4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij op 16 mei 2017 in [café] te Zeist stond. Hij zag dat er een jongen binnen kwam rennen in het café. Deze man riep hard: ‘Bel 112!’. Er rende een groep mannen achter deze jongen aan.Tijdens het bellen van 112 hoorde getuige [getuige 1] de groep mannen roepen: ‘Hij heeft een vuurwapen!’ Zowel de man als de groep die achter hem aan zat, renden de achterzijde van het café in. Aangekomen in het achterste gedeelte van het café zag getuige [getuige 1] alleen de groep mannen staan aan het einde van de bar aldaar. Ineens zag hij uit de opkamer, een extra ruimte in het restaurant welke schuin achter de bar ligt, een uitgestrekte arm steken met in de hand van deze arm een revolver. Getuige [getuige 1] hoorde duidelijk ‘klik, klik’, alsof de trekker werd overgehaald. Vervolgens zag hij dat de jongen die het wapen vasthad door de groep mannen heen naar buiten het terras op rende.
Getuige [getuige 2] zag dat een jongen met een pistool in zijn hand uit de opkamer kwam. Zij zag dat de jongen tot drie keer toe de trekker overhaalde en zij hoorde tot drie keer toe een klik.Op het terras zag zij dat de jongen weer de trekker overhaalde.
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat zij een jongen door [café] zag rennen, helemaal
naar achteren. Zij hoorde een klikachtig iets. De jongen is vervolgens vanaf de verhoging achter terug gerend. Zij zat op het terras. Zij zag de persoon met het vuurwapen in zijn hand rondzwaaien. Het leek alsof hij in het wilde weg zou gaan schieten. Toen heeft zij ook geklik gehoord.Als het pistool niet had geweigerd, dan had hij meerdere mensen geraakt, achterin op de verhoging in het restaurant en op het terras.Er heerste een sfeer van onrust en angst op het terras. Er zijn mensen weggerend en veel mensen zijn geschrokken.
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij zich op het terras van [café] bevond. Vanuit een aparte ruimte achterin het restaurant hoorde hijmeerdere keren een klik, alsof er een trekker werd overgehaald maar het wapen weigerde. Op het terras zag hij dat een jongen de revolver in zijn linkerhand had en daarmee langs zijn lichaam zwaaide.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij iemand met een pistool het terras op zag lopen. Op het terras dook iedereen onder tafels.De jongen hield het wapen in de lucht. Getuige [getuige 5] heeft toen een klik gehoord. De jongen heeft ook met het wapen rond gezwaaid.Als het pistool was afgegaan, dan waren er doden gevallen. De jongen was echt in het wilde weg aan het zwaaien met het ding.Getuige [getuige 5] was heel bang.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [café] in is gerend en dat hij toen een wapen bij zich had. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij daarna met het wapen in zijn hand het terras op is gerend.
Op de camerabeelden van het incident is het volgende te zien.Verdachte rende het restaurantgedeelte in en werd gevolgd door een tweetal personen. Een van deze personen is [slachtoffer 1] . De andere persoon vertoont gelijkenis met [slachtoffer 2] .Toen verdachte het restaurantgedeelte in rende, was op de beelden van het terras te zien dat een tweetal personen om het terras heen renden. Dit zijn [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] .In het restaurant liep verdachte richting de opkamer en verdween hij achter de counter uit beeld. [slachtoffer 1] liep richting de opkamer en verdween uit het zicht. [slachtoffer 2] verdween uit het zicht richting de opkamer.Verdachte liep uit de richting van de opkamer en had een vuurwapen gericht in de richting van de opkamer. Verdachte rende naar buiten naar het terras.
[slachtoffer 3] heeft verklaard dat verdachte het terras van [café] op rende. Hij (de rechtbank begrijpt: verdachte) richtte toen het wapen op hem. Op dat moment was de afstand tussen hen 4,5 meter. Verdachte ging bij [café] naar binnen. Daarna kwam hij weer naar buiten en richtte hij achteruit het pistool op [slachtoffer 3] . Dan is er ongeveer 2 meter afstand tussen verdachte en [slachtoffer 3] .
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het wapen in [café] op [slachtoffer 1] heeft gericht.[slachtoffer 1] heeft ook verklaard dat verdachte bij de bar het pistool op hem heeft gericht.
Namens café/restaurant [café] is aangifte gedaan van bedreiging. Op het moment van het incident waren er ongeveer 40 à 50 gasten op het terras. Bij het terugkijken van de camerabeelden is goed te zien dat er diverse gasten wegrennen vanaf het terras.
