ECLI:NL:RBMNE:2018:194

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
16/659534-17; 16/172221-16 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en bedreiging met vuurwapen in café te Zeist

Op 16 mei 2017 heeft de verdachte in een café in Zeist geprobeerd om verschillende personen van het leven te beroven met een vuurwapen. Tijdens het incident heeft hij het wapen gericht, ermee gezwaaid en meerdere keren de trekker overgehaald, maar het wapen weigerde te vuren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het voorhanden hebben van een vuurwapen met scherpe munitie. De verdachte is eerder veroordeeld voor geweldsdelicten en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf die nu ten uitvoer wordt gelegd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank oordeelt dat de verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden en dat zijn gedrag een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van anderen met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/659534-17; 16/172221-16 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te PI Nieuwegein - HvB loc. Nieuwegein te Nieuwegein.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 augustus 2017, 21 november 2017 en 9 januari 2018. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie,
mr. N.T.R.M. Franken, en van hetgeen verdachte en mr. M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat verdachte:
feit 1op 16 mei 2017 te Zeist heeft gepoogd om opzettelijk, al dan niet met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] van het leven te beroven;
feit 2op 16 mei 2017 te Zeist [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] met een vuurwapen met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling heeft bedreigd;
feit 3op 16 mei 2017 te Zeist bezoekers van [café] met een vuurwapen met enig misdrijf tegen het leven, althans met zware mishandeling heeft bedreigd;
feit 4op 16 mei 2017 te Zeist een revolver en/of drie scherpe patronen voorhanden heeft gehad; en
feit 5in de periode van 16 mei 2017 tot en met 18 mei 2017 te Zeist een ploertendoder voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde vordert de officier van justitie verdachte vrij te spreken met betrekking tot de voorbedachten rade en met betrekking tot [slachtoffer 4] , nu het wapen niet direct op hem gericht is geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat op basis van het dossier twee scenario’s mogelijk zijn. In het geval van het eerste, primaire scenario – verdachte verklaart naar waarheid, namelijk dat hij het wapen van [slachtoffer 3] heeft afgepakt – is in [café] sprake van noodweer dan wel noodweerexces. Door het achtervolgen van verdachte door vier personen is sprake van een (dreigende) ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waar handelen ter verdediging geboden was. Indien sprake is van noodweer dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor het onder 1. ten laste gelegde. Indien sprake is van noodweerexces dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1. ten laste gelegde. In het geval van het tweede, subsidiaire scenario – verdachte verklaart niet naar waarheid; het wapen is wel van hem – is sprake van een absoluut ondeugdelijke poging die er naar zijn uiterlijke verschijningsvorm niet op was gericht personen neer te schieten, doch enkel deze personen te bedreigen of te laten schrikken. Verdachte is er in dit scenario mee bekend dat het wapen in combinatie met deze munitie niet werkte en heeft dit wapen slechts aangeschaft om te dreigen. Door deze absoluut ondeugdelijke poging en het daarmee ontbreken van het opzet van verdachte om iemand te doden, dient verdachte wat betreft het onder 1. ten laste gelegde – respectievelijk – te worden ontslagen van alle rechtsvervolging dan wel te worden vrijgesproken. Wat betreft het onder 2. ten laste gelegde dient verdachte in het geval van het eerste scenario voor dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging nu sprake is van noodweer(exces). In het geval van het tweede scenario refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, nu het in dit scenario juist de bedoeling lijkt te zijn geweest de achtervolgers te bedreigen. Wat betreft het onder 3. ten laste gelegde is er – in het geval van beide scenario’s – bij verdachte nimmer de opzet geweest tot het bedreigen van de personen op het terras van [café] . Doordat verdachte in paniek was, heeft hij de kans dat hij de bezoekers vrees zou aanjagen niet bewust kunnen aanvaarden. Wat betreft het onder 4. ten laste gelegde dient verdachte in het geval van het eerste scenario van dit feit te worden vrijgesproken, nu een dusdanig kortstondig bezit van het wapen niet leidt tot het voorhanden hebben van dit wapen zoals bedoeld in de Wet wapens en munitie. In het geval van het tweede scenario refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Gelet op de bekennende verklaring van verdachte refereert de verdediging zich wat betreft het onder
5. ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 16 mei 2017 in [café] te Zeist stond. Hij zag dat er een jongen binnen kwam rennen in het café. Deze man riep hard: ‘Bel 112!’. Er rende een groep mannen achter deze jongen aan. [2] Tijdens het bellen van 112 hoorde getuige [getuige 1] de groep mannen roepen: ‘Hij heeft een vuurwapen!’ Zowel de man als de groep die achter hem aan zat, renden de achterzijde van het café in. Aangekomen in het achterste gedeelte van het café zag getuige [getuige 1] alleen de groep mannen staan aan het einde van de bar aldaar. Ineens zag hij uit de opkamer, een extra ruimte in het restaurant welke schuin achter de bar ligt, een uitgestrekte arm steken met in de hand van deze arm een revolver. Getuige [getuige 1] hoorde duidelijk ‘klik, klik’, alsof de trekker werd overgehaald. Vervolgens zag hij dat de jongen die het wapen vasthad door de groep mannen heen naar buiten het terras op rende. [3]
Getuige [getuige 2] zag dat een jongen met een pistool in zijn hand uit de opkamer kwam. Zij zag dat de jongen tot drie keer toe de trekker overhaalde en zij hoorde tot drie keer toe een klik. [4] Op het terras zag zij dat de jongen weer de trekker overhaalde. [5]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij een jongen door [café] zag rennen, helemaal
naar achteren. Zij hoorde een klikachtig iets. De jongen is vervolgens vanaf de verhoging achter terug gerend. Zij zat op het terras. Zij zag de persoon met het vuurwapen in zijn hand rondzwaaien. Het leek alsof hij in het wilde weg zou gaan schieten. Toen heeft zij ook geklik gehoord. [6] Als het pistool niet had geweigerd, dan had hij meerdere mensen geraakt, achterin op de verhoging in het restaurant en op het terras. [7] Er heerste een sfeer van onrust en angst op het terras. Er zijn mensen weggerend en veel mensen zijn geschrokken. [8]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij zich op het terras van [café] bevond. Vanuit een aparte ruimte achterin het restaurant hoorde hij [9] meerdere keren een klik, alsof er een trekker werd overgehaald maar het wapen weigerde. Op het terras zag hij dat een jongen de revolver in zijn linkerhand had en daarmee langs zijn lichaam zwaaide. [10]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij iemand met een pistool het terras op zag lopen. Op het terras dook iedereen onder tafels. [11] De jongen hield het wapen in de lucht. Getuige [getuige 5] heeft toen een klik gehoord. De jongen heeft ook met het wapen rond gezwaaid. [12] Als het pistool was afgegaan, dan waren er doden gevallen. De jongen was echt in het wilde weg aan het zwaaien met het ding. [13] Getuige [getuige 5] was heel bang. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [café] in is gerend en dat hij toen een wapen bij zich had. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij daarna met het wapen in zijn hand het terras op is gerend. [15]
Op de camerabeelden van het incident is het volgende te zien. [16] Verdachte rende het restaurantgedeelte in en werd gevolgd door een tweetal personen. Een van deze personen is [slachtoffer 1] . De andere persoon vertoont gelijkenis met [slachtoffer 2] . [17] Toen verdachte het restaurantgedeelte in rende, was op de beelden van het terras te zien dat een tweetal personen om het terras heen renden. Dit zijn [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . [18] In het restaurant liep verdachte richting de opkamer en verdween hij achter de counter uit beeld. [slachtoffer 1] liep richting de opkamer en verdween uit het zicht. [slachtoffer 2] verdween uit het zicht richting de opkamer. [19] Verdachte liep uit de richting van de opkamer en had een vuurwapen gericht in de richting van de opkamer. Verdachte rende naar buiten naar het terras. [20]
