ECLI:NL:RBMNE:2018:2050

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
11 mei 2018
Zaaknummer
6532095 UC VERZ 17-15726
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot berekening beëindigingsvergoeding op basis van sociaal plan en uitleg looncomponenten

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, hebben meerdere verzoekers, werknemers van BAM Infra Rail B.V., een verzoek ingediend op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het verzoek betreft de berekening van de beëindigingsvergoeding zoals vastgelegd in het sociaal plan van de Koninklijke BAM Groep N.V. De verzoekers zijn van mening dat bij de berekening van de beëindigingsvergoeding ook bepaalde toeslagen, die zij ontvangen voor het draaien van storingsdiensten, moeten worden meegenomen. De kantonrechter heeft de zaak op 2 mei 2018 behandeld, waarbij de verzoekers vertegenwoordigd waren door hun gemachtigde, mr. W.H. Oome, en BAM Infra Rail B.V. werd vertegenwoordigd door mr. D.M. van Genderen.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de verzoekers zijn in 1997 in dienst getreden bij de Nederlandse Spoorwegen en zijn later overgegaan naar NBM Rail B.V., dat in 2015 is omgedoopt tot BAM Infra Rail B.V. In 2016 heeft BAM IR een reorganisatie doorgevoerd, waarbij het sociaal plan van toepassing is verklaard. Dit sociaal plan bevat bepalingen over de beëindigingsvergoeding, die afhankelijk is van het bruto maandsalaris en bepaalde looncomponenten. De verzoekers stellen dat de toeslagen die zij ontvangen voor onregelmatige werktijden, zoals storingsdiensten, als vaste en overeengekomen looncomponenten moeten worden aangemerkt en dus moeten worden meegenomen in de berekening van de beëindigingsvergoeding.

De kantonrechter heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de genoemde toeslagen, met uitzondering van enkele variabele toeslagen, moeten worden beschouwd als vaste en overeengekomen looncomponenten. De rechter heeft bepaald dat de beëindigingsvergoeding moet worden berekend op basis van het inclusieve maandsalaris, inclusief de gemiddelde van de relevante toeslagen, en dat de proceskosten worden gecompenseerd. Tegen deze beschikking staat hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6532095 UC VERZ 17-15726 VS/1257
Beschikking van 2 mei 2018
inzake

1.[verzoeker sub 1] ,

wonende te [woonplaats]
2.
[verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats]
3.
[verzoeker sub 3],
wonende te [woonplaats]
4.
[verzoeker sub 4],
wonende te [woonplaats]
5.
[verzoeker sub 5],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [verzoeker sub 1] c.s.,
gemachtigde: mr. W.H. Oome,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAM infra Rail B.V.,
gevestigd te Breda,
verder ook te noemen BAM IR,
gemachtigde: mr. D.M. van Genderen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met producties ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv), ter griffie ingekomen op 14 december 2017;
- het verweerschrift met producties, ter griffie ingekomen op 22 februari 2018.
1.2.
Het verzoek is mondeling behandeld ter zitting van 9 maart 2018. Daarbij zijn verschenen de heren [verzoeker sub 1] , [verzoeker sub 2] en [verzoeker sub 3] voornoemd met hun gemachtigde mr. Oome. Verder is namens CNV Vakmensen verschenen mevrouw [A] .
Namens BAM zijn verschenen mevrouw [B] , de heer [C] en de heer [D] , allen bijgestaan door mr. Van Genderen voornoemd.
1.3.
Partijen hebben ter zitting het eigen standpunt mondeling toegelicht. Van hetgeen ter zitting is verhandeld, heeft de griffier aantekening gehouden.
1.4.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
In augustus 1997 zijn [verzoeker sub 1] c.s. vanuit een dienstverband bij de Nederlandse Spoorwegen overgegaan naar NBM Rail B.V. De handelsnaam van NBM Rail B.V. is in 2001 gewijzigd in BAM Rail B.V. en in 2015 in BAM Infra Rail B.V.