De volgende goederen zijn inbeslaggenomen:
AAGG2313NL munitie; scherp patroon categorie III;
AAGG2314NL munitie; scherp patroon categorie III;
AAGG2315NL munitie; scherp patroon categorie III;
AAGG2312NL vuurwapen; revolver; merk Acier Forgé model 1892 categorie III, sub I.
De scherpe patronen AAGG2313NL, AAGG2314NL en AAGG2315NL (kaliber .32) zijn afkomstig uit het vuurwapen AAGG2312NL (kaliber 8mm). Ondanks dat dit niet het originele kaliber is, konden deze patronen wel in dit vuurwapen worden geladen. Alle drie de patronen waren voorzien van een zogenaamde indent. Dit wil zeggen dat de slagpin/haan van een vuurwapen in/op het slaghoedje van het patroon is geslagen. Deze patronen waren om onbekend gebleven redenen niet afgevuurd. Met het wapen zijn proefschoten afgevuurd. Hierbij is gebruik gemaakt van de scherpe patronen AAGG2313NL, AAGG2314NL en AAGG2315NL en drie scherpe patronen kaliber 8mm. Tijdens de proefschoten bleek dat de patronen AAGG2313NL, AAGG2314NL en AAGG2315NL niet werden afgevuurd met dit vuurwapen. De munitie in het kaliber 8mm werd wel afgevuurd.
Uit een vergelijkend DNA-onderzoek zijn de volgende resultaten gekomen:
- Binnenzijde trommel revolver [verdachte] is niet uitgesloten als donor
AAGG2312NL#01
- Patroon [verdachte] is niet uitgesloten als donor
AAGG2313NL#01
Deze resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen levert het volgende op.
-
Binnenzijde trommel revolver (AAGG2312NL#01)
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
-
Patroon (AAGG2313NL#01)
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en één onbekende, niet verwant persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker (>1.000.000) wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
Verdachte heeft het onder 5. ten laste gelegde bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 5 juli 2017 met een fotobijlage, inhoudende de categorisering van de ploertendoder aangetroffen in de woning van verdachte, doorgenummerde pagina 261 en verder;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 9 januari 2018.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 1., 2., 3. en 4. ten laste gelegde
Op basis van het dossier en hetgeen de officier van justitie ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, leest de rechtbank de tenlastelegging aldus dat deze ziet op het incident dat op
16 mei 2017 bij [café] heeft plaatsgevonden en dus niet op de incidenten die – eventueel – eerder die avond hebben plaatsgevonden.
Scenario
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij het betreffende vuurwapen van [slachtoffer 3] heeft afgepakt op het moment dat zij in de garage onder het huis van verdachte in gevecht zijn geraakt. Verdachte zou zich in dit gevecht aan de hand van [slachtoffer 3] , met daarin het vuurwapen, omhoog hebben getrokken waarna hij het vuurwapen zelf in handen kreeg. Op basis van de camerabeelden die zich in het dossier bevinden, acht de rechtbank deze verklaring niet aannemelijk. Volgens de verklaring van verdachte en die van [slachtoffer 3] zelf is het steeds [slachtoffer 3] geweest die de witte Volkswagen Golf waarmee verdachte werd achtervolgd bestuurde. Op de camerabeelden rondom de garage is te zien dat verdachte, gevolgd door de witte Volkswagen Golf, de garage in rende. De bestuurder van de Volkswagen wil deze garage ook in rijden, maar omdat verdachte de garage alweer uit rent, trapt de bestuurder voordat hij in de garage komt op de rem en rijdt hij de Volkswagen vervolgens achteruit, bij de garage vandaan. Kort daarna bereikt verdachte [café] , waar hij, zoals hij zelf ook heeft verklaard, het vuurwapen tot zijn beschikking had. De camerabeelden weerleggen aldus de verklaring van verdachte dat hij in de garage de gelegenheid had om het wapen van [slachtoffer 3] af te pakken. Niet is gebleken dat [slachtoffer 3] überhaupt in de garage is geweest en voorts is het verblijf van verdachte in de garage dusdanig kort geweest dat het onwaarschijnlijk is dat hij aldaar met iemand in gevecht heeft kunnen geraken waarbij hij in de gelegenheid was om een vuurwapen af te pakken. Voorts blijkt uit het dossier niet dat verdachte op enig ander moment in de gelegenheid is geweest om een vuurwapen van [slachtoffer 3] af te pakken. Daarnaast acht de rechtbank van belang dat uit het DNA-onderzoek volgt dat de hypothese dat de bemonstering van de sporen aan de binnenzijde van de trommel van de revolver en op het patroon DNA bevat dat mede van verdachte afkomstig is extreem veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat het gaat om DNA van onbekend gebleven personen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte ter terechtzitting, inhoudende dat zijn DNA op de binnenzijde van het revolver en het patroon kan zijn beland doordat het revolver steeds openklapte, ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte bij de politie, op de vraag of hij de patronen in het wapen heeft vastgehad, heeft geantwoord dat hij geen patronen heeft gezien. Verdachte verklaart dat op de patronen of de binnenzijde van het wapen geen vingerafdrukken of DNA van hem kunnen worden gevonden. De rechtbank gaat aldus uit van het scenario dat verdachte het betreffende vuurwapen reeds in zijn bezit had voordat er op 16 mei 2017 een confrontatie met de familie [familie] en [slachtoffer 1] plaatsvond.
