knijpen. Daarnaast heeft zij haar kinderen mishandeld door hen te bijten, slaan en krabben, en heeft zij haar schoonzoon bedreigd met de dood. Tijdens de rechtszitting op 9 januari 2018 heeft de officier van justitie, mr. C. Booij, de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.E. Kremer, heeft vrijspraak bepleit, onder andere op basis van noodweer. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen sprake was van een noodweersituatie en dat de verdachte verantwoordelijk was voor haar daden. De rechtbank heeft de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar verklaard en een behandelverplichting opgelegd, gezien haar psychische problemen, waaronder een alcoholgerelateerde stoornis en PTSS. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 182 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een behandelverplichting en een contactverbod met haar kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659847-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in 1970 te [geboorteplaats] (Somalië),
ingeschreven op [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 9 januari 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. C. Booij, en van hetgeen verdachte en mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 29 juli 2017 te Veenendaal opzettelijk heeft geprobeerd aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met kracht hun keel dicht te knijpen en dichtgeknepen te houden;
2.
op 29 juli 2017 te Veenendaal haar kinderen, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , heeft mishandeld, door hen te bijten, slaan en krabben;
3.
op 29 juli 2017 te Veenendaal [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door te zeggen: “Ik ga je vermoorden”, “Waar is het mes” en “Ik maak je dood”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle drie de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling (onder feit 1) en de mishandeling (onder feit 2) van [slachtoffer 1] . De officier van justitie is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat sprake zou zijn geweest van een noodweersituatie.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit verdachte vrij te spreken van alle drie de tenlastegelegde feiten. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat, mede gelet op het feit dat verdachte niet de initiator van het geweld is geweest en er een worsteling met meerdere personen heeft plaatsgevonden, niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het geconstateerde letsel bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] door verdachte is veroorzaakt. De op 29 juli 2017 afgelegde verklaring van [slachtoffer 4] mag niet voor het bewijs worden gebruikt, nu [voornaam van slachtoffer 4] later heeft verklaard dat deze verklaring niet klopt en een andere verklaring heeft afgelegd. De raadsvrouw heeft subsidiair bepleit dat sprake was van noodweer, danwel noodweer-exces, waardoor verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte door haar kinderen is aangevallen en zich hiertegen heeft moeten verdedigen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft verklaard dat zij de moeder is van [voornaam van slachtoffer 4] , […] (de rechtbank begrijpt: [bijnaam van slachtoffer 2] ) en […] (de rechtbank begrijpt: [voornaam van slachtoffer 3] ). [2] [slachtoffer 4] heeft verklaard dat haar broertje van 13 jaar, [voornaam van slachtoffer 2] , [bijnaam van slachtoffer 2] wordt genoemd. [3]
Op 29 juli 2017, omstreeks 21.38 uur, werd de politie gestuurd naar het adres [adres] te [woonplaats] , waar de moeder in de woning haar kinderen zou mishandelen en bedreigen met een mes. [4]
Verbalisant [verbalisant 1] zag ter plaatse dat [voornaam van slachtoffer 4] met haar broertje de galerij op kwam lopen. Het broertje stelde zich voor als [bijnaam van slachtoffer 2] . Verbalisant zag dat [bijnaam van slachtoffer 2] meerdere krassen ter hoogte van zijn keel had zitten. Verbalisant zag een afdruk van een gebit boven zijn elleboog zitten. [5] [bijnaam van slachtoffer 2] verklaarde dat zijn moeder dit had gedaan. [6]