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte het terras van [café] op rende. Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) richtte toen het wapen op hem. Op dat moment was de afstand tussen hen 4,5 meter. Verdachte ging bij [café] naar binnen. Daarna kwam hij weer naar buiten en richtte hij achteruit het pistool op [slachtoffer 3] . Dan is er ongeveer 2 meter afstand tussen verdachte en [slachtoffer 3] . [21]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het wapen in [café] op [slachtoffer 1] heeft gericht. [22] [slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat verdachte bij de bar het pistool op hem heeft gericht. [23]
Namens café/restaurant [café] is aangifte gedaan van bedreiging. Op het moment van het incident waren er ongeveer 40 à 50 gasten op het terras. Bij het terugkijken van de camerabeelden is goed te zien dat er diverse gasten wegrennen vanaf het terras. [24]
De volgende goederen zijn inbeslaggenomen: [25]
AAGG2313NL munitie; scherp patroon categorie III;
AAGG2314NL munitie; scherp patroon categorie III;
AAGG2315NL munitie; scherp patroon categorie III;
AAGG2312NL vuurwapen; revolver; merk Acier Forgé model 1892 categorie III, sub I. [26]
De scherpe patronen AAGG2313NL, AAGG2314NL en AAGG2315NL (kaliber .32) zijn afkomstig uit het vuurwapen AAGG2312NL (kaliber 8mm). Ondanks dat dit niet het originele kaliber is, konden deze patronen wel in dit vuurwapen worden geladen. Alle drie de patronen waren voorzien van een zogenaamde indent. Dit wil zeggen dat de slagpin/haan van een vuurwapen in/op het slaghoedje van het patroon is geslagen. Deze patronen waren om onbekend gebleven redenen niet afgevuurd. Met het wapen zijn proefschoten afgevuurd. Hierbij is gebruik gemaakt van de scherpe patronen AAGG2313NL, AAGG2314NL en AAGG2315NL en drie scherpe patronen kaliber 8mm. Tijdens de proefschoten bleek dat de patronen AAGG2313NL, AAGG2314NL en AAGG2315NL niet werden afgevuurd met dit vuurwapen. De munitie in het kaliber 8mm werd wel afgevuurd. [27]
Uit een vergelijkend DNA-onderzoek zijn de volgende resultaten gekomen:
- Binnenzijde trommel revolver [verdachte] is niet uitgesloten als donor
AAGG2312NL#01
- Patroon [verdachte] is niet uitgesloten als donor
AAGG2313NL#01 [28]
Deze resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen levert het volgende op.
-
Binnenzijde trommel revolver (AAGG2312NL#01)
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
-
Patroon (AAGG2313NL#01)
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en één onbekende, niet verwant persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is. [29]
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
Verdachte heeft het onder 5. ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2017 met een fotobijlage, inhoudende de categorisering van de ploertendoder aangetroffen in de woning van verdachte, doorgenummerde pagina 261 en verder;
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde
Op basis van het dossier en hetgeen de officier van justitie ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, leest de rechtbank de tenlastelegging aldus dat deze ziet op het incident dat op
16 mei 2017 bij [café] heeft plaatsgevonden en dus niet op de incidenten die – eventueel – eerder die avond hebben plaatsgevonden.
Scenario
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het betreffende vuurwapen van [slachtoffer 3] heeft afgepakt op het moment dat zij in de garage onder het huis van verdachte in gevecht zijn geraakt. Verdachte zou zich in dit gevecht aan de hand van [slachtoffer 3] , met daarin het vuurwapen, omhoog hebben getrokken waarna hij het vuurwapen zelf in handen kreeg. Op basis van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk. Volgens de verklaring van verdachte en die van [slachtoffer 3] zelf is het steeds [slachtoffer 3] geweest die de witte Volkswagen Golf waarmee verdachte werd achtervolgd bestuurde. Op de camerabeelden rondom de garage is te zien dat verdachte, gevolgd door de witte Volkswagen Golf, de garage in rende. De bestuurder van de Volkswagen wil deze garage ook in rijden, maar omdat verdachte de garage alweer uit rent, trapt de bestuurder voordat hij in de garage komt op de rem en rijdt hij de Volkswagen vervolgens achteruit, bij de garage vandaan. Kort daarna bereikt verdachte [café] , waar hij, zoals hij zelf ook heeft verklaard, het vuurwapen tot zijn beschikking had. De camerabeelden weerleggen aldus de verklaring van verdachte dat hij in de garage de gelegenheid had om het wapen van [slachtoffer 3] af te pakken. Niet is gebleken dat [slachtoffer 3] überhaupt in de garage is geweest en voorts is het verblijf van verdachte in de garage dusdanig kort geweest dat het onwaarschijnlijk is dat hij aldaar met iemand in gevecht heeft kunnen geraken waarbij hij in de gelegenheid was om een vuurwapen af te pakken. Voorts blijkt uit het dossier niet dat verdachte op enig ander moment in de gelegenheid is geweest om een vuurwapen van [slachtoffer 3] af te pakken. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat uit het DNA-onderzoek volgt dat de hypothese dat de bemonstering van de sporen aan de binnenzijde van de trommel van de revolver en op het patroon DNA bevat dat mede van verdachte afkomstig is extreem veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat het gaat om DNA van onbekend gebleven personen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat zijn DNA op de binnenzijde van het revolver en het patroon kan zijn beland doordat het revolver steeds openklapte, ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte bij de politie, op de vraag of hij de patronen in het wapen heeft vastgehad, heeft geantwoord dat hij geen patronen heeft gezien. Verdachte verklaart dat op de patronen of de binnenzijde van het wapen geen vingerafdrukken of DNA van hem kunnen worden gevonden. De rechtbank gaat aldus uit van het scenario dat verdachte het betreffende vuurwapen reeds in zijn bezit had voordat er op 16 mei 2017 een confrontatie met de familie [familie] en [slachtoffer 1] plaatsvond.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Voorbedachten rade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging eens dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat sprake was van handelen met voorbedachten rade, nu niet is gebleken dat sprake was van een vooropgezet plan van verdachte om leden van de familie [familie] dan wel [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Ondeugdelijke poging
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of bij het richten van het revolver op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het daarbij overhalen van de trekker sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging, zoals door de verdediging is bepleit, het volgende. Het is vaststaande jurisprudentie dat van een straffeloze, absoluut ondeugdelijke poging pas kan worden gesproken als de uitvoeringshandeling zo kinderlijk, zo ondoeltreffend en/of zo ongerijmd is dat zij nimmer tot het door de verdachte beoogde doel had kunnen leiden, zelfs onder voor hem zeer gunstige omstandigheden. Naar de aard van de uitvoeringshandeling was hiervan in het onderhavige geval geen sprake; de verdachte gebruikte een deels geladen revolver. De omstandigheid dat ten gevolge van het plaatsen van een ander dan gebruikelijk kaliber in de kamer uiteindelijk geen kogel is afgevuurd, heeft niet tot gevolg dat dit de verdachte disculpeert en dat van een absoluut ondeugdelijke poging sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich bediend van een relatief ondeugdelijk middel. Het niet afvuren van de kogel(s) betreft aldus een van verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid en voorts, naar de rechtbank aannemelijk acht, een omstandigheid die de verdachte niet van te voren heeft voorzien. Anders dan de raadsman is de rechtbank daarnaast van oordeel dat – ook met inachtneming van het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar de werking van de revolver – in het dossier geen steun kan worden gevonden voor de stelling dat de revolver absoluut ondeugdelijk zou zijn, in die zin dat het zonder meer feitelijk onmogelijk is om daarmee iemand door schoten van het leven te beroven. Het verweer dienaangaande wordt derhalve verworpen.
Noodweer(exces)
Enkel in het geval sprake is geweest van het scenario dat verdachte het wapen van
[slachtoffer 3] heeft afgepakt, heeft de raadsman het verweer gevoerd dat sprake is geweest van noodweer dan wel noodweerexces. Nu de rechtbank niet van dit scenario uitgaat behoeft het beroep op noodweer dan wel noodweerexces geen bespreking.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Ten aanzien van de onder 3. ten laste gelegde bedreiging van de bezoekers van [café] oordeelt de rechtbank dat verdachte door op een vol terras met een vuurwapen te zwaaien en van dit vuurwapen de trekker over te halen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de bezoekers van [café] vrees zou aanjagen. Niet aannemelijk is geworden dat er bij verdachte sprake was van een dusdanige gemoedstoestand dat hij van elk inzicht ten aanzien van de gevolgen van zijn handelwijze verstoken was. Dat de bezoekers van [café] door het handelen van verdachte ook daadwerkelijk geschrokken zijn, blijkt uit de bewijsmiddelen.
