ECLI:NL:RBMNE:2018:1935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
16/660025-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot opname in psychiatrisch ziekenhuis na verkrachting van psychiatrisch patiënte door ontoerekeningsvatbare verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 oktober 2015 in Amersfoort een psychiatrisch patiënte heeft verkracht. De verdachte, geboren in Somalië en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd geacht geheel ontoerekeningsvatbaar te zijn. Tijdens de zitting op 20 april 2018 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de rechtbank de verklaringen van de aangeefster, getuigen en de verdachte zelf in overweging nam. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de aangeefster, ondanks enkele inconsistenties, voldoende betrouwbaar was en ondersteund werd door urineonderzoek en getuigenverklaringen. De verdachte had verklaard dat hij met de aangeefster had afgesproken en cocaïne had gebruikt, maar ontkende de verkrachting. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte de aangeefster door geweld en bedreiging had gedwongen tot seksuele handelingen. Gezien de psychische aandoeningen van de verdachte, waaronder een schizo-affectieve stoornis, oordeelde de rechtbank dat het bewezen verklaarde niet aan hem kon worden toegerekend. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging, maar er werd wel een maatregel opgelegd voor opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. Daarnaast werd de benadeelde partij, de aangeefster, een schadevergoeding van € 5.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/660025-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1985] te [geboorteplaats] (Somalië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, en van hetgeen mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te
‘s-Gravenhage, namens verdachte, alsmede hetgeen mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij, [slachtoffer] , naar voren heeft gebracht. Verdachte is niet ter zitting verschenen.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op 26 oktober 2015 te Amersfoort schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van
[slachtoffer] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde, aangezien geen sprake is van wettig bewijs. Het enige bewijsmiddel waaruit blijkt dat aangeefster door verdachte zou zijn verkracht, betreft de verklaring van aangeefster zelf. Het dossier bevat daarnaast wel een aantal getuigenverklaringen, maar geen van deze getuigen kan uit eigen wetenschap iets verklaren wat als belastend kan worden beschouwd wat betreft de gestelde verkrachting. Indien wel sprake is van wettig bewijs, kan daaruit niet de overtuiging worden verkregen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. Aangeefster heeft psychische problemen en haar verklaring is daarom niet betrouwbaar. Daarnaast zijn de verschillende verklaringen van aangeefster niet consistent en op sommige punten zelfs tegenstrijdig.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat iemand op 6 oktober 2015 bij het [locatie] in [vestigingsplaats] misbruik van haar heeft gemaakt. Diegene die dat gedaan heeft, heeft haar pijn gedaan, haar gebruikt en gedreigd haar dochtertje te doden. [2] Diegene die dat gedaan heeft is [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ). [3] Zij is met hem naar de keuken gelopen. Hij zei dat zij met hem mee naar buiten moest. Zij deed niet meteen wat hij zei. Hij pakte toen iets uit zijn zak. Zij zag een mesje. Zij is toen wel met hem meegelopen. Hij heeft ook tegen haar gezegd dat hij haar dochtertje wat aan zou doen als zij niet zou doen wat hij zei. Zij zijn toen naar buiten gelopen. Hij was aan het vloeken en hij was boos. Hij sprak in een andere taal. Hij leek gefrustreerd. Hij pakte haar bij haar arm en zei dat ze mee moest lopen. Zij zijn toen naar de vlonder bij het water gelopen. Hij was druk en liep rondjes op de vlonder. [4] Hij zei dat zij moest proeven van het witte spul. Zij zag dat hij zijn broek opendeed om het spul tussen zijn ballen vandaan te halen. Het zag eruit als een plastic boterhamzakje, waar wit spul in zat. Hij deed het zakje open en vroeg of zij haar vinger daarin wilde steken. Zij heeft dat gedaan. Hij zei dat zij het over haar lippen en op haar tanden moest smeren. Daarna wilde hij dat zij nog een keer