Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
voegende partij aan de zijde van ProRail,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7,
- de incidentele conclusie houdende een verzoek tot tussenkomst, subsidiair houdende een
- de mondelinge behandeling van 3 mei 2018,
- de pleitnota van G4S
- de pleitnota van ProRail,
- de pleitnota van Profi-Sec.
2.Het geschil en de beoordeling
De kwalitatieve subgunningscriteria zijn:
1. Organisatie van dienstverlening (maximale meerwaarde € 300.000,--),
2. Gastvrijheid (maximale meerwaarde € 100.000,--),
3. Implementatieplan (maximale meerwaarde € 100.000,--), en
4. Duurzaamheid (maximale meerwaarde € 100.000,--).
Bij brief van 19 februari 2018 heeft ProRail aan G4S meegedeeld dat zij op basis van de evaluatieprijs als tweede is geëindigd en dat zij voornemens is de opdracht aan Profi-Sec
te gunnen. ProRail heeft daarbij vermeld dat Profi-Sec een evaluatieprijs heeft gescoord van € 2.564.788,72 (de inschrijfprijs van € 2.869.788,22 verminderd met de totale gescoorde meerwaarde van € 305.000,--) en dat G4S een evaluatieprijs heeft gescoord van
€ 2.566.167,87 (de inschrijfprijs van € 3.016.167,87 verminderd met de totale gescoorde meerwaarde van € 450.000,--).
In dit kort geding heeft G4S twee van haar drie bezwaren die zij bij het klachtenmeldpunt had aangevoerd laten varen. Het gaat in dit kort geding alleen nog om de beoordeling van subgunningscriterium 2 (Gastvrijheid) en niet zoals bij het klachtenmeldpunt het geval was ook nog om de beoordeling van subgunningscriteria 1 en 3.
primaireen gebod dat de opdracht aan G4S wordt gegund, althans een verbod om de
opdracht aan een ander dan aan G4S te gunnen,
subsidiairdat de inschrijving van G4S met betrekking tot subgunningscriterium 2
wordt herbeoordeeld door een nieuwe en onafhankelijke beoordelingscommissie,
meer subsidiairdat alle inschrijvingen met betrekking tot subgunningscriterium 2
worden herbeoordeeld door een nieuwe en onafhankelijke beoordelingscommissie,
uiterst subsidiairstaking van de aanbestedingsprocedure, en voor zover ProRail de
opdracht nog wenst te vergeven, een gebod tot heraanbesteding van de opdracht, en
b) een gebod om een eventueel hoger beroep tegen dit kort geding van G4S af te wachten
alvorens gevolg te geven aan het gunningsvoornemen.
in die zin dat door een nieuwe beoordelingscommissie (ook) tot integrale herbeoordeling van de inschrijving van Profi-Sec moet worden overgegaan. Ter onderbouwing van die eis heeft G4S aangevoerd dat ProRail de motiveringsplicht heeft geschonden doordat zij in de voorlopige gunningsbeslissing geen onderbouwing heeft gegeven voor de score van
Profi-Sec.
Profi-Sec daartegen bezwaar hadden gemaakt en alle partijen daarover hun visie hebben kunnen geven, niet toegestaan. Het gaat hier om – zoals ProRail en Profi-Sec aanvoeren – een geheel nieuw punt van geschil dat niet in de dagvaarding is vermeld en ook niet speelde bij het klachtenmeldpunt van ProRail. ProRail en Profi-Sec hoefden bij de voorbereiding van het kort geding daarom niet op deze eis- en grondslagvermeerdering bedacht te zijn en hebben zich daarop onvoldoende kunnen voorbereiden. De eis- en grondslagvermeerdering is onder die omstandigheden in strijd met de goede procesorde.
De voorzieningenrechter heeft deze uitbreiding van de grondslag, nadat ProRail en
Profi-Sec daartegen bezwaar hadden gemaakt en alle partijen zich daarover hebben uitgelaten, toegestaan. Reden hiervoor is dat deze uitbreiding in het verlengde ligt van wat G4S al in de dagvaarding heeft aangevoerd en zowel ProRail als Profi-Sec ter zitting desgevraagd hebben laten weten inhoudelijk te kunnen reageren op deze uitbreiding en dat ook hebben gedaan. Er is onder die omstandigheid geen sprake van strijd met de goede procesorde.
i) volledigheid, ii) concreetheid en invulling, iii) realiteitsgehalte en iv) toegevoegde waarde. Al deze beoordelingsaspecten hebben invloed op de hoogte van de score; hoe vollediger, concreter, realistischer en meer toegevoegde waarde, hoe hoger de score (zie 5.2.2 aanbestedingsleidraad). Deze beoordelingsaspecten zijn in de aanbestedingsleidraad omschreven. Zo luidt de omschrijving van toegevoegde waarde als volgt:
daadwerkelijk iets toe te voegen aan hetgeen al is vastgelegd in het Programma van eisen. Des te
hoger de toegevoegde waarde des te hoger de score.”
Het staat vast dat G4S met betrekking tot het subgunningscriterium 2 (Gastvrijheid) – zoals G4S beredeneerd heeft aangenomen en ProRail tijdens de mondelinge behandeling heeft bevestigd – vier keer een “goed” en één keer een “voldoende” heeft gescoord.
Dat ProRail – zoals G4S aanvoert – eerder weigerachtig is geweest om dit te bevestigen, is, wat daarvan ook zij, door deze bevestiging achterhaald. Er is, anders dan G4S betoogt, geen reden waarom aan deze bevestiging in het kader van de beoordeling van dit kort geding voorbij moet worden gegaan. Een “nieuwe reden” is dit niet en G4S is op geen enkele wijze benadeeld door de bevestiging door ProRail van haar eigen aanname ter zake, waar zij nota bene haar vorderingen op heeft gebaseerd.
Hoe gaat u om met grote verschillen in de door de beoordelaars toegekende scores?het volgende is geantwoord:
“Grote verschillen worden inhoudelijk besproken. Dit leidt, is onze ervaring, over het algemeen tot nieuwe inzichten die aanleiding kunnen zijn om scores bij te stellen. Dit is echter geen doel op zich, individuele beoordelaars worden geacht om op basis van hun kennis en ervaring tot een eigen oordeel te komen.”
de beoordelingscommissie heeft bekend gemaakt. Zo kan G4S, zo stelt zij, niet beoordelen of de vijf beoordelaars zich ieder voor zich aan de beoordelingsmethodiek hebben gehouden. ProRail en Profi-Sec betwisten dat deze motiveringsplicht op ProRail rust en dat voor zover dit al zo zijn dit tot toewijzing van de vorderingen van G4S kan leiden.
816,00
3.De beslissing
G4S niet binnen 14 dagen na aanschrijving door Profi-Sec aan het vonnis heeft voldaan
en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van
€ 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,