ECLI:NL:RBMNE:2018:2000

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
9 mei 2018
Zaaknummer
459389 / HA RK 18-143
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de eerste wrakingskamer in een arbeidsgeschil

Op 9 mei 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoekster, die op 16 april 2018 de rechter had gewraakt die haar arbeidsgeschil zou behandelen. De wrakingskamer zou oorspronkelijk op 3 mei 2018 bijeenkomen, maar deze zitting ging niet door vanwege de wraking van de leden van de eerste wrakingskamer, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, mr. A. van Dijk en mr. H.A. Brouwer. Verzoekster heeft de wrakingskamer gewraakt op basis van verschillende klachten, waaronder de bewering dat de klachtencoördinator haar klachten niet correct had opgeschreven en dat de locatie van de zitting was gewijzigd zonder adequate communicatie.

De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de relevante Europese normen. De kamer oordeelde dat de klachten van verzoekster niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechters te twijfelen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was en verklaarde het verzoek zonder behandeling op zitting niet-ontvankelijk.

De beslissing werd genomen door mr. drs. S.M. van Lieshout als voorzitter, met mr. M.C. Oostendorp en mr. N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer. De griffier, mr. R.H.M. den Ouden, was ook aanwezig. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 459389 / HA RK 18-143
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van
9 mei 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: verzoekster.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft op 16 april 2018 de rechter gewraakt die haar zaak (een arbeidsgeschil) zou behandelen. Deze wraking zou door de wrakingskamer ter zitting worden behandeld op 3 mei 2018. Bij e-mail van 1 mei 2018 heeft verzoekster de leden van de wrakingskamer gewraakt. Dat zijn de rechters mr. G.L.M. Urbanus, mr. A. van Dijk en mr. H.A. Brouwer, verder te noemen de eerste wrakingskamer. De geplande zitting van
3 mei 2018 is niet doorgegaan vanwege de wraking van de eerste wrakingskamer. Dit wrakingsverzoek ligt nu ter beoordeling voor.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Voor de beoordeling van het wrakingsverzoek wordt de toepasselijke norm voorts gegeven door artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden in samenhang met de door de Hoge Raad en het Europese hof voor de rechten van de mens ontwikkelde criteria. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan sprake zijn indien de rechter vanwege een persoonlijke overtuiging vooringenomen is. Ook kan daarvan sprake zijn indien zich feiten en omstandigheden voordoen die objectief bezien de (subjectieve) vrees bij de rechtzoekende rechtvaardigen dat het de rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt.
2.3.
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de hiervoor bedoelde zin, dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een procespartij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die procespartij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
2.4.
Uitgangspunt is dat een wrakingsverzoek op zitting wordt behandeld. Indien het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, kan van dit uitgangspunt worden afgeweken in de gevallen die zijn genoemd in 9.1 a. t/m i. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank.
2.5.
Verzoekster stelt in haar wrakingsverzoek allereerst dat dat de klachtencoördinator van de rechtbank haar klachten niet juist op papier heeft gezet. Omdat deze stelling geen betrekking heeft op (één van) de leden van de eerste wrakingskamer kan deze geen grond voor wraking zijn.
2.6.
Voorts stelt verzoekster dat de locatie van de zitting gewijzigd is en dat de zitting waarop haar zaak zou worden behandeld niet op de website van de rechtbank staat vermeld. Het reguliere zittingsrooster van de wrakingskamer voor 2018 is gepubliceerd op de website van de rechtbank. Het is juist dat de zitting van 3 mei 2018 daarop niet is vermeld. Deze zitting is in de plaats gekomen van de zitting van 11 mei 2018 die wel op het zittingsrooster is vermeld. Reden hiervoor is dat op 11 mei 2018 geen rechters beschikbaar zouden zijn om een wrakingskamer te vormen. Dit is ook reden voor de wijziging van de locatie. Op 3 mei 2018 kon alleen in Almere een wrakingskamer samenkomen. De wrakingskamer kan overigens afwijken van het reguliere zittingsrooster, zoals ook op de website staat vermeld. Voorts is de wrakingskamer gebleken dat aan verzoekster per abuis in de eerste oproepbrief van 24 april 2018 is vermeld dat sprake is van een wijziging. Vervolgens is op 25 april 2018 bericht dat de locatie is gewijzigd terwijl de correcte locatie (Almere) al in de eerste oproepbrief is vermeld. Dit is mogelijk verwarrend geweest voor verzoekster, maar ook dit kan geen grond vormen voor wraking van de eerste wrakingskamer. Het gaat hier puur om een organisatorische kwestie. Wat verzoekster hierover opmerkt is niet gericht tegen (één van) de leden van de eerste wrakingskamer maar zou voor elke wrakingskamer gelden.
2.7.
Verzoekster stelt verder dat één van de drie rechters haar ontslag heeft ingediend en dat de andere twee voorkomen bij een onderzoek door House of Commons. Deze stellingen zijn echter niet onderbouwd. Bovendien noemt verzoekster niet de naam van het lid/de leden van de eerste wrakingskamer op wie de stellingen betrekking hebben. De wrakingskamer oordeelt daarom dat deze stellingen onvoldoende zijn gemotiveerd.
2.8.
Tot slot voert verzoekster in haar wrakingsverzoek tegen de eerste wrakingskamer dezelfde grond(en) aan als zij aanvoert in haar wrakingsverzoek tegen de rechter van 16 april 2018. Uit gronden gericht tegen die betreffende rechter kan echter op geen enkele manier de (schijn van) partijdigheid van de eerste wrakingskamer worden afgeleid.
2.9.
De wrakingskamer oordeelt gelet op het voorgaande met verwijzing naar onderdeel 9.1.b., 9.1.d., 9.1.g. en 9.1.h. van het wrakingsprotocol van deze rechtbank dat het verzoek tot wraking van de eerste wrakingskamer kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarom wordt dit wrakingsverzoek zonder behandeling op zitting niet-ontvankelijk verklaard.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
bepaalt dat de behandeling van het wrakingsverzoek met zaaknummer 458577 / HA RK 18-127 dient te worden voortgezet in de stand waarin dit zich bevond op het moment van schorsing vanwege het wrakingsverzoek;
3.3.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de rechters tegen wie het verzoek gericht is en andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling Civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. drs. S.M. van Lieshout, voorzitter, mr. M.C. Oostendorp en mr N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. R.H.M. den Ouden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.