Verbalisant [verbalisant 2] zag ter plaatse dat [voornaam van slachtoffer 4] aan kwam lopen met een jongen. Verbalisant hoorde dat de jongen [voornaam van slachtoffer 2] ( [bijnaam van slachtoffer 2] ) [slachtoffer 2] genaamd was. Zij hoorde dat [bijnaam van slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [bijnaam van slachtoffer 2] ) aangaf dat hij last had van zijn nek. Zij zag dat [bijnaam van slachtoffer 2] meerdere krassen/striemen had aan weerzijden van zijn strottenhoofd in zijn hals. Zij zag dat [bijnaam van slachtoffer 2] zijn vest uit deed en haar zijn rechterarm liet zien. Zij zag op de plek die [bijnaam van slachtoffer 2] aanwees een lichte verkleuring van de huid. Zij hoorde dat [bijnaam van slachtoffer 2] zei dat zijn moeder hem daar had gebeten. [7] Tijdens het waarnemen van het letsel hoorde verbalisant van [bijnaam van slachtoffer 2] dat zijn moeder hem had gewurgd. [bijnaam van slachtoffer 2] pakte met zijn handen zijn nek vast en deed of hij zichzelf aan het wurgen was. [8]
Verbalisant [verbalisant 3] zag bij het bekijken van het letsel van de kinderen dat […] (de rechtbank begrijpt: [voornaam van slachtoffer 3] ) plekken had in zijn gezicht. Verbalisant zag dat [voornaam van slachtoffer 3] op zijn rechter wenkbrauw en op zijn rechter jukbeen een plek had. Verbalisant hoorde dat [slachtoffer 4] zei dat deze plekken door haar moeder waren veroorzaakt. [9]
[slachtoffer 4] heeft verklaard dat haar moeder haar en haar broertje van 13 (de rechtbank begrijpt: [bijnaam van slachtoffer 2] ) steeds probeerde te bijten. Haar moeder beet hen waar het kon. Haar moeder heeft hen ook gekrabd. [voornaam van slachtoffer 4] vroeg aan haar vriend of hij wilde helpen. [voornaam van slachtoffer 4] hoorde dat haar moeder riep: ‘Ik ga jullie vermoorden’. Haar moeder trok de keukenla open. [10] Haar moeder zei nog: “Waar is een mes”. [11] Als [voornaam van slachtoffer 4] haar moeder had losgelaten in de keuken, had ze het idee dat haar moeder een mes wilde pakken om daar iets mee te doen. [voornaam van slachtoffer 4] was echt bang dat haar moeder haar vriend wat aan wilde doen. [12] Haar jongste broertje (de rechtbank begrijpt: [voornaam van slachtoffer 3] ) heeft [voornaam van slachtoffer 4] verteld dat hij was geslagen en dat hun moeder hem gebeten had in zijn rechter wenkbrauw. [13]
[slachtoffer 5] heeft verklaard dat hij zag dat [voornaam van slachtoffer 4] en [bijnaam van slachtoffer 2] hun moeder vasthielden, zodat hun moeder niet naar hem kon komen. [voornaam van slachtoffer 5] hoorde dat hun moeder schreeuwde: “Ik maak je dood”. Hij had echt het gevoel dat zij iets ging doen. Hij kon dit niet uitsluiten. [14] Hij zag dat [bijnaam van slachtoffer 2] werd aangevallen door zijn moeder. Zijn moeder sloeg [bijnaam van slachtoffer 2] in het gezicht. [bijnaam van slachtoffer 2] heeft de meeste klappen gekregen. Daarna kreeg […] (de rechtbank begrijpt: [voornaam van slachtoffer 3] ) de volle lading. Hij heeft de klappen gehoord. [15]
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot zware mishandeling (onder feit 1) en de mishandeling (onder feit 2) van [slachtoffer 1] , aangezien dit niet blijkt uit de inhoud van het dossier of hetgeen ter terechtzitting is besproken. Verdachte zal dan ook van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Het verweer van de raadsvrouw dat de op 29 juli 2017 afgelegde verklaring van [slachtoffer 4] niet als bewijsmiddel mag worden gebruikt, behoeft, gelet op het feit dat deze verklaring niet heeft bijgedragen aan het bewijs, geen bespreking.
De rechtbank verwerpt het primaire verweer van de raadsvrouw dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het geconstateerde letsel bij [bijnaam van slachtoffer 2] en [voornaam van slachtoffer 3] door verdachte is veroorzaakt, nu uit de bewijsmiddelen volgt dat het letsel door verdachte is toegebracht. Dat het letsel door anderen zou zijn toegebracht vindt geen steun in de bewijsmiddelen en is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank verwerpt ook het subsidiaire verweer van de raadsvrouw dat sprake is geweest van noodweer, danwel noodweerexces. Voor een geslaagd beroep op noodweer is vereist dat er sprake moet zijn geweest van een noodweersituatie, dat wil zeggen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding gericht tegen eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed, waartegen de verdediging noodzakelijk en proportioneel moet zijn. De rechtbank oordeelt dat uit de feiten en omstandigheden, zoals deze uit het dossier blijken, niet kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een situatie waarin verdachte blootstond aan een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de bewijsmiddelen dat het verdachte is geweest die de confrontatie heeft met haar kinderen heeft opgezocht. Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen. Nu geen sprake is een noodweersituatie wordt eveneens het beroep op noodweerexces verworpen.
