8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het ernstig mishandelen van zijn bejaarde moeder. Met zijn handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn moeder en bij haar veel pijn en letsel veroorzaakt. Verdachte heeft zijn moeder dusdanig toegetakeld dat zij onder meer meerdere ribbreuken en diepe snijwonden aan haar rechterhand heeft opgelopen.
Voor het slachtoffer moet het vreselijk geweest zijn om in haar eigen woning, waarbinnen zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, op gewelddadige wijze te worden aangevallen door haar eigen zoon. Nadat verdachte zijn moeder ernstig had mishandeld heeft hij haar woning verlaten en heeft hij haar in hulpeloze toestand achtergelaten. Een feit als het onderhavige heeft niet alleen veel impact op het slachtoffer en haar directe omgeving maar draagt ook in de samenleving bij aan algemene gevoelens van onveiligheid.
Uit het strafblad van verdachte van 15 maart 2018 is gebleken dat verdachte in het verleden weliswaar eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, waaronder ook huiselijk geweld, maar dat deze veroordelingen van te lang geleden dateren om in aanmerking te komen voor de zogenaamde recidiveregeling. Het strafblad van verdachte weegt dan ook niet in strafverhogende of -verminderende zin mee.
Over verdachte zijn rapporten opgemaakt door M.M. Sprock, psychiater, en door M.L. Sikkens, onder supervisie van J. Heerschop, beiden gz-psycholoog.
Uit het rapport van de psychiater van 22 december 2017 blijkt dat zij bij verdachte een ongespecificeerde schizofreniespectrum of andere psychotische stoornis, een stoornis in cocaïnegebruik (ernstig), een stoornis in cannabisgebruik (ernstig, in langdurige remissie) en een aanpassingsstoornis met depressieve stemming heeft vastgesteld. Differentiaal diagnostisch wordt door de psychiater gedacht aan een persoonlijkheidsstoornis met mogelijk antisociale en paranoïde trekken. Uit het rapport van de psycholoog blijkt dat zij bij verdachte een multiple, met elkaar verband houdende problematiek heeft vastgesteld: psychotische problematiek, verslavingsproblematiek en een persoonlijkheidsproblematiek. In het rapport van de psychiater lijkt de somberheid bij verdachte wat meer op de voorgrond te komen, terwijl in het rapport van de psychologen de psychotische klachten wat meer op de voorgrond staan.
Volgens zowel de psychiater als de psychologen is verdachte, gelet op hetgeen zij hebben vastgesteld, lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens en is er bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Hiervan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde en hierdoor werd verdachte beïnvloed. De gedragsdeskundigen adviseren verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over en maakt deze tot de hare. Het hiervoor bewezen verklaarde zal verdachte derhalve in verminderde mate worden toegerekend.
Uit de aard en de ernst van het bewezenverklaarde volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstrafstraf.
Hoewel de rechtbank verdachte, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde acht zij de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest ook voor het hiervoor bewezenverklaarde passend en geboden. Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een gevangenisstraf van kortere duur.
De hiervoor genoemde psychiater concludeert in haar rapport dat er na gebruik van risicotaxatie-instrumenten en klinisch oordeel sprake is van een zeer beperkte bescherming bij een ingeschat hoog risico op geweldsrecidive. Om het recidiverisico te kunnen beperken is volgens de psychiater een klinische behandeling geïndiceerd, gericht op de psychische problematiek en gericht op de verslavingsproblematiek met controles. Met betrekking tot de vraag binnen welk juridisch kader de behandeling dient plaats te vinden kan naar het oordeel van de psychiater gedacht worden aan een bijzondere voorwaarde in het kader van een voorwaardelijk strafdeel in combinatie met een verplicht reclasseringstoezicht zodat zicht kan worden gehouden op het verloop ervan. De behandeling is intensief, langdurig en vraagt veel commitment van verdachte waarbij het de vraag is of hij zijn huidige behandelmotivatie kan volhouden. De psychiater geeft ter overweging mee om eventueel een strikter kader in de vorm van een terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen teneinde meer zekerheid in te bouwen.
