ECLI:NL:RBMNE:2018:1933

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
16/659239-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Minderjarige veroordeeld voor oplichting via Marktplaats met valse betaalapp en schuldheling

Op 4 mei 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van het medeplegen van meerdere oplichtingen via Marktplaats en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een ander in de periode van 1 juli 2016 tot en met 15 november 2016 verschillende personen heeft opgelicht door zich voor te doen als een bonafide koper. Hierbij maakten zij gebruik van een valse betaalapp, waardoor de slachtoffers in de veronderstelling werden gebracht dat zij een betaling hadden ontvangen, terwijl dit niet het geval was. De verdachte is op 15 november 2016 aangehouden in een auto waarin goederen werden aangetroffen die van de slachtoffers afkomstig waren.

Tijdens de zittingen op 23 februari, 6 april en 20 april 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de verdachte bij alle feiten betrokken was, maar dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de oplichtingen en de heling van de goederen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 1 maand en een werkstraf van 80 uren, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding door de William Schrikker Groep. De rechtbank heeft ook de benadeelde partijen in hun vorderingen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659239-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2001 te Utrecht,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen achter gesloten deuren op 23 februari 2018 en 6 april 2018. Het onderzoek is gesloten ter zitting van 20 april 2018.
De rechtbank heeft op 6 april 2018 kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie, mr. R.E. Craenen, en van hetgeen verdachte en mr. N.A. de Leon-van den Berg, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: zich in de periode van 1 juli 2016 tot en met 15 november 2016 te ’s-Gravenhage, Aarlanderveen en Utrecht samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan oplichting van verschillende personen via Marktplaats, door zich voor te doen als bonafide koper en de personen te bewegen tot afgifte van goederen.
feit 2 primair: zich in de periode van 1 juli 2016 tot en met 15 november 2016 te Leiden samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [aangever 1] , door zich voor te doen als bonafide koper en [aangever 1] te bewegen tot afgifte van haar Apple iPhone.
feit 2 subsidiair: zich in de periode van 14 november 2016 tot en met 15 november 2016 te Leiden en Utrecht schuldig heeft gemaakt aan heling van een Apple iPhone.
feit 3: zich in de periode van 14 november 2016 tot en met 15 november 2016 te Wassenaar en Utrecht schuldig heeft gemaakt aan heling van fotoapparatuur.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van feit 1, zaak c, te veroordelen, gelet op het feit dat verdachte past binnen het door aangever opgegeven signalement en er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen beide daders.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte ter zake van feit 1, zaak c, vrij te spreken, nu sprake is van onvoldoende aanknopingspunten om vast te kunnen stellen dat verdachte een van de daders was en een nauwe en bewuste samenwerking ook niet kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een van de daders van feit 1, zaak c, betrof. Verdachte voldoet weliswaar grotendeels aan het door aangever [aangever 2] opgegeven (algemene) signalement, maar er is verder onvoldoende bewijs om verdachte als een van de daders aan te merken. Het door aangever opgegeven kenteken en het merk van de auto komen immers niet overeen met het kenteken van de auto waarin verdachte later is aangetroffen en ook de telefoonnummers waarmee de daders naar aangever hebben gebeld, kunnen niet aan verdachte worden gelinkt. Verdachte zal daarom ter zake van feit 1, zaak c, worden vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1, zaak a, en feit 2 primair wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie acht feit 1, zaak o, en feit 3 niet wettig en overtuigend te bewijzen. Bij feit 1, zaak o, kan niet worden bewezen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Bij feit 3 kan niet worden bewezen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de fotoapparatuur in de achterbak van de auto.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van alle zaken onder feit 1 en van feit 2 primair, nu niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een van de daders was. De door de aangevers opgegeven signalementen zijn niet dusdanig specifiek en onderscheidend dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte een van de daders moet zijn geweest. Bovendien kan niet worden bewezen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit van feit 2 subsidiair en feit 3, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de betreffende goederen in de auto lagen, dan wel wist of had moeten vermoeden dat deze goederen van diefstal afkomstig waren.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1, zaak a, en feit 3