2.2.
In 2016 heeft BAM IR een reorganisatie doorgevoerd.
2.3.
Ten tijde van die reorganisatie was op de arbeidsovereenkomsten van [verzoeker sub 1] c.s. de ‘CAO Railinfrastructuur Periode 8, jaar 2014 tot en met Periode 7, jaar 2016’ (hierna: de CAO) van toepassing.
In de CAO wordt onder jaarsalaris (artikel 1 sub m) verstaan: 13 maal het periodesalaris en de vakantietoeslag conform artikel 12.
2.4.
Op 25 november 2015 is tussen de Koninklijke BAM Groep N.V. (hierna: BAM Groep) en drie vakbonden (FNV Bouw, FNV Bondgenoten en CNV Vakmansen) overeenstemming bereikt over het Sociaal Plan ‘Sociaal en Actief’ (hierna: het Sociaal Plan).
Het Sociaal Plan is van toepassing op alle werknemers van de BAM Groep en haar 100%-deelnemingen in Nederland, van wie de arbeidsplaats in 2016 bij enig bedrijfsonderdeel zou komen te vervallen.
2.5.
In het Sociaal Plan is in
artikel 4 Definities, voor zover hier van belang, het volgende bepaald:
e) Bruto jaarsalaris c.q. Jaarloon
Het op de Peildatum toepasselijke vaste gegarandeerde salaris of loon vermeerderd met – indien en voor zover van toepassing – vaste en overeengekomen looncomponenten (zoals vakantietoeslag, een vaste en overeengekomen 13e maand en/of een vaste en overeengekomen prestatietoeslag en/of een vast deel van een tantièmeregeling en -indien nog van toepassing- harmonisatie-compensatie) exclusief Emolumenten per betalingsperiode, (…).
Tot het vast overeengekomen salaris of loon wordt in ieder geval niet gerekend de eventuele bijtelling inzake een ter beschikking gestelde auto, de premies voor pensioen en/of (andere) verzekeringen (al of niet wettelijk) en/of de werkgeversbijdrage ingevolgde de zorgverzekeringswet en/of voor een levensloopregeling en dergelijke.
f) Bruto Maandsalaris
Het onder e) bedoelde Bruto Jaarsalaris c.q. Jaarloon gedeeld door 12.
h) Emolumenten
Vergoeding en verstrekkingen zoals onder meer maar niet uitsluitend (reis)kostenvergoedingen en/of discretionaire en/of variabele regelingen en/of uitkeringen uit hoofde van de BAM Variabele beloningsregeling en/of gratificatie en/of bonussen en/of andere niet overeengekomen (vaste) looncomponenten en/of ter beschikking gestelde middelen zoals auto, telefoon, computer, gereedschappen etc.
2.6.
In
artikel 22 Financiële regeling bij Keuze voor begeleiding Werk-naar-werk (outplacement)is het volgende opgenomen:
1. (…)
2. Voor de Boventallige Werknemer van wie de functie komt te vervallen en die een mobiliteitstraject gaat volgen wordt een beëindigingsvergoeding vastgesteld, die maximaal uit 3 onderdelen kan bestaan:
Onderdeel 1: A x B x 0,30
Onderdeel 2: A x B x 0,30
Onderdeel 3: A x B x 0,35
Hierbij staat A voor het aantal gewogen dienstjaren en B voor het Bruto Maandsalaris. Het aantal gewogen dienstjaren en de Leeftijd worden vastgesteld op de Peildatum en overigens aan de hand van de op 1-1-2009 vigerende aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters.
Onderdeel 1 van de Beëindigingsvergoeding is onvoorwaardelijk verschuldigd na beëindiging van de arbeidsovereenkomst en wordt uitbetaald uiterlijk 4 weken na de laatste betaling (eindafrekening) op grond van de dienstbetrekking.
