Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de mondelinge behandeling op 9 januari 2018, waarvan aantekening is gehouden.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft eiseres, na een scheiding in 2015, een kort geding aangespannen tegen de Belastingdienst Toeslagen. Eiseres, die samen met haar kinderen in Amsterdam Zuid-Oost woont, heeft te maken met een terugvordering van kinderopvangtoeslag van meer dan € 48.000,00. De Belastingdienst heeft beslag gelegd op haar loon en een beslagvrije voet vastgesteld van € 488,00 per maand, wat eiseres onvoldoende acht om haar woonlasten te dekken. Eiseres heeft verzocht om verhoging van de beslagvrije voet tot € 1.711,00, met terugwerkende kracht vanaf 9 november 2017, en heeft daarbij haar werkelijke woonlasten en financiële situatie uiteengezet. De Belastingdienst heeft verweer gevoerd en gesteld dat zij gebonden is aan de wet- en regelgeving, die een maximum voor de woonlasten bij de berekening van de beslagvrije voet voorschrijft.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de huidige beslagvrije voet onvoldoende is om eiseres in staat te stellen haar vaste lasten te voldoen. De rechter heeft vastgesteld dat de werkelijke woonlasten van eiseres aanzienlijk hoger zijn dan de door de Belastingdienst gehanteerde bedragen. Gezien de noodsituatie waarin eiseres verkeert, heeft de voorzieningenrechter besloten de beslagvrije voet te verhogen tot € 769,00 per maand. De vordering van eiseres om het teveel afgedragen bedrag terug te betalen is afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.