De rechtbank acht, gelet op de verklaring van [bijnaam van slachtoffer 2] en het bij hem geconstateerde letsel in de keel/nek, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de keel van [bijnaam van slachtoffer 2] met haar beide handen en met kracht heeft dichtgeknepen en enige tijd dichtgeknepen heeft gehouden. [bijnaam van slachtoffer 2] heeft geen zwaar lichamelijk letsel opgelopen, maar dit handelen van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank naar zijn uiterlijke verschijningsvorm wel aan te merken als een gedraging gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft derhalve bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [bijnaam van slachtoffer 2] door haar handelen zwaar lichamelijk letsel, bijvoorbeeld letsel ten gevolge van zuurstofgebrek, op zou (kunnen) lopen.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
opof omstreeks29 juli 2017 te Veenendaal ,althans in het arrondissement Midden-Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet(met haar beide handen en/ofmet kracht)de keel van die[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] dicht te knijpen en/ofdichtgeknepen te houden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
opof omstreeks29 juli 2017 te Veenendaal ,althans in het arrondissement Midden-Nederland,opzettelijk mishandelend haar kind(eren),althans (een) perso(o)n(en),te weten[slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] , heeft gebeten en/ofgeslagen en/ofgekrabd, waardoor deze letselheeft/hebben bekomen en/ofpijnheeft/hebben ondervonden;
3.
opof omstreeks29 juli 2017 te Veenendaal ,althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer 4] en/of[slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en/of[slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je vermoorden” en/of“waar is het mes” en/of“ik maak je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 tot en met feit 3 meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
poging tot zware mishandeling;
mishandeling, begaan tegen zijn kind, meermalen gepleegd;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is op 17 november 2017 een Psychologisch onderzoek Pro Justitia opgemaakt door dr. A. van der Donk, psycholoog. Dit rapport houdt onder meer het volgende in: Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een ongespecificeerde alcoholgerelateerde stoornis en een posttraumatische-stressstoornis (PTSS). Tevens is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking. Deze problematiek was aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde en verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde zijn hier dan ook deels door beïnvloed. Geadviseerd wordt daarom verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De rechtbank is gelet op de conclusie van de deskundige van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde enigszins verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 182 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd en daarnaast de verplichting mee te werken aan het vinden en volgen van een zinvolle dagbesteding en een contactverbod met haar minderjarige kinderen;
- een taakstraf voor de duur van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De officier van justitie is er bij het formuleren van zijn eis vanuit gegaan dat verdachte 47
dagen in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, voor zover verdachte niet wordt vrijgesproken of ontslagen van alle rechtsvervolging, een gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overstijgt, waarbij eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf kan worden opgelegd. De raadsvrouw heeft verzocht niet over te gaan tot oplegging van de opname in een zorginstelling en het contactverbod in de bijzondere voorwaarden. Ook heeft zij verzocht de meldplicht niet in Arnhem, maar in Veenendaal op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, terwijl zij onder invloed van alcohol was en hysterisch gedrag vertoonde, haar (minderjarige) kinderen en schoonzoon mishandeld en bedreigd. Verdachte heeft met dit handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van de slachtoffers. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van huiselijk geweld, zeker wanneer dit minderjarige kinderen betreft, nog lange tijd de gevolgen daarvan, zoals psychische problemen en gevoelens van angst en onveiligheid, kunnen ondervinden. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij haar kinderen, die aan haar zorg waren toevertrouwd, en schoonzoon hieraan heeft blootgesteld. De rechtbank rekent het verdachte ook zwaar aan dat zij geen enkele verantwoordelijkheid voor haar gedragingen heeft genomen en geen inzicht heeft getoond in de ernst van de situatie.
De rechtbank rekent verdachte het bewezenverklaarde verminderd toe en zal dit meewegen in de aan verdachte op te leggen straf. De rechtbank houdt daarnaast ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening met:
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 17 november 2017;
  • een psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 17 november 2017, opgesteld door dr. A. van der Donk, psycholoog;
  • het advies van Reclassering [naam instelling 1] d.d. 20 december 2017, opgesteld door [A] .
Uit het Psychologisch onderzoek Pro Justitia blijkt dat verdachte niet in staat kan worden geacht zelfstandig veranderingen aan te brengen in de geconstateerde problematiek. Bij ongewijzigde omstandigheden wordt de kans op herhaling van een soortgelijk delict dan ook ingeschat als matig tot hoog. Om het recidiverisico te verminderen is behandeling geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op de PTSS en de ongespecificeerde alcoholgerelateerde stoornis. Door het bewerken van de PTSS en het op een effectieve wijze leren omgaan met stress en conflicten zal de stoornis in het gebruik van alcohol teruggedrongen kunnen worden. Tijdens de behandeling zal speciale aandacht moeten worden gegeven aan de verstandelijke beperkingen van verdachte. Geadviseerd wordt om een opname in een hiervoor geëigende kliniek op te nemen als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel.