met haar vinger door het zakje zou gaan. Zij sputterde tegen. Hij is toen voor haar gaan staan en heeft haar met zijn vlakke hand een klap gegeven op haar linkerwang. [5] Hij heeft toen zijn hand op haar keel gezet en met zijn andere hand het spul op haar lippen gedaan. [6] Hij was aan het snuiven en aan het briesen. Zij probeerde zich te verweren door met haar hoofd te schudden. Dat lukte niet, omdat hij haar hoofd vasthield. [7] Daarna moest zij met hem meekomen. Zij zijn gaan lopen. Zij moest op de grond gaan liggen. Dat wilde zij niet. Hij heeft haar toen meerdere klappen op haar hoofd gegeven. Zij is toen maar gaan liggen. Hij was heel boos en had een duivelse blik. Hij gebood haar om haar broek naar beneden te doen. Toen zij dit niet deed, liet hij het mesje weer zien. Zij kon niks meer. Hij heeft toen haar broek en boxer naar beneden getrokken. Zij was verlamd, bang en in shock. Zij moest toen gaan staan. Zij ging niet staan, omdat zij zich niet meer kon bewegen. Hij heeft haar toen aan haar haren omhoog getrokken. Hij heeft zijn eigen broek open gedaan en ging met zijn ding langs haar ding. [8] Met zijn ding bedoelt zij het ding dat alle mannen tussen hun benen hebben hangen (de rechtbank begrijpt: zijn penis). [9] Met haar ding bedoelt zij haar plasser (de rechtbank begrijpt: haar vagina/schaamlippen/schaamstreek). [10] Hij ging er langs, net niet erin. Hij probeerde wel om hem erin te drukken. Hij maakte rare bewegingen met zijn lichaam. Hij bewoog tegen haar op. Hij gaf haar een mep en toen moest zij op haar knieën gaan zitten. Zij zakte terug en hij trok haar weer aan haar haren omhoog. Hij ging toen met zijn ding langs haar mond. Zij moest haar mond opendoen en zijn ding in haar mond doen. [11] Zij heeft eerst haar hoofd weggedraaid. Hij heeft haar toen bij haar haren vastgepakt. Zijn ding was stijf. Zij had zijn ding in haar mond en moest toen heen en weer bewegen. [12] Hij pakte met zijn handen de zijkant van haar hoofd, bij haar oren. Hij bewoog haar hoofd naar voor en naar achter. Zij voelde vloeistof (de rechtbank begrijpt: sperma) in haar mond. Zij mocht dat van hem niet doorslikken. Zij moest die vloeistof terug in zijn mond spugen. Hij deed zijn mond open en toen moest zij het in zijn mond spugen en hem zoenen. [13] Daarna moest zij weer meelopen naar de vlonder. Zij heeft zich daar in het water laten vallen. [14]
Uit urineonderzoek is gebleken dat aangeefster op 6 oktober 2015 positief is getest op cocaïne. [15]
[getuige] , verpleegkundige op de afdeling [afdelinlg X] [16] , heeft verklaard dat zij op 6 oktober 2015 late dienst had en dat zij toen heeft gezien dat [voornaam van slachtoffer] met een jongeman is weggelopen in de richting van het restaurant. [voornaam van slachtoffer] bleef daarna best lang weg. Op een gegeven moment kwam een collega van [afdeling Y] die zei dat [voornaam van slachtoffer] bij hen op de gang zat. [voornaam van slachtoffer] was in de gang in elkaar gestort. Zij zijn naar [voornaam van slachtoffer] toe gehold. [voornaam van slachtoffer] zat als een zielig hoopje in elkaar en zag er raar uit. [voornaam van slachtoffer] was van de wereld en afwezig. Zij zeiden dat [voornaam van slachtoffer] even met hen mee moest lopen. [voornaam van slachtoffer] liep tussen hen en in zij merkte dat [voornaam van slachtoffer] helemaal nat was. In haar kamer heeft [voornaam van slachtoffer] het verteld. [voornaam van slachtoffer] vertelde dat hij cocaïne in haar mond had gedaan. [17] [voornaam van slachtoffer] begon toen heel erg te huilen en zei “Ik moest zijn ding in mijn mond nemen.” [voornaam van slachtoffer] zei dat ze gevlucht was, door in het water te springen. [18]
Verdachte heeft verklaard dat hij met [voornaam van slachtoffer] had afgesproken dat hij op 6 oktober 2015 naar haar toe zou gaan. [19] [voornaam van slachtoffer] is die dag samen met hem naar buiten gegaan. [20] Zij kwamen uit bij kleine bankjes bij het water. Hij was daar rondjes aan het lopen. [21] Hij heeft daar cocaïne gebruikt. [22] Hij deed die cocaïne op zijn mond en lippen. [23] Hij haalde de cocaïne uit zijn boxershort. De cocaïne zat in een boterhamzakje. [24] [voornaam van slachtoffer] is in het water gevallen. [25]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht de aangifte van aangeefster, mede gelet op het feit dat deze verklaring wordt ondersteund door