[aangever 3] (aangeefster feit 3), wonende te [woonplaats] , heeft verklaard dat zij op zondag 13 november 2016 een advertentie op Marktplaats had geplaatst. Zij wilde onder meer een statief van het merk Gitzo en een statief van het merk Gitzo, type G1564, Studex MK [2] , verkopen. Op maandag 14 november 2016, omstreeks 14:09 uur werd zij gebeld door het telefoonnummer [telefoonnummer] . Zij hoorde dat ze een man aan de telefoon kreeg, die vroeg of hij dezelfde avond langs kon komen om de goederen te kopen. Hij zei dat hij ter plekke bij de aankoop het bedrag zou overmaken. [3] Op maandag 14 november 2016 omstreeks 20:00 uur werd er aangebeld bij haar woning. Zij heeft de man binnen gelaten. Het betrof een man van ongeveer 20 jaar, 175 centimeter lang, met een licht getinte huidskleur en donker kort haar. De man droeg een klassieke geweven wollige platte zwart/wit geruite pet en een gewatteerde mosgroene jas, opvallend netjes gestikt. De jongen wilde de goederen kopen en zij zag dat hij zijn telefoon pakte. Zij hoorde dat de jongen om haar bankrekening vroeg. Zij vroeg de jongen bij welke bank hij zat, omdat het naar dezelfde bank moest worden overgemaakt in verband met de tijdsduur van het overmaken van het geld. Zij hoorde dat de jongen zei dat het de ABN-AMRO bank moest zijn. Zij heeft haar bankrekeningnummer aan de jongen gegeven. Zij zag dat de jongen op zijn smartphone dit rekeningnummer invulde. De jongen liet dit aan haar zien. Zij zag dat de jongen het afgesproken bedrag van 2.400 euro invoerde op het scherm. De jongen liet haar zien dat hij op de button verzenden drukte. Vervolgens liet hij zien dat het bedrag van zijn saldo afgehaald was. Zij heeft vervolgens op haar eigen computer gecontroleerd of het bedrag al op haar bankrekening was bijgeschreven. Zij zag dat dit niet het geval was. Zij zei tegen de jongen dat het bedrag er nog niet op stond. Zij hoorde dat de jongen [4] vertelde dat dit wel een aantal dagen kon duren, omdat hij het bedrag van een andere bank, dus niet de ABN-AMRO bank, had overgemaakt. Zij zag dat de jongen de doos met goederen van de tafel pakte. Zij zei tegen de jongen dat dit niet de afspraak was. Zij hoorde dat de jongen zei “Het is betaald, ik neem de spullen mee.” Zij zag dat de jongen met de doos met goederen in zijn handen de woning door de voordeur verliet. Zij zag dat er ter hoogte van de woning met nummer [nummer] een auto met draaiende motor stond. Zij zag een jongen op de passagiersstoel zitten. Deze jongen was ongeveer 20 jaar, had een bol gezicht, donker haar en een Noord-Afrikaans uiterlijk. Zij zag dat het kenteken van de auto [kenteken] was. Zij heeft het kenteken op een papier gezet, waarop de jongen die in de woning is geweest ook wat opgeschreven had, namelijk: [A] , [adres] [woonplaats] . [5] Er is uiteindelijk geen geld gestort op haar bankrekening. [6]
[getuige] , echtgenoot van [aangever 3] , heeft verklaard dat er op maandag 14 november 2016, omstreeks 20.00 uur, een jongen van Noord-Afrikaanse afkomst bij hen in de woning kwam om goederen te kopen. De jongen wilde het afgesproken bedrag, 2.400 euro, overmaken via zijn smartphone. Nadat de jongen het bedrag had overgemaakt, zag zijn vrouw dat het bedrag nog niet op hun smartphone was bijgeschreven. Hierop heeft hij tegen de jongen gezegd dat de jongen de goederen nog niet zou meekrijgen en moest terugkomen als het bedrag op de bankrekening zou zijn bijgeschreven. [7] Vervolgens zag hij dat de jongen de doos met goederen oppakte en de woning verliet. Hij zag dat de jongen de doos met de goederen in de kofferruimte van de auto zette. Deze auto stond ter hoogte van de woning met nummer [nummer] met een draaiende motor en gedoofde lichten te wachten. Hij zag dat er op de passagiersstoel van de auto een jongen van ongeveer 20 jaar oud zat. Deze jongen had een bol gezicht, donker haar en een Noord-Afrikaans uiterlijk. [8]
[aangever 4] (aangever zaak a, feit 1) heeft verklaard dat hij een advertentie (de rechtbank begrijpt: een advertentie op Marktplaats) had geplaatst, waarin hij onder meer de volgende goederen te koop aanbood:
- body Nikon D700
- lens Nikon AF-S NIKKOR 24-70 mm f/2.8
- lens Nikon AF-S NIKKOR 50 mm f/1.4
- Nikon Li-ion Battery Pack [9]
- Lowepro camera tas voor Nikon D700 + 24-70 mm
- Lowepro cameratas voor Nikon 50 mm.
