Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek en het verweer
- verzoeker te verbieden om de zoon opnieuw bij de moeder weg te houden,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 10 april 2018 een verzoek tot wraking behandeld dat was ingediend door verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E. Doornbos. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. G.A.M. Peper, de behandelend voorzieningenrechter in een kort gedingzaak waarin de moeder van verzoeker een vordering had ingediend om de zoon aan haar af te staan en verzoeker te verbieden om de zoon bij de moeder weg te houden. Verzoeker stelde dat de rechter hem niet aan het woord had gelaten tijdens de zitting op 21 maart 2018, wat zijn vertrouwen in de onpartijdigheid van de rechter had geschaad.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek op 27 maart 2018 met gesloten deuren is behandeld. Tijdens deze zitting was alleen verzoeker en zijn advocaat aanwezig, terwijl de gewraakte rechter en de moeder niet verschenen. Verzoeker voerde aan dat de rechter partijdig was omdat zij de vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming te veel ruimte gaf om haar stellingen in te nemen zonder dat hij daar op kon reageren.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid van de rechter. De rechter had volgens de wrakingskamer voldoende gelegenheid geboden aan verzoeker om zijn standpunten toe te lichten. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, met de beslissing dat de procedure met zaaknummer C/16/456873 KL ZA 18/88 voortgezet dient te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.
De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.