Onderdeel 2 van de Beëindigingsvergoeding wordt ingezet als stimuleringsmaatregel om (elders) een baan te accepteren. Dit onderdeel wordt uitgekeerd indien de Boventallige Werknemer ten minste een maand werkzaam is in nieuwe baan. (…)
Onderdeel 3 van de Beëindigingsvergoeding is slechts verschuldigd indien en voor zover de Boventallige Werknemer na een eerste tijdelijk contract extern of het niet verlengen van tijdelijk werk, buiten zijn schuld geen verlenging krijgt van dat contract of geen werk heeft kunnen vinden en een beroep moet doen op een WW-uitkering. (…)
2.7.
[verzoeker sub 1] c.s., boventallige werknemers, hebben allen gekozen voor artikel 22 van het Sociaal Plan. In december 2016 en januari 2017 zijn in dit verband vaststellingsovereenkomsten (hierna: de vso’s) opgesteld.
2.8.
Er is bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop het Sociaal Plan bij de berekening van de beëindigingsvergoeding is toegepast. De Begeleidingscommissie Sociaal Plan heeft het bezwaar ongegrond geacht.

3.De rechtsvraag en de standpunten van partijen

3.1.
Partijen hebben, onder voorbehoud van het recht op hoger beroep, de kantonrechter verzocht een uitspraak te doen over de volgende vraag “
wat dient te worden begrepen onder het begrip bruto jaar-/maandsalaris in de zin van het Sociaal Plan en welke looncomponenten dienen te worden meegenomen in de berekening van de beëindigingsvergoeding in de zin van artikel 22 en 23 Sociaal Plan?”.
Het standpunt van [verzoeker sub 1] c.s.
3.2.
In de vso’s is de berekening van de beëindigingsvergoeding gebaseerd op het laatstgenoten bruto maandsalaris plus de vakantietoeslag ad 8%. Bij het laatstgenoten bruto maandsalaris wordt uitgegaan van het kale maandloon. [verzoeker sub 1] c.s. werk(t)en echter allen in de functie van 1e monteur of hoofdmonteur en inherent aan deze functies is dat zij wisselende tijdsinzetten hebben (dag/nacht/weekend). In verband met deze onregelmatige werktijden ontvangen [verzoeker sub 1] c.s. op grond van artikel 8 van de CAO toeslagen. Volgens [verzoeker sub 1] c.s. zouden deze toeslagen, als onderdeel van het loon, meegenomen moeten worden bij de berekening van de beëindigingsvergoeding.
3.2.1.
De toeslagen voor het werken in storingsdiensten zijn:
Venstertoeslag: toeslag voor het aantal gewerkte nachturen;
Oproepen: toeslag voor aantal oproepen tijdens consignatiediensten;
Meeruren: het aantal gemaakte overuren;
Compensatie bereikbaarheid: toeslag voor de bereikbaarheid;
Uren boven contract: uren die meer gewerkt zijn dan 160 uur per periode van 4 weken.
3.2.2.
[verzoeker sub 1] c.s. stellen dat het draaien van storingsdiensten geen vrijblijvende aangelegenheid is. Het rooster wordt al in november vastgesteld: een week dag- en een week nacht storingsdienst. Het zijn vaste, per periode terugkerende, vergoedingen. De vaste toeslagen worden tijdens ziekteperioden ook voor 80 % vergoed (artikel 13 lid 4 CAO).
3.2.3.
In artikel 4 onder e van het Sociaal Plan wordt gesproken over “salaris of loon vermeerderd met – indien en voor zover van toepassing – vaste en overeengekomen looncomponenten”. Zowel bij de aanbevelingen van de kantonrechtersformule als in de regeling looncomponenten arbeidsduur wordt onder vaste en overeengekomen looncomponenten een structurele overwerkvergoeding en een vaste ploegentoeslag verstaan. De financiële regeling in het Sociaal Plan is gebaseerd op de aanbevelingen van de kantonrechtersformule (artikel 22 lid 2 van het Sociaal Plan) zodat het voor de hand ligt om bij onduidelijkheden over de uitleg van het Sociaal Plan hierbij aan te sluiten of bij vergelijkbare regelingen zoals die met betrekking tot de transitievergoeding.
