ECLI:NL:RBMNE:2018:2000
Rechtbank Midden-Nederland
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Wrakingsverzoek tegen de eerste wrakingskamer in een arbeidsgeschil
Op 9 mei 2018 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van verzoekster, die op 16 april 2018 de rechter had gewraakt die haar arbeidsgeschil zou behandelen. De wrakingskamer zou oorspronkelijk op 3 mei 2018 bijeenkomen, maar deze zitting ging niet door vanwege de wraking van de leden van de eerste wrakingskamer, bestaande uit mr. G.L.M. Urbanus, mr. A. van Dijk en mr. H.A. Brouwer. Verzoekster heeft de wrakingskamer gewraakt op basis van verschillende klachten, waaronder de bewering dat de klachtencoördinator haar klachten niet correct had opgeschreven en dat de locatie van de zitting was gewijzigd zonder adequate communicatie.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster beoordeeld aan de hand van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de relevante Europese normen. De kamer oordeelde dat de klachten van verzoekster niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen objectieve redenen waren om aan de onpartijdigheid van de rechters te twijfelen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk was en verklaarde het verzoek zonder behandeling op zitting niet-ontvankelijk.
De beslissing werd genomen door mr. drs. S.M. van Lieshout als voorzitter, met mr. M.C. Oostendorp en mr. N.M. Spelt als leden van de wrakingskamer. De griffier, mr. R.H.M. den Ouden, was ook aanwezig. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.