ECLI:NL:RBMNE:2018:2075

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
16/707290-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van moeder met ernstige verwondingen en tbs-maatregel

Op 15 mei 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn moeder op 21 oktober 2017 in Utrecht zwaar heeft mishandeld. De verdachte is veroordeeld voor het toebrengen van opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan zijn moeder, waarbij hij gebruik maakte van scherpe voorwerpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn moeder met gebalde vuisten heeft geslagen en met scherpe voorwerpen heeft verwond, wat resulteerde in meerdere ribbreuken en diepe snijwonden aan haar rechterhand. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van zijn moeder. De rechtbank heeft de ernst van de mishandeling en de impact op het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft een geschiedenis van geweldsdelicten en lijdt aan psychische stoornissen, wat heeft geleid tot de beslissing om hem ter beschikking te stellen met voorwaarden. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met de maatregel van tbs met voorwaarden, om de kans op recidive te verkleinen en de verdachte te laten behandelen voor zijn psychische problemen. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de tbs-maatregel vastgesteld, waaronder klinische behandeling en reclasseringstoezicht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/707290-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 februari 2018 en 1 mei 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I. Graumans en van hetgeen verdachte en mr. J.P.W. Nijboer, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair: op 21 oktober 2017 te Utrecht heeft geprobeerd om zijn moeder [slachtoffer] van het leven te beroven;
subsidiair: op 21 oktober 2017 te Utrecht zijn moeder [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Hetgeen hieromtrent door de officier van justitie naar voren is gebracht wordt hierna besproken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Hetgeen hieromtrent door de raadsman is aangevoerd wordt hierna besproken. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) wettig en overtuigend bewezen kan worden. Zij heeft hierbij – kort gezegd – gewezen op de bij het slachtoffer aangetroffen verwondingen en letsels, waarbij zij met name heeft gewezen op de verwondingen aan de hand en het hoofd. Op de grond naast het slachtoffer lagen puntige/scherpe voorwerpen, zoals keukenapparatuur en glas- en potscherven en op deze voorwerpen is bloed aangetroffen. Het kan volgens de officier van justitie niet anders dan dat verdachte deze puntige/scherpe voorwerpen heeft gebruikt bij het gepleegde geweld. Door met een puntig/scherp voorwerp uit te halen naar het hoofd van het slachtoffer heeft verdachte het voorwaardelijke opzet gehad op de dood van het slachtoffer. De verwondingen aan het hoofd en de hand kunnen niet verklaard worden door het enkel slaan en/of stompen met de handen, aldus de officier van justitie.
De raadsman heeft aangevoerd dat niet tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde gekomen kan worden. Hierbij heeft hij er – kort gezegd – op gewezen dat geenszins vastgesteld kan worden met hoeveel kracht de snijverwondingen zijn toegebracht, dat bij het ontbreken van een forensische letselbeschrijving onduidelijk is gebleven wat de exacte verwondingen inhouden en dat evenmin vastgesteld kan worden met welk voorwerp de verwondingen zijn toegebracht. De bij het slachtoffer geconstateerde snijletsels kunnen bovendien veroorzaakt zijn door het vallen op de grond, alwaar puntige en scherpe voorwerpen lagen. Dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad kan volgens de raadsman niet worden bewezen en derhalve dient verdachte vrijgesproken te worden van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet wettig en overtuigend bewezen worden hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is namelijk niet gebleken dat verdachte opzet heeft gehad – ook niet in voorwaardelijke zin – op de dood van het slachtoffer.
De rechtbank heeft in haar beoordeling betrokken dat bij het ontbreken van een duidelijke omschrijving van het letsel aan het hoofd, door bijvoorbeeld een forensisch arts, niet kan worden vastgesteld wat de exacte aard en omvang van de verwondingen aan het hoofd zijn geweest, op welke wijze en met welke kracht dit letsel is toegebracht dan wel ontstaan en wat de mogelijke gevolgen daarvan hadden kunnen zijn. Evenmin kan de rechtbank vaststellen of en met welk scherp/puntig voorwerp naar het hoofd van het slachtoffer is gestoken, geslagen en/of gesneden. Anders dan de officier van justitie stelt, valt op grond van de aangetroffen scherpe/puntige voorwerpen niet vast te stellen dat deze zijn gebruikt bij het geweld op het hoofd. Dat deze voorwerpen onder het bloed zaten vormt daarvoor geen bewijs omdat zowel verdachte als het slachtoffer een bloedende wond aan de hand hadden en niet is vastgesteld wiens bloed waar op de betreffende voorwerpen is aangetroffen.