3.2.4.
[verzoeker sub 1] c.s. concluderen dat de genoemde toeslagen vast, overeengekomen, niet vrijblijvend en structureel zijn. Daarmee onderscheiden deze toeslagen zich van emolumenten.
3.3.
[verzoeker sub 1] c.s. verzoeken de kantonrechter te bepalen:
- dat genoemde toeslagen gezien moeten worden als vaste en overeengekomen looncomponenten zoals bedoeld in artikel 4 onder e van het Sociaal Plan;
- dat bij de berekening van het jaarsalaris/maandsalaris uitgegaan wordt van de toeslagen verdiend in 2016;
- dat de beëindigingsvergoeding berekend wordt op basis van het inclusieve maandsalaris.
Het standpunt van BAM IR
3.4.
BAM IR betoogt dat de genoemde vijf toeslagen behoren tot de emolumenten en dus buiten beschouwing moeten blijven bij de berekening van de beëindigingsvergoedingen.
3.4.1.
Wat betreft de aard van de toeslagen merkt BAM IR op dat geen sprake was van een verplichting om storingsdiensten te draaien. De groep storingsmonteurs wordt samengesteld op basis van vrijwilligheid. Verder werd aan het einde van het jaar een indicatieve planning gemaakt voor het volgende jaar. In de praktijk vonden er continu mutaties plaats in verband met verlof, ziekte, instroom of uitstroom van medewerkers of noodzakelijke inzet op andere plaatsen. De toeslagen zijn dus alleen “vast” in de zin dat werknemers daar in voorkomende gevallen aanspraak op kunnen maken. Recht op uitbetaling bestaat alleen als aan drie cumulatieve eisen is voldaan: 1) de werknemer voldoet aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor dergelijke toeslagen, 2) dergelijke diensten en uren zijn niet al en in een andere vergoeding begrepen, en 3) deze diensten en uren worden niet in tijd gecompenseerd. De omvang van de aanspraak is dus niet “overeengekomen” maar steeds onzeker.
3.4.2.
Uit de grammaticale uitleg van de begrippen “vaste en overeengekomen (vaste) looncomponenten”, “emolumenten per betalingsperiode” en “niet overeengekomen (vaste) looncomponenten” in artikel 4 onder e, f en h van het Sociaal Plan volgt dat genoemde toeslagen niet vallen onder de definitie van “bruto jaarsalaris” maar onder de definitie “emolumenten”.
3.4.3.
Uit de definitie van het “Jaarsalaris” in de Cao Railinfrastructuur 2014-2016, die in 2016 op de arbeidsovereenkomsten van [verzoeker sub 1] c.s. van toepassing was, volgt bovendien dat het “Jaarsalaris” uitsluitend werd gevormd door de vaste en overeengekomen looncomponenten, te weten het periodesalaris, de vakantietoeslag en de 13e maand.
3.4.4.
Verder wijst BAM IR op het Sociaal Plan 2009 en een Addendum van 5 december 2012, dat alleen voor BAM Rail gold. In dat addendum zijn van de algemene regeling in het Sociaal Plan 2009 afwijkende afspraken gemaakt. Voor de onderhavige procedure is relevant de wijziging van de definitie van het “Bruto jaarsalaris” en de toevoeging van een definitie van het begrip “Onregelmatigheidstoeslagen”. In het addendum werd in artikel 4 onder “n” als onregelmatigheidstoeslagen aangemerkt: 1) de vergoeding arbeid buiten het doordeweekse dagvenster, 2) tijdcompensatie voor arbeid in nachturen, 3) toeslagen voor werk op oproep, en 4) de bereikbaarheidsdienstvergoeding. Het gemiddelde van de “onregelmatigheidstoeslagen” werd over een bepaalde periode onder de definitie “Bruto jaarsalaris” gebracht. Dat de vakbonden met dit addendum deze onregelmatigheidstoeslagen onder het “Bruto jaarsalaris” hebben willen brengen, illustreert dat zij zich realiseerden dat die toeslagen daar zonder deze wijzigingen in het addendum niet onder zouden vallen.