het resultaat van het urineonderzoek, de verklaring van getuige [getuige] en de verklaring van verdachte zelf, voldoende betrouwbaar en ziet daarom geen reden om aan deze verklaring te twijfelen. Aangeefster heeft direct na het incident een verklaring afgelegd en is daarna nog verschillende malen gehoord. Al deze verklaringen zijn in de kern gelijkluidend. Het feit dat de verklaringen op bepaalde ondergeschikte punten inconsistent zijn, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de betrouwbaarheid van deze verklaringen. Er heeft immers veel tijd tussen het afleggen van de verschillende verklaringen gezeten en uit het dossier blijkt daarnaast ook dat het voor aangeefster heel moeilijk was om de verklaringen af te leggen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 06 oktober 2015 te [vestigingsplaats] ,
door geweld en een andere feitelijkheid en door bedreiging met geweld bestaande uit het meermalen, althans éénmaal
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en
- uiten van (onverstaanbare) verbale agressie en
- tonen van agressieve gezichtsmimiek en onrustig gedrag en
- meenemen van die [slachtoffer] naar een rustige/afgelegen plek buiten en
- aanbieden/geven/toedienen van cocaïne aan die [slachtoffer] en
- bij de keel/nek/hals grijpen van die [slachtoffer] en
- slaan in het gezicht en tegen het hoofd van die [slachtoffer] en
- dreigen de dochter van die [slachtoffer] te zullen vermoorden en
- duwen/brengen en houden op de grond van die [slachtoffer] en
- bij het hoofd/de haren pakken van die [slachtoffer] en zodoende dat hoofd in de gewenste richting bewegen (overeind trekken en heen en weer bewegen) en
- voortzetten van onderstaande (seksuele) handelingen ondanks dat die [slachtoffer] non-verbaal had duidelijk gemaakt dit niet te willen en niet meewerkte
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] van kleding ontdaan en
- zijn penis tegen de vagina/schaamlippen/schaamstreek geduwd/gehouden/bewogen en daarbij zijn lichaam tegen het lichaam van die [slachtoffer] bewogen en
- zijn penis in de mond van de [slachtoffer] geduwd/gebracht/gehouden en vervolgens heen en weer bewogen, en
- die [slachtoffer] hem laten zoenen op de mond en daarbij sperma van haar mond in zijn mond laten doen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
verkrachting.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte zijn de volgende rapporten opgemaakt:
- een rapport van 28 februari 2017, opgemaakt door P.A. de Mon, psychiater;
- een rapport van 22 februari 2017, opgemaakt door K. Rose, GZ-psycholoog, onder supervisie van R. Bout, GZ-psycholoog.
Het rapport, opgemaakt door psychiater De Mon, houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is een schizo-affectieve stoornis, bipolaire type, en een stoornis in cannabisgebruik gediagnosticeerd. De psychiatrische voorgeschiedenis van verdachte heeft minimaal vijf jaar voor het onderzoek zijn aanvang genomen. In die vijf jaar is verdachte een aantal malen wegens psychotische decompensatie opgenomen geweest in het kader van een BOPZ maatregel. Verdachte is ten tijde van het onderzoek floride psychotisch, heeft waanideeën, is ernstig gedesorganiseerd en heeft een incoherente gedachtegang. De psychoses van verdachte worden in stand gehouden door het feit dat verdachte geen antipsychotica wenst te gebruiken en blowt. Het is onbekend of er in de vijf jaar voorafgaand aan het onderzoek perioden zijn geweest waarin de psychotische symptomologie in remissie was. Gelet op de duurzaamheid van de diagnose was bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit ook sprake van voornoemde stoornissen. Deze stoornissen hebben de geestvermogens van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit volledig beïnvloed. Doordat verdachte floride psychotisch was, werden zijn gedachten en zijn handelen zo goed als volledig gestuurd vanuit psychotische belevingen en overtuigingen, waarbij niet uitgesloten wordt dat verdachte tevens seksueel ontremd was. Het gebruik van cocaïne heeft de psychotische belevingen en overtuigingen van verdachte zeer waarschijnlijk gevoed en de agressie en de seksuele impulsen aangewakkerd, waardoor er nog meer remming wegviel. Het tenlastegelegde kan daarom in het geheel niet aan verdachte worden toegerekend.
Het rapport, opgemaakt door psycholoog Rose, houdt onder meer het volgende in.
