Op 17 mei 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoekster. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. S.C. Hagedoorn, mr. G.J.J.M. Essink en mr. R.M. Berendsen, die betrokken waren bij een andere civiele procedure. De verzoekster had haar wrakingsverzoek ingediend op 6 april 2018, omdat zij vond dat zij onvoldoende tijd had gekregen om zich voor te bereiden op de behandeling van haar zaak. De gewraakte rechters hebben in hun schriftelijke reactie aangegeven dat de afwijzing van een aanhoudingsverzoek een procesbeslissing is en dat er geen sprake is van onpartijdigheid.
De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoekster beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten of omstandigheden zijn die wijzen op persoonlijke vooringenomenheid van de rechters. De wrakingskamer benadrukt dat een negatieve procesbeslissing op zich geen grond is voor een wrakingsverzoek. De beslissing om de behandeling van de zaak voort te zetten was niet onbegrijpelijk en er zijn geen aanwijzingen dat de rechters vooringenomen waren. Daarom heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaard.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De behandeling van de onderliggende zaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing door het wrakingsverzoek.