Conclusie
Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat de onder 1. impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank oordeelt voorts dat de onder 1. impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag, de onder 2. en 3. ten laste gelegde bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht, het onder 4. ten laste gelegde voorhanden hebben van het vuurwapen en scherpe munitie en het onder 5. ten laste gelegde voorhanden hebben van een ploertendoder wettig en overtuigend kan worden bewezen. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het onder 1. ten laste gelegde ook is gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en dat het onder 2. ten laste gelegde ook is gepleegd jegens [slachtoffer 4] , zodat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
op 16 mei 2017 te Zeist ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven met dat opzet:
- een vuurwapen op het hoofd of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gericht en
- vervolgens driemaal de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
op 16 mei 2017 te Zeist [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- een vuurwapen op het hoofd of het lichaam van die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] gericht en
- vervolgens bij die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] driemaal de trekker van het vuurwapen overgehaald (waardoor een klikkend geluid te horen was);
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
op 16 mei 2017 te Zeist bezoekers van het café/restaurant [café] te Zeist heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichtbaar voor die bezoekers een vuurwapen in de hand gehouden en daarmee zwaaiende bewegingen gemaakt;
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
op 16 mei 2017 te Zeist een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver (merk
Acier Forgé, model 1892) en munitie van categorie III, te weten drie scherpe patronen, telkens voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
in de periode van 16 tot en met 18 mei 2017 te Zeist, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 en feit 2eendaadse samenloop van poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 2bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 4handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie; en
feit 5handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van zeven jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat, in het geval van strafoplegging, er rekening mee dient te worden gehouden dat de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor een poging doodslag waarbij daadwerkelijk is geschoten een gevangenisstraf voor de duur van 36 tot 48 maanden is. In onderhavige zaak bestond er geen daadwerkelijk gevaar nu er geen kogel is afgevuurd. In strafmatigende zin dient naar de mening van de raadsman te worden meegenomen dat verdachte geen recidive heeft voor soortgelijke feiten en dat het enkel door een onvoorziene omstandigheid zo is gelopen dat verdachte op het terras van [café] terecht is gekomen. Voor het onder 4. ten laste gelegde dient geen aparte straf te worden opgelegd, nu dit feit geheel opgaat in het onder 1. ten laste gelegde.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Op de avond van 16 mei 2017 heeft verdachte zich in café/restaurant [café] schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op verschillende personen, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van verschillende personen en het voorhanden hebben van een vuurwapen met daarin scherpe munitie. In het restaurant en op het terras van [café] heeft verdachte het wapen gericht, ermee rondgezwaaid en vervolgens meermalen de trekker overgehaald. Verdachte stelt tot dit gevaarzettende gedrag te zijn overgegaan doordat hij door een groep van vier personen werd achtervolgd. De rechtbank vindt het ernstig en rekent het verdachte ten zeerste aan dat hij enkel door deze achtervolging, waarbij geen wapen noch enige vorm van geweld is gebruikt, het risico op meerdere, niet bij het incident betrokken dodelijke slachtoffers, heeft genomen. Dat er uiteindelijk geen (dodelijke) slachtoffers zijn gevallen is enkel te danken aan het buiten de wil van verdachte gelegen gegeven dat het wapen weigerde de geladen kogels af te vuren. Door zijn handelen heeft verdachte een groot gevoel van angst doen ontstaan bij de gasten en medewerkers in het café/restaurant en op het terras. Verdachte heeft hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid genomen. Verdachte heeft tevens in zijn woning een ploertendoder voorhanden gehad. Het bezit van een dergelijke wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 16 november 2017, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten en bedreiging, namelijk op
29 november 2016 tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich dient te melden bij Victas, dient mee te werken aan een behandeling voor zijn alcohol- en drugsproblematiek en zijn persoonlijke problematiek en verder dient mee te werken aan urinecontroles, het volgen van een budgettraining en, indien noodzakelijk, een opname ten behoeve van detoxificatie. Van deze voorwaardelijke straf wordt thans te tenuitvoerlegging gevorderd (zie rubriek 9.).
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een psychologisch rapport van
12 september 2017, uitgebracht door R. Bout, GZ-psycholoog en van een psychiatrisch
rapport van 4 september 2017, uitgebracht door C.J.F. Kemperman, psychiater, waaruit is
gebleken dat verdachte niet heeft willen meewerken aan de onderzoeken. Hierdoor kan geen
advies betreffende de toerekeningsvatbaarheid en een passende afdoening worden gegeven.