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Voorbedachten rade
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging eens dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat sprake was van handelen met voorbedachten rade, nu niet is gebleken dat sprake was van een vooropgezet plan van verdachte om leden van de familie [familie] dan wel [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Ondeugdelijke poging
De rechtbank overweegt met betrekking tot de vraag of bij het richten van het revolver op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het daarbij overhalen van de trekker sprake is van een absoluut ondeugdelijke poging, zoals door de verdediging is bepleit, het volgende. Het is vaststaande jurisprudentie dat van een straffeloze, absoluut ondeugdelijke poging pas kan worden gesproken als de uitvoeringshandeling zo kinderlijk, zo ondoeltreffend en/of zo ongerijmd is dat zij nimmer tot het door de verdachte beoogde doel had kunnen leiden, zelfs onder voor hem zeer gunstige omstandigheden. Naar de aard van de uitvoeringshandeling was hiervan in het onderhavige geval geen sprake; de verdachte gebruikte een deels geladen revolver. De omstandigheid dat ten gevolge van het plaatsen van een ander dan gebruikelijk kaliber in de kamer uiteindelijk geen kogel is afgevuurd, heeft niet tot gevolg dat dit de verdachte disculpeert en dat van een absoluut ondeugdelijke poging sprake is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich bediend van een relatief ondeugdelijk middel. Het niet afvuren van de kogel(s) betreft aldus een van verdachtes wil onafhankelijke omstandigheid en voorts, naar de rechtbank aannemelijk acht, een omstandigheid die de verdachte niet van te voren heeft voorzien. Anders dan de raadsman is de rechtbank daarnaast van oordeel dat – ook met inachtneming van het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar de werking van de revolver – in het dossier geen steun kan worden gevonden voor de stelling dat de revolver absoluut ondeugdelijk zou zijn, in die zin dat het zonder meer feitelijk onmogelijk is om daarmee iemand door schoten van het leven te beroven. Het verweer dienaangaande wordt derhalve verworpen.
Noodweer(exces)
Enkel in het geval sprake is geweest van het scenario dat verdachte het wapen van
[slachtoffer 3] heeft afgepakt, heeft de raadsman het verweer gevoerd dat sprake is geweest van noodweer dan wel noodweerexces. Nu de rechtbank niet van dit scenario uitgaat behoeft het beroep op noodweer dan wel noodweerexces geen bespreking.
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
Ten aanzien van de onder 3. ten laste gelegde bedreiging van de bezoekers van [café] oordeelt de rechtbank dat verdachte door op een vol terras met een vuurwapen te zwaaien en van dit vuurwapen de trekker over te halen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de bezoekers van [café] vrees zou aanjagen. Niet aannemelijk is geworden dat er bij verdachte sprake was van een dusdanige gemoedstoestand dat hij van elk inzicht ten aanzien van de gevolgen van zijn handelwijze verstoken was. Dat de bezoekers van [café] door het handelen van verdachte ook daadwerkelijk geschrokken zijn, blijkt uit de bewijsmiddelen.
Conclusie
Alles afwegende oordeelt de rechtbank dat de onder 1. impliciet primair ten laste gelegde poging tot moord niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank oordeelt voorts dat de onder 1. impliciet subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag, de onder 2. en 3. ten laste gelegde bedreigingen met enig misdrijf tegen het leven gericht, het onder 4. ten laste gelegde voorhanden hebben van het vuurwapen en scherpe munitie en het onder 5. ten laste gelegde voorhanden hebben van een ploertendoder wettig en overtuigend kan worden bewezen. Niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat het onder 1. ten laste gelegde ook is gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en dat het onder 2. ten laste gelegde ook is gepleegd jegens [slachtoffer 4] , zodat verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.