Met betrekking tot de diepe snijwonden aan de rechterhand van het slachtoffer (ter hoogte van haar vingers), kan niet geconcludeerd worden dat die zijn toegebracht in de buurt van vitale organen of slagaders. De gedragingen van de verdachte, zoals het meermalen tegen het lichaam en het gezicht slaan/stompen, kunnen ook naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet worden aangemerkt als zo zeer gericht op de dood van het slachtoffer dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank zal verdachte, gelet op het vorenstaande, verdachte vrijspreken van het primair ten laste gelegde.
4.3.2
De bewijsmiddelen [1]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 oktober 2017, dossierpagina’s 48 tot en met 50, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Op 21 oktober 2017 (…). (…) kregen wij de melding van de centralist om te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Er zou op de eerste etage van een flat veel gegil te horen zijn. (…) Ik hoorde dat de meldster zei dat wij naar de [adres] moesten gaan. [2]
Wij hebben de woning betreden (…). Ik zag dat er links naast de muur in de keuken een vrouw half lag/zat. Ik zag dat deze vrouw helemaal onder het bloed zat. Ik zag dat er een enorme chaos om haar heen lag. (…) Ik zag dat haar rechteroog helemaal gezwollen was. (…) Ik zag dat zij een snee in haar linkerhand had ter hoogte van haar wijsvinger. Ik zag tevens een diepe wond op haar rechterhand bij haar wijsvinger en middelvinger. Ik zag dat er een stuk vlees uit de wond hing. (…) De vrouw bleek later genaamd te zijn: [3] [slachtoffer] . [4]
Een proces-verbaal ‘sporenonderzoek’ d.d. 23 oktober 2017, dossierpagina’s 103 tot en met 110, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en
[verbalisant 3] of één van hen:
Op 21 oktober 2017 is onderzoek verricht in een woning (bejaardenwoning) te [adres] (…) te [woonplaats] . [5] (…) Op de vloer (rechtbank begrijpt: keukenvloer) lagen onder andere (…) een koffiemachine (…). [6]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 december 2017, dossierpagina’s 11 tot en met 13, voor zover inhoudende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
Op maandag 20 november 2017 (…) heb ik verbalisant slachtoffer [slachtoffer] in het revalidatie (rechtbank begrijpt: revalidatiecentrum) waar zij op dat moment verzorgd werd opgezocht. (…) Tijdens het gesprek verklaarde [slachtoffer] samengevat het volgende:
Op de dag van het incident (de rechtbank begrijpt: 21 oktober 2017), werd er door haar zoon [verdachte] in de ochtend aangebeld. (…) Nadat zij de deur voor hem open deed, kwam hij met boze en een agressieve blik haar woning ingelopen. (…) Zij moest op zijn verzoek, wat hij afdwong, gelijk op de grond gaan liggen. (…) Slachtoffer verklaarde dat haar zoon haar gelijk begon te mishandelen. Hij zou haar met gebalde vuisten overal op haar lichaam hebben geslagen. Zij zou ook meerdere keren door hem op haar hoofd zijn geslagen. [7] (…) Met betrekking tot de verwondingen aan haar hoofd en hand, kon slachtoffer aangeven veel klappen op haar hoofd te hebben gekregen. Zij verklaarde meerdere klappen gedurende de mishandeling op haar hoofd met haar hand te hebben opgevangen. (…) Slachtoffer heeft als gevolg van het incident gebroken ribben opgelopen. (…) Op haar hoofd moet een gedeelte van haar hoofdhuid opgevuld worden met ander donorhuid van een ander lichaamsdeel. Haar rechterhand is verbrijzeld. Meerdere kleine breuken en pezen zijn beschadigd. Aankomende donderdag zal het gips verwijderd worden en dan zal de schade aan haar rechterhand opnieuw worden beoordeeld. [8]
Een geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 14 november 2017, dossierpagina 14, voor zover inhoudende:
Medische informatie betreffende: [slachtoffer] (…)
Uitwendig waargenomen letsel:
1. grote laceratie achterhoofd 2. Gezwollen ooglid rechts 3. open wond hand rechts met peesletsel 4. Schaafwonden rug 5. Hoofdwond links frontaal 6. Hoofdwond rechts tempraal.
Overige van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed):
1. meerdere ribbreuken; een contusiehaard hersenen; meerdere lokalisaties subduraal (traumatisch) hematoom; meerdere breuken hand rechts. [9]
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2017, dossierpagina 62 en 63, voor zover inhoudende de bevindingen van [verbalisant 5] :
[A] betreft de oudste zoon van het slachtoffer [slachtoffer] (…). Ik sprak [A] vanaf zaterdagmiddag 21 oktober 2017. (…) Hij verklaarde dat hij gezien heeft en van artsen in het Utrecht Medisch Centrum gehoord had dat zijn moeder de volgende verwondingen heeft:
- gebroken ribben (…)
- diepe snijwonden in rechterhand (zo diep dat het bot zichtbaar was). Hiervoor was een langdurige operatie noodzakelijk. [10]
Een brief van het Universitair Medisch Centrum te Utrecht betreffende [slachtoffer] van
11 november 2017, dossierpagina’s 15 tot en met 20, voor zover inhoudende:
Mw. werd 21-10 opgenomen na mishandeling. Diezelfde dag is mw. nog geopereerd aan re hand. Later heeft mw. gips rechter onderarm gekregen. [11]
Een proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechtercommissaris d.d. 24 oktober 2017 voor zover inhoudende:
U vraagt mij hoe het is gebeurd dat mijn moeder gewond raakte. (…) U vraagt mij of ik een voorwerp heb gebruikt waarmee ik haar heb verwond. Met een koffiezetapparaat. [12]
Het proces-verbaal van de terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2018 voor zover inhoudende de verklaring van verdachte:
Verdachte verklaart: (…) Ik denk wel dat ik haar geslagen en gestompt heb. [13]
4.3.3
Overweging van de rechtbank
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Subsidiair
op 22 oktober 2017 te Utrecht, aan zijn moeder [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken ribben en diepe snijwonden in de rechterhand waarvoor een langdurige operatie noodzakelijk was), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer]
- met een of meer scherpe en/of puntige voorwerpen, een of meermalen in/op het hoofd en/of de hand van die [slachtoffer] te slaan en/of snijden, en
- meermalen met kracht in het gezicht en tegen het lichaam van
die [slachtoffer] te stompen en/of slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair: zware mishandeling begaan tegen zijn moeder.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd te gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder oplegging van voorwaarden. Met betrekking tot de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht heeft de officier van justitie gevorderd deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het thans ondergane voorarrest en deze aan te vullen met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf kunnen dan strenge bijzondere voorwaarden gekoppeld worden, waaronder ook een klinische opname. De door de officier van justitie gevorderd TBS-maatregel met voorwaarden dient volgens de raadsman als ultimum remedium te gelden en is thans een brug te ver.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Vrijheidsstraf
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ernstig mishandelen van zijn bejaarde moeder. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder en bij haar veel pijn en letsel veroorzaakt. Verdachte heeft zijn moeder dusdanig toegetakeld dat zij onder meer meerdere ribbreuken en diepe snijwonden aan haar rechterhand heeft opgelopen.
Voor het slachtoffer moet het vreselijk geweest zijn om in haar eigen woning, waarbinnen zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, op gewelddadige wijze te worden aangevallen door haar eigen zoon. Nadat verdachte zijn moeder ernstig had mishandeld heeft hij haar woning verlaten en heeft hij haar in hulpeloze toestand achtergelaten. Een feit als het onderhavige heeft niet alleen veel impact op het slachtoffer en haar directe omgeving maar draagt ook in de samenleving bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Uit het strafblad van verdachte van 15 maart 2018 is gebleken dat verdachte in het verleden weliswaar eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, waaronder ook huiselijk geweld, maar dat deze veroordelingen van te lang geleden dateren om in aanmerking te komen voor de zogenaamde recidiveregeling. Het strafblad van verdachte weegt dan ook niet in strafverhogende of -verminderende zin mee.
Over verdachte zijn rapporten opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater, en door M.L. Sikkens, onder supervisie van J. Heerschop, beiden gz-psycholoog.
Uit het rapport van de psychiater van 22 december 2017 blijkt dat zij bij verdachte een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis, een stoornis in cocaïnegebruik (ernstig), een stoornis in cannabisgebruik (ernstig, in langdurige remissie) en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming heeft vastgesteld. Differentiaal diagnostisch wordt door de psychiater gedacht aan een persoonlijkheidsstoornis met mogelijk antisociale en paranoïde trekken. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat zij bij verdachte een multiple, met elkaar verband houdende problematiek heeft vastgesteld: psychotische problematiek, verslavingsproblematiek en een persoonlijkheidsproblematiek. In het rapport van de psychiater lijkt de somberheid bij verdachte wat meer op de voorgrond te komen, terwijl in het rapport van de psychologen de psychotische klachten wat meer op de voorgrond staan.
Volgens zowel de psychiater als de psychologen is verdachte, gelet op hetgeen zij hebben vastgesteld, lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en hierdoor werd verdachte beïnvloed. De gedragsdeskundigen adviseren verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare. Het hiervoor bewezen verklaarde zal verdachte derhalve in verminderde mate worden toegerekend.
Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstrafstraf.
Hoewel de rechtbank verdachte, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde acht zij de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest ook voor het hiervoor bewezenverklaarde passend en geboden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een gevangenisstraf van kortere duur.