Op dinsdag 15 november 2016 werd hij gebeld door een jongen met telefoonnummer [telefoonnummer] . De jongen zei dat hij de camera wilde kopen. De jongen vroeg of hij de spullen op kon komen halen en betalen met de app. Hij heeft gezegd dat de jongen rond 18:00 uur de spullen kon komen ophalen. Hij heeft het adres van de [locatie] (de rechtbank begrijpt: [locatie]), [adres] te [vestigingsplaats] , naar de koper gestuurd. Om 18:59 uur belde de koper om te zeggen dat hij voor de deur stond. Hij zag dat er twee jongens voor de deur stonden. Hij zag ongeveer tien meter verderop een auto staan. Dit was een grijze of zwarte Renault Laguna. Hij kon het kenteken niet geheel zien, maar het kenteken was [kenteken] . De koper was een jongen van ongeveer 18 tot 25 jaar oud. Hij had het idee dat de koper van Noord-Afrikaanse afkomst was. De koper droeg een baret op zijn hoofd en een bruine jas. De tweede jongen, die met de koper meegekomen was, was ongeveer 18 tot 25 jaar oud. Hij denkt dat ook deze jongen van Noord-Afrikaanse afkomst was. De jongen zei dat hij een broer van de koper was. Deze jongen droeg een grijze broek, grijze schoenen, een groene jas en een wit overhemd. Beide jongens wilden eerst de koop bij de auto afronden. Hij heeft toen gezegd dat hij het in het gebouw wilde regelen. De jongens zijn daarop achter hem naar binnen gelopen. Binnen vertelden de jongens dat de camera een cadeau was voor hun vader. Hij zag dat de koper zijn telefoon pakte. Hij zag dat de koper op de ING app in zijn telefoon klikte. Het zag er uit als een officiële app van de ING. Hij zag dat de koper zijn bankgegevens invulde en dat hij 2.000,00 intoetste. Hij hoorde beide jongens deze gegevens herhalen. De jongens wilden vervolgens weg. Hij heeft een foto van de overschrijving op de telefoon gemaakt. [10] Hij zei dat hij eerst wilde kijken of het geld al op zijn rekening stond. Hij zag dat er nog geen geld op zijn rekening stond. De jongens zeiden dat het altijd even duurde voordat het geld erop zou staan. Hij heeft de jongens toen laten gaan. Hij heeft de jongens vervolgens nagekeken. Hij zag dat ze de snelweg, de A12, opgingen richting Utrecht. Hij heeft de ING bank gebeld om te controleren of de IBAN van de koper klopte. De koper had betaald met IBAN nummer: [rekeningnummer] . De ING zei dat het rekeningnummer niet klopte. De naam van de rekeninghouder, [A] , bestond ook niet bij de ING. Het was hem toen duidelijk dat hij door deze twee jongens opgelicht was. [11] Het telefoonnummer waarmee de verdachten hem hadden gebeld om te vertellen dat zij voor de deur stonden, was [telefoonnummer] . [12]
Verbalisant [verbalisant 1] hoorde op 15 november 2016 omstreeks 19:40 uur dat er een eenheid vanuit Den Haag een achtervolging had met een voertuig waarvan de inzittenden weigerden te stoppen. Hij hoorde dat de verdachten inmiddels op de [adres] te Utrecht reden. Hij hoorde dat de betreffende auto een grijze Renault Laguna betrof voorzien van het kenteken [kenteken] . Hij heeft het dienstvoertuig gekeerd en de achtervolging ingezet. [13] Op de [adres] te Utrecht heeft hij de Renault met het dienstvoertuig klemgereden. Hij zag dat beide inzittenden direct uit het voertuig stapten en in verschillende richtingen vluchten. Hij rende achter de bijrijder aan. Hij zag dat collega [verbalisant 2] de verdachte middels een beenveeg richting de grond bewoog. Hierop heeft hij de verdachte aangehouden. De verdachte gaf later op te zijn genaamd: [verdachte] . [14]