Volgens de psycholoog vereisen de bij verdachte vastgestelde stoornissen een gerichte behandeling en risicomanagement. Bij het uitblijven hiervan wordt het recidiverisico reeds op korte termijn hoog ingeschat. Ondanks door verdachte uitgesproken intrinsieke motivatie tot behandeling, worden stevige kaders van belang geacht om de multidisciplinaire behandeling en het noodzakelijke risicomanagement ook in een resocialisatiefase te kunnen vormgeven. Uitgaande van een bereidheid zich te committeren aan de voorwaarden, lijkt de psycholoog een juridisch kader van tbs met voorwaarden een interventie die recht doet aan de ten laste gelegde feiten, het recidiverisico en de mate van toerekenbaarheid, terwijl hiermee tevens de noodzakelijke basis voor behandeling is gewaarborgd, met als vangnet bij het zich hypothetisch niet committeren aan de voorwaarden de mogelijkheid van het omzetten naar een tbs met bevel tot verpleging.
Reclassering Nederland heeft over verdachte een rapport ‘onderzoek voorbereiding TBS met voorwaarden’ opgemaakt. In dit rapport van 4 april 2018 wordt geadviseerd aan verdachte een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen. Deze voorwaarden zijn met verdachte besproken en hij heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard tot naleving van de gestelde voorwaarden, maar ook uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij er de voorkeur aan geeft dat deze voorwaarden verbonden zullen worden aan een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De reclassering heeft verder in het rapport naar voren gebracht dat er nauwelijks tot geen beschermende factoren zijn in het leven van betrokkene. Er is sprake van ernstige psychosociale problematiek, geen huisvesting, geen steunsysteem, schulden, geen inkomen en geen dagbesteding. De reclassering heeft gewezen op de rapporten van de psycholoog en de psychiater waarin het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. De behandeling die de psychiater en de psycholoog voorstellen is ook volgens de reclassering intensief en langdurig. Gezien alle problematiek van verdachte is een strikter kader, dan bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke strafdeel, volgens de reclassering passender omdat daarmee meer zekerheid kan worden ingebouwd dat verdachte de behandeling met goed gevolg kan doorlopen. Ook kan er, indien nodig, adequaat ingegrepen worden wanneer de behandeling voortijdig afgebroken zou worden. Volgens de reclassering is verdachte inmiddels aangemeld bij FPA Roosenburg, van Frivoor en kan hij aldaar terecht.
De rechtbank stelt vast dat het bewezenverklaarde een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid onder 1 van het Wetboek van Strafrecht waarvoor de TBS-maatregel mogelijk is en oordeelt dat, gelet op het voorgaande, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel eist.
De rechtbank is met de deskundigen van oordeel dat verdachte behandeling en begeleiding nodig heeft, teneinde het risico op recidive zo veel mogelijk te beperken. Met de psycholoog en de reclassering is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een te wankele basis biedt. De kans is aanwezig dat verdachte afhaakt, verdachte vervolgens zijn voorwaardelijk strafdeel uitzit en van verdere behandeling en begeleiding geen sprake is. Dit maakt dat de rechtbank met de psycholoog en de reclassering van oordeel is dat een voorwaardelijke TBS-maatregel passend en geboden is. De door de reclassering geformuleerde voorwaarden, zoals opgenomen in het dictum en waarvan verdachte heeft aangegeven deze te zullen nakomen, zullen aan de voorwaardelijke TBS-maatregel worden verbonden.
Ongemaximeerde TBS-maatregel
Het bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat een termijn van een eventuele TBS-maatregel met dwangverpleging niet is beperkt tot vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank verklaart genoemde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar, gelet op het feit dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte, als behandeling uitblijft, in herhaling zal vallen en wederom een misdrijf, zoals hiervoor omschreven, zal plegen.