Maatregel
De hiervoor genoemde psychiater concludeert in haar rapport dat er na gebruik van risicotaxatie-instrumenten en klinisch oordeel sprake is van een zeer beperkte bescherming bij een ingeschat hoog risico op geweldsrecidive. Om het recidiverisico te kunnen beperken is volgens de psychiater een klinische behandeling geïndiceerd, gericht op de psychische problematiek en gericht op de verslavingsproblematiek met controles. Met betrekking tot de vraag binnen welk juridisch kader de behandeling dient plaats te vinden kan naar het oordeel van de psychiater gedacht worden aan een bijzondere voorwaarde in het kader van een voorwaardelijk strafdeel in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht zodat zicht kan worden gehouden op het verloop ervan. De behandeling is intensief, langdurig en vraagt veel commitment van verdachte waarbij het de vraag is of hij zijn huidige behandelmotivatie kan volhouden. De psychiater geeft ter overweging mee om eventueel een strikter kader in de vorm van een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen teneinde meer zekerheid in te bouwen.
Volgens de psycholoog vereisen de bij verdachte vastgestelde stoornissen een gerichte behandeling en risicomanagement. Bij het uitblijven hiervan wordt het recidiverisico reeds op korte termijn hoog ingeschat. Ondanks door verdachte uitgesproken intrinsieke motivatie tot behandeling, worden stevige kaders van belang geacht om de multidisciplinaire behandeling en het noodzakelijke risicomanagement ook in een resocialisatiefase te kunnen vormgeven. Uitgaande van een bereidheid zich te committeren aan de voorwaarden, lijkt de psycholoog een juridisch kader van tbs met voorwaarden een interventie die recht doet aan de ten laste gelegde feiten, het recidiverisico en de mate van toerekenbaarheid, terwijl hiermee tevens de noodzakelijke basis voor behandeling is gewaarborgd, met als vangnet bij het zich hypothetisch niet committeren aan de voorwaarden de mogelijkheid van het omzetten naar een tbs met bevel tot verpleging.
Reclassering Nederland heeft over verdachte een rapport ‘onderzoek voorbereiding TBS met voorwaarden’ opgemaakt. In dit rapport van 4 april 2018 wordt geadviseerd aan verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. Deze voorwaarden zijn met verdachte besproken en hij heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de gestelde voorwaarden, maar ook uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij er de voorkeur aan geeft dat deze voorwaarden verbonden zullen worden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De reclassering heeft verder in het rapport naar voren gebracht dat er nauwelijks tot geen beschermende factoren zijn in het leven van betrokkene. Er is sprake van ernstige psychosociale problematiek, geen huisvesting, geen steunsysteem, schulden, geen inkomen en geen dagbesteding. De reclassering heeft gewezen op de rapporten van de psycholoog en de psychiater waarin het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De behandeling die de psychiater en de psycholoog voorstellen is ook volgens de reclassering intensief en langdurig. Gezien alle problematiek van verdachte is een strikter kader, dan bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke strafdeel, volgens de reclassering passender omdat daarmee meer zekerheid kan worden ingebouwd dat verdachte de behandeling met goed gevolg kan doorlopen. Ook kan er, indien nodig, adequaat ingegrepen worden wanneer de behandeling voortijdig afgebroken zou worden. Volgens de reclassering is verdachte inmiddels aangemeld bij FPA Roosenburg, van Frivoor en kan hij aldaar terecht.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor de TBS-maatregel mogelijk is en oordeelt dat, gelet op het voorgaande, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft, teneinde het risico op recidive zo veel mogelijk te beperken. Met de psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een te wankele basis biedt. De kans is aanwezig dat verdachte afhaakt, verdachte vervolgens zijn voorwaardelijk strafdeel uitzit en van verdere behandeling en begeleiding geen sprake is. Dit maakt dat de rechtbank met de psycholoog en de reclassering van oordeel is dat een voorwaardelijke TBS-maatregel passend en geboden is. De door de reclassering geformuleerde voorwaarden, zoals opgenomen in het dictum en waarvan verdachte heeft aangegeven deze te zullen nakomen, zullen aan de voorwaardelijke TBS-maatregel worden verbonden.
Ongemaximeerde TBS-maatregel
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele TBS-maatregel met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank verklaart genoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar, gelet op het feit dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, als behandeling uitblijft, in herhaling zal vallen en wederom een misdrijf, zoals hiervoor omschreven, zal plegen.