Uit het rapport van de reclassering blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De reclassering is van oordeel dat alleen een klinische setting, gevolgd door een stevig natraject binnen de zorg (wellicht gedurende haar verdere leven), ertoe kan leiden dat verdachte zich staande zal kunnen houden. De kans op recidive wordt pas geminimaliseerd zodra verdachte geen alcohol meer nuttigt en weet hoe zij om moet gaan met haar PTSS. De reclassering acht de door het IFZ geadviseerde kliniek, [verblijfplaats] te [woonplaats] , geïndiceerd. Geadviseerd wordt, kort weergegeven, een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een opname in een zorginstelling, een behandelverplichting, begeleiding door de Forensische Poli en [naam instelling 2] en een alcoholverbod.
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat het belangrijk is dat verdachte een behandeling zal ondergaan die ziet op haar specifieke problematiek. De kliniek waar verdachte thans in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis verblijft, [verblijfplaats] te [woonplaats] , wordt door de deskundigen als geïndiceerd aangewezen. De rechtbank zal een opname in deze (of soortgelijke) kliniek dan ook als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gelet op het feit dat verdachte momenteel al in deze kliniek verblijft, acht de rechtbank het niet passend dat zij eerst nog terug zal moeten naar de gevangenis. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis. Daarnaast zal een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 3 jaar worden opgelegd, met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de reclassering zijn geadviseerd. De rechtbank zal, gelet op het feit dat er in het civielrechtelijke kader al een omgangsregeling tussen verdachte en haar minderjarige kinderen is vastgesteld, waarop door Nidos wordt toegezien, geen contactverbod in de bijzondere voorwaarden opnemen. Gelet op de intensiviteit van de op te leggen bijzondere voorwaarden, acht de rechtbank de oplegging van een taakstraf niet passend en geboden. De rechtbank zal de proeftijd op drie jaar stellen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meerdere personen, te weten de poging tot zware mishandeling en mishandeling van haar kind(eren). Gelet op voornoemde rapportages is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal zij bevelen dat de bijzondere voorwaarden die verdachte zullen worden opgelegd en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 45, 57, 285, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 tot en met feit 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 tot en met feit 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 tot en met feit 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
226 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
180 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet (voldoende) heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
3 jarenvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat veroordeelde:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
* zich binnen drie dagen volgend op de ontslagdatum uit de forensische kliniek zal melden bij Iriszorg Reclassering, op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 te Arnhem (of een andere reclasseringsinstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering). Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zal laten opnemen in een instelling voor (Forensische) psychiatrie, te weten: [verblijfplaats] te [woonplaats] (of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ), waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
* zich vervolgens zal laten behandelen voor haar middelengebruik, PTSS-natraject en alcohol-terugvalpreventie bij de Forensische Poli van [naam instelling 1] (of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering), waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven, ook als dit inhoudt het meewerken aan urinecontroles. In dit kader kan veroordeelde worden verplicht tot een korte klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, voor de duur van maximaal 7 weken, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die opname of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* haar medewerking zal verlenen aan middelencontroles;
- geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en
verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. van den Boogaard, voorzitter, mr. A.G. Bakker en
mr. G.V.M. Veldhoen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 29 juli 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met haar beide handen en/of met kracht) de keel van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dicht te knijpen en/of dichtgeknepen te houden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
zij op of omstreeks 29 juli 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend haar kind(eren), althans (een) perso(o)n(en), te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , heeft gebeten en/of geslagen en/of gekrabt, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;

3.

zij op of omstreeks 29 juli 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] dreigend de woorden toegevoegd: “ik ga je vermoorden” en/of “waar is het mes” en/of “ik maak je dood”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 1 augustus 2017, genummerd PL0900-2017233503, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 87. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 23.
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 30.
4.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 50; proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] , pagina 52; proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] , pagina 59.
5.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 50.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] , pagina 51.
7.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] , pagina 53.
8.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 2] , pagina 68.
9.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] , pagina 60.
10.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 36.
11.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 37.
12.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 38.
13.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 4] , pagina 38.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5] , pagina 46.
15.Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5] , pagina 47.