3.5.
BAM IR verzoekt de kantonrechter te bepalen dat de vijf door [verzoeker sub 1] c.s. genoemde toeslagen niet behoren tot de “vaste en overeengekomen looncomponenten” als bedoeld in artikel 4 onder e van het ‘Sociaal en Actief’ van de Koninklijke BAM Groep N.V. 1 januari – 31 december 2016.

4.De beoordeling

4.1.
Uitgangspunt bij de beoordeling van het aan de kantonrechter voorgelegde verzoek is dat een uitleg van het Sociaal Plan moet worden gegeven waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepaling gelezen in het licht van de gehele tekst van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt niet aan op de bedoelingen van de partijen voor zover deze niet uit in het reglement opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis van de gebruikte bewoordingen waarin het Sociaal Plan is gesteld. Onder meer kan ook acht geslagen worden op de elders in het Sociaal Plan gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. In Hoge Raad 20 februari 2004: (ECLI:NL:HR:2014:AO1427, NJ 2005/93 is voorts door de Hoge Raad overwogen dat tussen de Haviltexnorm en cao norm geen tegenstelling bestaat, maar een vloeiende overgang. Verder oordeelt de Hoge Raad dat de rechtspraak over uitleg als gemeenschappelijke grondslag heeft dat bij de uitleg van een schriftelijk contract telkens van beslissende betekenis zijn alle omstandigheden van het concrete geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid mee brengen. Dit is recentelijk door de Hoge Raad nog eens herhaald (HR 25 november 2016, JAR 2016/303, ECLI:NL:HR:2016:2687).
4.2.
Wat betreft de letterlijke tekst en bewoordingen van de relevante bepalingen overweegt de kantonrechter het volgende.
In de definitie van “Bruto Jaarsalaris c.q. Jaarloon” en van “Emolumenten” in artikel 4 van het Sociaal Plan komt een aantal begrippen voor die van elkaar, in subtiele en geringe mate, verschillen. De kantonrechter wijst allereerst op “het …. vaste gegarandeerde salaris of loon”, vervolgens “vaste en overeengekomen looncomponenten”, vervolgens “een vast deel van een tantièmeregeling”, voorts “het vast overeengekomen salaris of loon” en vervolgens, onder “Emolumenten”, “andere niet overeengekomen (vaste) looncomponenten”.
4.3.
Naar het oordeel van de kantonrechter vormt het begrip “vaste en overeengekomen” als adjectief bij respectievelijk “looncomponenten”, “13e maand” en “prestatietoeslag” geen hendiadys. Het begrip vast komt immers ook voor in de beide definities van “Bruto Jaarsalaris c.q. Jaarloon” en “Emolumenten” los van “overeengekomen”, zoals blijkt uit het hierboven al genoemde “vast overeengekomen salaris” en “niet overeengekomen (vaste) looncomponenten”, terwijl bovendien opmerkelijk is dat bij het begrip vakantietoeslag in tegenstelling tot “13e maand” en “prestatietoeslag” niet “vaste en overeengekomen” voorkomt en dat daaraan moet worden toegeschreven dat met vakantietoeslag wordt gedoeld op de in de wet (maar ook cao) geregelde vakantiebijslag, met - naar aannemelijk is - meestal 8% als vast percentage.
4.4.