9.BESLAG

De verdediging heeft teruggave verzocht van de inbeslaggenomen autosleutel, merk Peugeot, en een telefoon, merk Huawei. In het dossier bevindt zich geen beslaglijst. De officier van justitie heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat zij niet weet wat de status van de inbeslaggenomen goederen betreft en toegezegd dat zij hiernaar onderzoek zal doen verrichten. Bij deze stand van zaken zal de rechtbank geen beslissing nemen omtrent de inbeslaggenomen goederen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 37, 38, 38a, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Oplegging Maatregel
- gelast dat
verdachte ter beschikking wordt gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaardenbetreffende het gedrag van de ter beschikking gestelde:

Recidive
Verdachte zal zich niet schuldig maken aan het plegen van strafbare feiten;

Contactverbod
Verdachte zal op geen enkele wijze (direct of indirect) contact hebben met de aangeefster, mevrouw [slachtoffer] , zolang de reclassering dat nodig acht;

Klinische behandeling
Verdachte werkt mee aan een opname in een FPA/FPK/FPC, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van de behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven;

Medicatie
Indien verdachte medicatie krijgt voorgeschreven door zijn behandelend arts zal hij deze gebruiken;

Behandeling
Indien geïndiceerd, werkt verdachte na de klinische behandeling mee aan een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek of soortgelijke instelling;

