ECLI:NL:RBMNE:2018:2079

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
C/16/457540 / FA RK 18-1751
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van geregistreerd partnerschap met internationale erkenning van huwelijk

In deze zaak verzochten partijen om ontbinding van hun geregistreerd partnerschap, dat op 14 september 2015 te Utrecht was aangegaan. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 2 mei 2018 uitspraak gedaan. Partijen stelden dat hun geregistreerd partnerschap duurzaam was ontwricht, maar gaven ook aan dat zij kort na de ontbinding met elkaar in het huwelijk wilden treden. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van duurzame ontwrichting in de zin van de wet, maar dat de specifieke omstandigheden van deze zaak het verzoek tot ontbinding toch toewijsbaar maakten.

De man had voorgenomen werkzaamheden in het buitenland en de rechtbank ontving informatie van de gemeente Utrecht dat een huwelijk dat tot stand is gekomen door omzetting vanuit een geregistreerd partnerschap internationaal niet in alle landen wordt erkend. Dit zou nadelige gevolgen kunnen hebben voor partijen, vooral gezien de internationale werkzaamheden van de man. De rechtbank concludeerde dat partijen een redelijk belang hadden om eerst het geregistreerd partnerschap te beëindigen en daarna te huwen, ondanks dat niet voldaan werd aan het vereiste van duurzame ontwrichting. De rechtbank benadrukte dat partijen het doel van het vereiste, namelijk het niet te lichtvaardig scheiden, in deze situatie niet geweld aan deden.

De rechtbank sprak de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uit en bepaalde dat het ouderschapsplan, dat door partijen was opgesteld, deel uitmaakte van de beschikking. De beschikking werd gegeven door mr. A.R. Scharrenborg, rechter en kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. R.C. Kruit als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/457540 / FA RK 18-1751
Beschikking d.d. 2 mei 2018 betreffende de ontbinding van het geregistreerd partnerschap
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. M.I. Tonk, gevestigd te De Bilt,
en
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. M.I. Tonk, gevestigd te De Bilt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van partijen, ingekomen op 29 maart 2018.
1.2.
Bij de stukken bevindt zich het ouderschapsplan.
1.3.
De zaak is ter zitting behandeld op 12 april 2018. Daarbij zijn verschenen partijen met hun advocaat. Tevens zijn verschenen mevrouw [A] en mevrouw
[B] , medewerkers van de gemeente Utrecht, als informanten.

2.De beoordeling

2.1.
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan op 14 september 2015 te Utrecht. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2.
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] en
-
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
2.3.
Ontbinding en duurzame ontwrichting
2.3.1.
Partijen hebben ontbinding van het geregistreerd partnerschap verzocht. Zij hebben gesteld dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht.
2.3.2.
Op grond van artikel 1:80e in samenhang met artikel 1:151 lid 1 en artikel 1:154 BW kan een geregistreerd partnerschap op verzoek van de partners of één van hen slechts worden ontbonden indien het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht. Een geregistreerd partnerschap is duurzaam ontwricht indien de voortzetting van de samenleving ondraaglijk is geworden, zonder dat er uitzicht bestaat op herstel van behoorlijke echtelijke verhoudingen.
2.3.3.
Partijen stellen dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht. Zij stellen echter ook dat zij - na ontbinding van het partnerschap - met elkaar in het huwelijk zullen treden op 15 juni 2018. Gelet op hetgeen hiervoor onder 2.3.2. is overwogen is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden geen sprake is van duurzame ontwrichting van het geregistreerd partnerschap in de zin van de wet.
2.3.4.
Voor het beëindigen van een geregistreerd partnerschap om een huwelijk met elkaar aan te gaan biedt de wet de mogelijkheid van omzetting als vermeld in artikel 1:80g BW. Partijen willen echter uitdrukkelijk geen omzetting omdat een huwelijk dat tot stand is gekomen door omzetting vanuit een geregistreerd partnerschap in bepaalde landen niet wordt erkend. Dit kan voor partijen problemen opleveren omdat de man een baan heeft als IT-specialist, waarbij de kans zeer aanwezig is dat hij in het buitenland werkzaamheden zal moeten of kunnen verrichten. Op dit moment is niet duidelijk in welk dat land zal gebeuren maar de man wenst ook zelf in het buitenland te kunnen werken en heeft toegelicht dat indien een gelegenheid tot een plek in het buitenland zich voordoet hij binnen betrekkelijk korte termijn daarvoor beschikbaar zal moeten zijn. In dat geval willen partijen niet tegen problemen aanlopen, in die zin dat het werken voor de man of de vrouw niet mogelijk zal worden gemaakt omdat het land waar hij dan werkt zijn huwelijk niet erkent, of dat dit in dat land andere nadelige gevolgen heeft voor partijen en hun kinderen. Ten slotte hebben partijen aangevoerd dat zij er ook waarde aan hechten om alsnog een huwelijksceremonie plaats te laten vinden waarbij onder meer een ‘officiële’ rol voor de getuigen is weggelegd.
2.3.5.
De man heeft ter zitting toegelicht wat zijn werkzaamheden in het buitenland de afgelopen jaren waren en wat zijn plannen ten aanzien van het werken in het buitenland zijn voor de komende tijd. Verder blijkt uit de informatie van de gemeente Utrecht dat een huwelijk dat tot stand is gekomen door omzetting vanuit een geregistreerd partnerschap internationaal inderdaad niet in alle landen wordt erkend en dat het moeilijk is om dit per land te achterhalen. Gelet op het voorgaande hebben partijen naar het oordeel van de rechtbank een redelijk belang om eerst het geregistreerd partnerschap te beëindigen en daarna te huwen. Partijen hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat er een gerede kans bestaat dat zij vanwege de werkzaamheden van de man nadelige gevolgen zullen ondervinden van het feit dat partijen een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, die niet weg zijn te nemen door het geregistreerd partnerschap om te zetten in een huwelijk. Voor partijen bestaan geen alternatieve wegen om tot een huwelijk met elkaar te komen dat internationaal zonder meer erkend zal worden. Ten slotte overweegt de rechtbank dat weliswaar niet wordt voldaan aan het vereiste van duurzame ontwrichting, maar dat partijen het doel van dat vereiste - te weten het niet te lichtvaardig scheiden - in dit geval geen geweld aandoen.
2.3.6.
De rechtbank acht het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap gelet op het voorgaande in de specifieke omstandigheden van deze zaak toewijsbaar.
2.3.7.
Overigens is ter zitting aan de orde gekomen dat er onder meer vermogensrechtelijke en erfrechtelijke gevolgen verbonden zijn aan de ontbinding van het geregistreerd partnerschap en het opnieuw in het huwelijk treden. Partijen hebben te kennen gegeven zich daar in te hebben verdiept en zich zo nodig verder te zullen laten voorlichten.
2.3.8.
Partijen hebben een ouderschapsplan opgesteld. De rechtbank zal overeenkomstig het verzoek bepalen dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van partijen, aangegaan te Utrecht op 14 september 2015;
3.2.
bepaalt dat het aangehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uitmaakt van deze beschikking;
3.3.
verklaart onderdeel 3.2. van deze beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. Scharrenborg, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. R.C. Kruit als griffier op 2 mei 2018.
.