Voor de uitleg van het begrip “vast” en “vaste” dient het door BAM IR aangeroerde onderscheid tussen “vast” en “betaalperiode” (pleitnota Mr. Van Genderen namens BAM IR, p. 3, derde alinea van boven) niet te worden gevolgd. Immers tot “Bruto Jaarsalaris c.q. Jaarloon” in de zin van art. 4 onder e Sociaal Plan behoort het … vaste … loon …exclusief Emolumenten per betalingsperiode”. Daartoe behoren ook “een vast deel van een tantièmeregeling” en (een vast deel van) “harmonisatie-compensatie”, terwijl daarover niets wordt opgemerkt ter zake een betalingsperiode. De “betalingsperiode” komt verder alleen voor bij het begrip “Emolumenten” als element van de definitie van “Bruto Jaarsalaris c.q. Jaarloon”, en niet van de eigen definitie van “Emolumenten” in de zin van art. 4 onder h van het Sociaal Plan. Ten slotte ziet “betaalperiode” dan op de omstandigheid dat het als een technisch begrip wordt gebruikt, in de zin dat de betalingsperiode dient te worden vermenigvuldigd met het aantal betalingsperioden per jaar (12 x per maand, 13 x periode,
52 x week).
4.5.
Op grond van het bovenstaande kan derhalve ook niet het standpunt van BAM IR worden gevolgd dat, zodra het gaat om betalingen waarvan de omvang maandelijks kan wijzigen, sprake is van een “Emolument” in de zin van het Sociaal Plan.
4.6.
Voorts is naar het oordeel van de kantonrechter voor de uitleg van “vast” en “vaste” van belang dat ook het woord “variabele” in het sociaal plan wordt gebruikt.
Het begrip “variabele betalingen” komt voor in de definitie van “Emolumenten” maar kent geen verdere uitwerking dan het gebruik van het woord in twee vormen. Immers emolumenten wordt gedefinieerd als “vergoedingen en verstrekkingen zoals onder meer maar niet uitsluitend” reiskostenvergoedingen en onkostenvergoedingen, alsmede ter beschikking gestelde middelen zoals auto, telefoon, computer en gereedschap en dergelijke. Voorts worden gratificatie en bonussen en andere niet overeengekomen (vaste) looncomponenten en de “discretionaire en/of variabele betalingen” en/of “uitkeringen uit hoofde van de BAM Variabele beloningsregeling” als voorbeelden benut.
Het begrip variabel(e) dient derhalve te worden uitgelegd als in het ene geval specifiek behorend bij een “Variabele beloningsregeling” (die, naar van algemene bekendheid is, vaak te maken heeft met bijzondere prestaties van een individuele werknemer, die bijzonder beloond worden) en als afzonderlijk begrip in de zin van “discretionaire en/of variabele”. Aannemelijk is dat met “variabel” in “Emolumenten” wordt bedoeld: af en toe maar niet volgens een bepaald patroon of bepaalde afspraak plaatsvindende betalingen.
4.7.
Hoewel vrijwillige aanmelding voor de storingsdienst voor BAM IR bij het maken van het werkschema het uitgangspunt vormde, is ter zitting ook toegelicht dat als er onvoldoende vrijwillige aanmeldingen waren, er mensen werden aangewezen. Daarmee is voldoende aannemelijk dat het inherent aan de functie van [verzoeker sub 1] c.s. was dat er storingsdiensten gedraaid dienden te worden.
4.8.
Genoegzaam is komen vast te staan dat die storingsdiensten een structureel karakter hadden. Ter zitting is toegelicht dat er in vaste ploegen werd gewerkt en dat men de ene week “op de dag” zat en de andere week “op de nacht”. Dit is jaren zo gegaan.
Verder is voldoende komen vast te staan dat de werknemers gebonden waren aan het schema van de storingsdienst, dat vooraf voor een jaar werd vastgelegd. In oktober en november voorafgaand aan het nieuwe jaar moesten de werknemers die storingsdiensten draaiden hun verlofwensen voor dat jaar doorgeven. Vakanties van die werknemers werden op elkaar afgestemd. Ter zitting is bovendien onweersproken naar voren gebracht dat degenen die storingsdiensten draaiden, waren uitgesloten van de sneeuwploegen die na sneeuwval
’s winters werden ingezet, hetgeen het standpunt van [verzoeker sub 1] c.s. over het verplichtende en structurele karakter van de storingsdienst onderschrijft.
4.9.