Bij verdachte is sprake van een schizo-affectieve stoornis, antisociale persoonlijkheidskenmerken en stoornissen in middelengebruik (cannabis, alcohol en cocaïne). Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het tenlastegelegde feit en hebben het tenlastegelegde feit ook beïnvloed. De schizo-affectieve stoornis zorgt ervoor dat verdachte zaken niet meer helder kan overzien en overwegen. Zijn vermogen tot oordeel en kritiek, zijn realiteitstoetsing en zijn gevoel voor verhoudingen is verstoord, waardoor verdachte grenzen eerder verlegt en overschrijdt. De antisociale persoonlijkheidskenmerken worden vergroot wanneer verdachte psychotisch is, omdat hij zich dan belangrijk en almachtig waant. Het gebruik van cocaïne kan dit gevoel nog eens extra versterken. Tijdens actieve manisch-psychotische episodes waant verdachte zich onaantastbaar, kan hij in contacten intimiderend en dreigend zijn en vertoont hij seksueel ontremd gedrag. Hij is verhoogd prikkelbaar en geneigd boos te worden als een ander niet meegaat in zijn verwachtingen. Het is daarom aannemelijk dat deze pathologie bepalend is geweest voor de keuzes en gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Het tenlastegelegde kan daarom niet aan verdachte worden toegerekend.
De rechtbank is op basis van de conclusies van de deskundigen van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte derhalve niet strafbaar en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.

8.OPLEGGING VAN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht zal worden geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat gebleken is dat ambulante behandelingen voldoende resultaat hebben gehad, waardoor opname in een psychiatrisch ziekenhuis niet noodzakelijk is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de oplegging van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 7 maart 2018 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens een soortgelijk feit als het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank volgt, als hiervoor overwogen, de conclusies van de deskundigen dat het bewezenverklaarde niet aan verdachte kan worden toegerekend. Uit de rapporten van de deskundigen blijkt dat de kans op recidive van soortgelijke feiten als het bewezenverklaarde feit als hoog wordt ingeschat zolang verdachte niet zal worden behandeld voor zijn psychische problematiek en middelengebruik. Aangezien verdachte niet openstaat voor hulpverlening in het vrijwillig kader, is een juridisch kader noodzakelijk om verdachte in behandeling te krijgen en te houden. Gelet op de complexe problematiek, de ernst van het bewezenverklaarde en het ontbreken van enige behandelmotivatie wordt een ambulant behandeltraject niet haalbaar geacht. Daarom wordt geadviseerd verdachte in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van een jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis. Oplegging van een tbs-maatregel wordt door de psycholoog thans prematuur geacht, aangezien verwacht wordt dat behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis aansluit bij de verwachte termijn waarbinnen de psychische symptomen met medicatie en voldoende toezicht kunnen worden teruggedrongen.
Uit het reclasseringsrapport, opgemaakt door [A] op 15 februari 2017, blijkt dat de reclassering zich schaart achter het advies van de psycholoog en de psychiater om verdachte op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van een jaar te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis.
Hoewel er veel tijd is verstreken sinds het bewezenverklaarde feit en verdachte momenteel in Somalië lijkt te verblijven, acht de rechtbank, gelet op de inhoud van bovengenoemde rapporten, plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van één jaar op zijn plaats. Nu niet is gebleken dat verdachte zich sinds februari 2017 heeft laten behandelen voor zijn psychische problematiek en middelengebruik, wordt verdachte, gelet op het feit dat volgens de deskundigen sprake is van chronische psychische problematiek en middelengebruik, immers bij terugkomst in Nederland nog steeds gevaarlijk geacht voor de algemene veiligheid van personen en is het met het oog op het verminderen van het recidiverisico dan ook noodzakelijk dat verdachte zal worden behandeld in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal deze maatregel aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 13.500,00, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 6.750,00, met oplegging van de wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien het, gelet op de psychische problemen die de benadeelde partij al had voorafgaand aan het tenlastegelegde feit, lastig is vast te stellen welke psychische schade precies door het tenlastegelegde feit is ontstaan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, bij een bewezenverklaring, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaring in haar vordering, aangezien de behandeling van de vordering dusdanig complex is dat deze behandeling een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert. Het is immers niet duidelijk welke psychische schade door het tenlastegelegde feit is ontstaan en het is daarnaast ook mogelijk om het ziekenhuis aansprakelijk te stellen, waardoor moet worden vastgesteld welke schade voor rekening van verdachte en welke schade voor rekening van het ziekenhuis dient te komen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
In zaken als de onderhavige is het altijd moeilijk vast te stellen welke gevolgen precies door het bewezenverklaarde feit zijn ontstaan. In deze zaak is daarnaast sprake van een kwetsbaar slachtoffer, die op het moment van het gepleegde feit in een gesloten psychiatrische afdeling was opgenomen. De rechtbank acht, mede gelet op het feit dat uit de brief van de behandelaar van de benadeelde partij van 19 april 2018 en uit de door de benadeelde partij opgestelde schriftelijke slachtofferverklaring blijkt wat voor impact het bewezenverklaarde feit op het leven van het slachtoffer heeft gehad en tweeënhalf jaar later nog steeds heeft, echter voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde psychische schade heeft geleden. De rechtbank begroot, mede gelet op de bedragen die in soortgelijke zaken wordt toegewezen, deze schade thans op € 5.000,00. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 5.000,00 euro, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 6 oktober 2015 tot de dag der algehele voldoening. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 60 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien de betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte niet strafbaar;
- ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Oplegging maatregel
- gelast dat verdachte in een
psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor de duur van
1 (één) jaar;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 5.000,00;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2015 tot de dag der algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de staat € 5.000,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2015 tot de dag der algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 60 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van de schade is bevrijd wanneer hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde danwel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Akkermans, voorzitter, mrs. C.E.M. Nootenboom-Lock en L.C. Michon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2018.