Huisvesting
Verdachte verblijft in een instelling zolang zijn behandelaren en de reclassering dit noodzakelijk achten. Aansluitend zal hij meewerken aan een doorplaatsing naar een geschikte vervolgvoorziening. Dit kan bestaan uit zelfstandig wonen met eventuele woonbegeleiding of opname in een beschermd wonen project;

Financiën
Verdachte geeft inzage in zijn financiën indien de reclassering dat nodig acht en zal indien de reclassering dat nodig acht zijn medewerking verlenen aan schuldhulpverlening, budgetbeheer of bewindvoering;

Dagbesteding
Verdachte zal zijn dagbesteding vormgeven in overleg met zijn behandelaars en de reclassering, en zich houden aan de afspraken in het kader hiervan;

Netwerk
Verdachte geeft toestemming om contact te leggen met relevante personen in zijn netwerk en geeft openheid over zijn netwerk aan behandelaars, begeleiders en reclassering;

Verbod verblijf in het buitenland
Verdachte zal zich niet buiten de landgrenzen van Nederland begeven;

Drugsgebruik
Verdachte zal geen soft-/harddrugs gebruiken. Verdachte zal zijn medewerking verlenen aan controles op middelengebruik middels urinecontroles en/of bloedproeven indien de reclassering dit nodig acht. Indien verdachte positief wordt bevonden zal in overleg met de behandelaar en/of het openbaar ministerie een passende sanctie worden opgelegd;

Reclasseringsbegeleiding
Verdachte zal zich begeleidbaar opstellen, zich gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en medewerking verlenen aan huisbezoeken. Verdachte geeft de reclassering toestemming om met relevante personen uit zijn netwerk contact op te nemen;

Forensisch Psychiater Toezicht
Verdachte werkt mee aan Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) en, indien de reclassering dit nog acht, werkt verdachte mee aan een time-out in een FPA/FPK/FPC van maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot een maximum van 14 weken per jaar;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.P.H.M. Severeijns, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.L. Kappel en J.J. Veldhuizen, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 mei 2018.
Mr. A.J.P. Schotman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 21 oktober 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om zijn moeder [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
met dat opzet
- met een stuk glas en/of een mes, althans met een of meer scherpe en/of
puntige voorwerpen, een of meermalen in/op het hoofd en/of de hand(en) van die
[slachtoffer] heeft gestoken en/of geslagen en/of gesneden, en/of
- een of meermalen (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het lichaam van
die [slachtoffer] heeft gestompt en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 22 oktober 2017 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan zijn moeder [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (twee gebroken ribben en/of diepe snijwonden in de rechterhand waarvoor
een langdurige operatie noodzakelijk was), heeft toegebracht, door voornoemde
[slachtoffer]
- met een stuk glas en/of een mes, althans met een of meer scherpe en/of
puntige voorwerpen, een of meermalen in/op het hoofd en/of de hand(en) van die
[slachtoffer] te steken en/of slaan en/of snijden, en/of
- een of meermalen (met kracht) in het gezicht en/of op/tegen het lichaam van
die [slachtoffer] te stompen en/of slaan;
art 304 ahf onder 1 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal met zakentrajectnummer 2017382494 (einddossier in het onderzoek 31Oranje17, pagina 1 tot en met 199) bevinden, volgens de in dat proces-verbaal toegepaste nummering. Wanneer paginanummers verwijzen naar andere processen-verbaal, dan wordt dit expliciet vermeld. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal die op ambtseed of ambtsbelofte en in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , pag. 48.
3.Idem, pag. 49.
4.Idem, pag. 50.
5.Proces-verbaal ‘sporenonderzoek’ van [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , pag. 104.
6.Idem, pag. 105.
7.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] , pag. 11.
8.Idem, pag. 12.
9.Geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer] , pag. 14.
10.Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] , pag. 62.
11.Een brief van het Universitair Medisch Centrum van 11 november 2017, pag. 15.
12.Proces-verbaal van verhoor van verdachte door de rechtercommissaris d.d. 24 oktober 2017.
13.Proces-verbaal van de terechtzitting van deze rechtbank van 6 februari 2018, pag. 2.