Wegens het ontbreken van dergelijke adviezen en het gegeven dat het gesprek met verdachte
zeer moeizaam verliep, heeft ook reclasseringsinstelling Inforsa in haar rapport van
13 november 2017 aangegeven geen advies te kunnen geven. Wel wordt opgemerkt dat het
reclasseringstoezicht wat liep ten tijde van het bewezenverklaarde feit kennelijk niet
recidivebeperkend heeft gewerkt nu verdachte opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. Om
die reden heeft een nieuw reclasseringstoezicht op dit moment geen meerwaarde.
Gelet op de ernst van de feiten en omstandigheden ziet de rechtbank geen andere passende
afdoening dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank
een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van voorarrest, passend en
geboden. De rechtbank overweegt daarbij dat zij de richtlijn van het Openbaar Ministerie voor poging doodslag in aanmerking heeft genomen. De rechtbank is van oordeel dat gelet op deze richtlijn, zijnde 36 tot 48 maanden, de eis van de officier van justitie te hoog is. Anderzijds doet een strafoplegging van deze duur, zoals de raadsman heeft verzocht aan verdachte op te leggen in het geval van strafoplegging, onvoldoende recht aan de ernst van de zaak. De rechtbank betrekt daarbij in het bijzonder dat sprake is van meerdere slachtoffers van de poging tot doodslag en van een publieke omgeving, waarbij sprake is geweest van bedreiging van en een grote gevaarzetting voor de mensen in het café/restaurant en op het terras. De rechtbank weegt daarbij ook mee dat meerdere feiten dan alleen een poging doodslag bewezen zijn verklaard.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht van
29 november 2016 (parketnummer 16/172221-16) is verdachte een gevangenisstraf van
twee maanden voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 45, 55, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/172221-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank
Midden-Nederland bij vonnis van 29 november 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.G. Bakker, voorzitter,
mrs. A.C. van den Boogaard en mr. D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van
23 januari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] van het leven te beroven met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg:
- een vuurwapen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft gericht en/of
- ( vervolgens) driemaal, althans één of meermalen, de trekker van het vuurwapen heeft overgehaald,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht; art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- een vuurwapen op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] gericht en/of
- ( vervolgens) driemaal, althans één of meermalen, de trekker van het vuurwapen overgehaald (waardoor een klikkend geluid te horen was);
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, (een) bezoeker(s) van het café/restaurant [café] te Zeist, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend zichtbaar voor die bezoeker(s) een vuurwapen in de hand gehouden en/of daarmee zwaaiende bewegingen gemaakt;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 16 mei 2017 te Zeist, althans in het arrondissement Midden-Nederland, een vuurwapen van categorie III, te weten een revolver (merk Acier Forgé, model 1892) en/of munitie van categorie III, te weten drie scherpe patronen, (telkens) voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
5.
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 18 mei 2017 te Zeist, een wapen, van categorie I, onder 3°, te weten een ploertendoder, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
(art 13 lid 1 Wet wapens en munitie)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van respectievelijk 17 mei 2017, 30 mei 2017 en 17 juli 2017, genummerd PL0900-2017146088, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 134, 135 tot en met 188 en 189 tot en met 352. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 113.
3.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 114.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 121.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 122.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 124.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 125.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 126.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 116.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 117.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 129.
12.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 130.
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 131.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 130.
15.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 januari 2018.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 61.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 62.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 63.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 154.
20.Een geschrift, zijnde een tijdlijn aan de hand van camerabeelden, pagina 174.
21.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 3] , pagina 108.
22.Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 9 januari 2018.
23.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [slachtoffer 1] , pagina 323.
24.Een proces-verbaal van aangifte, pagina 202.
25.Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 16 mei 2017, zijnde een geschrift.
26.Proces-verbaal voor-categorisering, pagina 45.
27.Proces-verbaal PL0900-2017146088-52 van bevindingen d.d. 27 december 2017 (geen paginanummer).
28.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek TMFI d.d. 17 november 2017, pagina 2, zijnde een geschrift.
29.Deskundigenrapportage forensisch DNA-onderzoek TMFI d.d. 17 november 2017, pagina 3, zijnde een geschrift.