mr. E. Akkermans is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 06 oktober 2015 te Amersfoort, althans in het arrondissement Midden-Nederland,
door geweld en/of een andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld en/of een andere feitelijkheid bestaande uit het meermalen, althans éénmaal (telkens)
- tonen van een mes aan die [slachtoffer] en/of
- uiten van (onverstaanbare) verbale agressie en/of
- tonen van aggressieve gezichtsmimiek en/of (zeer) onrustig gedrag en/of
- meenemen van die [slachtoffer] naar (een rustige/afgelegen plek) buiten en/of
- aanbieden/geven/toedienen van cocaïne, althans een middel bevattende cocaïne aan die [slachtoffer] en/of (aldus) drogeren van die [slachtoffer] en/of
- (met kracht) bij de keel/nek/hals grijpen van die [slachtoffer] en/of
- slaan en/of stompen in het gezicht en//of tegen het hoofd van die [slachtoffer] en/of
- dreigen de dochter van die [slachtoffer] te zullen vermoorden en/of
- duwen/brengen en/of houden op de grond van die [slachtoffer] en/of
- bij het hoofd/de haren pakken/grijpen van die [slachtoffer] en/of (zodoende) dat hoofd in de gewenste richting bewegen (overeind trekken en/of heen en weer bewegen) en/of
- voortzetten en/of hervatten van onderstaande (seksuele) handelingen ondanks dat die [slachtoffer] meerdere malen, althans éénmaal non-verbaal had duidelijk gemaakt dit niet te willen en/of niet meewerkte en/of
- beloven en/of geven van geld aan die [slachtoffer] (nadat zij had aangegeven dat zij geld nodig had)
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte,
- die [slachtoffer] zichzelf doen uitkleden/van kleding doen ontdoen en/of die [slachtoffer] uitgekleed/van kleding ontdaan en/of
- met zijn hand/vinger(s) de vagina/schaamlippen/schaamstreek van die [slachtoffer] aangeraakt/betast en/of
- zijn penis in/tussen/tegen de vagina/schaamlippen/schaamstreek geduwd/gebracht/gehouden/bewogen en/of (daarbij) zijn (onder)lichaam tegen/op het (onder)lichaam van die [slachtoffer] bewogen en/of
- zijn penis in de mond van de [slachtoffer] geduwd/gebracht/gehouden en/of (vervolgens) (heen en weer) bewogen, althans die [slachtoffer] hem doen/laten pijpen en/of
- die [slachtoffer] hem doen/laten kussen/zoenen op de mond en/of daarbij sperma van haar mond in zijn mond laten doen/lopen;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 juli 2016, genummerd […] / […] , opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 141. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 21.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 22.
4.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 29.
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 30.
6.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] en gesloten op 7 oktober 2015, p. 14.
7.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 30.
8.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 31.
9.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] en gesloten op 7 oktober 2015, p. 14.
10.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] en gesloten op 7 oktober 2015, p. 15.
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 32.
12.Proces-verbaal informatief gesprek zeden, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] en gesloten op 7 oktober 2015, p. 14.
13.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 32.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en gesloten op 30 oktober 2015, p. 33.
15.Een geschrift, te weten: Resultaat urineonderzoek d.d. 6 oktober 2015, p. 42.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 4] en gesloten op 16 november 2015, p. 58.
17.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 4] en gesloten op 16 november 2015, p. 59.
18.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 4] en gesloten op 16 november 2015, p. 60.
19.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 15 juli 2016, p. 102.
20.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 15 juli 2016, p. 104.
21.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 15 juli 2016, p. 105.
22.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 15 juli 2016, p. 108.
23.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 15 juli 2016, p. 109.
24.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 15 juli 2016, p. 110.
25.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 15 juli 2016, p. 105.