In het licht van het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, en gelet op hetgeen partijen over en weer hebben aangevoerd is de kantonrechter van oordeel dat een paar van de genoemde toeslagen veeleer geschaard moeten worden onder de in het Sociaal Plan gegeven definitie van “Bruto Jaarsalaris c.q. Jaarloon”, als zijnde vaste en overeengekomen looncomponenten, en niet onder “Emolumenten”, nu deze toeslagen niet gebaseerd zijn op een vrijblijvende deelname aan de storingsdienst. [verzoeker sub 1] c.s. hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat de toeslag voor de storingsdienst in ieder geval 20 of 25% bedraagt en wordt opgebouwd volgens een vast stramien te weten zondag 2:00 uur, zaterdag anderhalf uur, tot 8 ½ uur per week om de veertien dagen.
Ten aanzien van “Venstertoeslag” en “Compensatie bereikbaarheid” is de kantonrechter van oordeel dat dit per periode terugkerende vaste vergoedingen zijn die vanwege de verknochtheid met het draaien van de storingsdienst als vast en overeengekomen looncomponent moeten worden aangemerkt. Dit geldt echter niet voor de toeslagen “Oproepen”, “Meeruren” en “Uren boven contract” die afhankelijk zijn van de hoeveelheid storingsmeldingen tijdens de storingsdienst en dus als variabel looncomponent aangemerkt moet worden.
4.10.
De omstandigheid dat het Sociaal Plan, anders dan haar voorganger, geen addendum kent waarin, voor zover hier van belang, het gemiddelde van de onregelmatigheidstoeslagen onder de definitie ‘Bruto jaarsalaris’ werd gebracht, rechtvaardigt niet de conclusie dat deze onregelmatigheidstoeslagen bij de berekening van de beëindigingsvergoeding buiten beschouwing gelaten moeten worden omdat die aangemerkt moet worden als ‘Emolumenten’. Zoals hierboven is overwogen biedt een analyse van de in dat verband relevante begrippen en bewoordingen in het Sociaal Plan, in onderlinge samenhang bezien, daarvoor onvoldoende aanknopingspunten.
4.11.
In antwoord op de door partijen aan de kantonrechter voorgelegde rechtsvraag tellen dus de door [verzoeker sub 1] c.s. genoemde toeslagen, met uitzondering van de toeslagen “Oproepen”, “Meeruren” en “Uren boven contract”, mee bij het bepalen van het bruto jaarsalaris en dienen deze dus in beschouwing te worden genomen bij de berekening van de beëindigingsvergoeding in de zin van artikel 22 en 23 Sociaal Plan.
Het verzoek van [verzoeker sub 1] c.s. zal worden ingewilligd, met dien verstande dat daarbij wordt uitgegaan van het gemiddelde van deze toeslagen, met uitzondering van de toeslagen “Oproepen”, “Meeruren” en “Uren boven contract”, verdiend in het jaar 2016.
4.12.
In de onderhavige procedure zijn geen proceskosten gevorderd. De kantonrechter ziet aanleiding om de proceskosten met betrekking tot deze kwestie te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.13.
Tegen deze beschikking staat hoger beroep open. Partijen hebben zich de mogelijkheid tot het instellen van hoger beroep bij de indiening van het verzoek ex artikel 96 Rv uitdrukkelijk voorbehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- bepaalt dat de onder r.o. 3.2.1 genoemde toeslagen, met uitzondering van de toeslagen “Oproepen”, “Meeruren” en “Uren boven contract”, gezien moeten worden als vaste en overeengekomen looncomponenten zoals bedoeld in artikel 4 onder e van het Sociaal Plan;
- bepaalt dat bij de berekening van het jaarsalaris/maandsalaris uitgegaan wordt van het gemiddelde van de toeslagen, met uitzondering van de toeslagen “Meeruren” en “Uren boven contract”, verdiend in 2016;
- bepaalt dat de beëindigingsvergoeding berekend wordt op basis van het inclusieve maandsalaris;
- compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven mr. J.J.M. de Laat en is in het openbaar uitgesproken op
2 mei 2018.