Op de foto’s in het dossier, waarop te zien is welke kleding verdachte droeg op het moment dat hij werd aangehouden, is te zien dat verdachte een donkerkleurige spijkerbroek, een wit overhemd en een groene jas droeg. [15]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij in de Renault Laguna met kenteken [kenteken] heeft gezeten. [16]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft de bewegende beelden van de achtervolging bekeken. Hij herkende de bestuurder van de auto voor honderd procent als [medeverdachte] . Op de fotoafdrukken van de beelden is [medeverdachte] te zien, gekleed in een donkerkleurige jas. [17]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft de inbeslaggenomen Renault Laguna, voorzien van kenteken [kenteken] , doorzocht. Tussen de achterbank en de bestuurdersstoel zag hij een blauwe boodschappentas staan. In deze tas zaten onder meer de volgende artikelen:
- fotocamera van het merk Nikon, type D700, in een rode Lowepro cameratas
- een lens van het merk Nikon
- een powerpack van het merk Nikon
In de achterbak lagen een driepootstatief en een enkele statief van het merk Gitzo. De driepootstatief was voorzien van het nummer G1564MK2. [18] Verbalisant heeft op Marktplaats gezocht op de zoekterm Nikon D700. Hij heeft de advertenties bekeken en zag dat er een complete cameraset werd aangeboden voor 2000 euro. Op de foto van de advertentie zag hij alle aangetroffen goederen uit de Renault afgebeeld staan. Hij heeft hierop telefonisch contact opgenomen met de adverteerder. De adverteerder gaf op te zijn genaamd: [aangever 4] . Hij hoorde dat [aangever 4] zei dat hij de cameraset niet meer had, omdat hij was opgelicht. [19]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft de inbeslaggenomen statieven (enkele poot, merk Gitzo, en driepoot, merk Gitzo) aan aangeefster [aangever 3] getoond. De aangeefster deelde hem direct mede dat zij beide statieven herkende als haar eigendom. [20]
Verbalisant [verbalisant 6] heeft de uit de Renault Laguna met kenteken [kenteken] in beslag genomen goederen aan aangever [aangever 4] getoond. [aangever 4] herkende de getoonde goederen als de zijne. [21]
Verbalisant [verbalisant 7] heeft de camerabeelden van de bewakingscamera’s van [locatie] te [vestigingsplaats] bekeken. Dit betreffen de camerabeelden van dinsdag 15 november 2016 tussen 18:45 uur en 19:15 uur. Op de camerabeelden gericht op de entree is te zien dat om 18:58:35 uur een donkerkleurige, station model auto aan komt rijden. Om 18:59:56 uur wordt de auto geparkeerd naast de entree en stapt aan de linkerzijde een man uit. Aan de rechterzijde van de auto stapt een man uit, waarvan is te zien dat hij iets wits onder zijn jas draagt. Te zien is dat de mannen samen met de aangever de [locatie] binnenlopen. Op deze beelden is verder te zien dat de aangever samen met de verdachten om 19:09:55 uur naar de auto van de verdachten loopt, waarna de verdachten weer in de auto stappen en wegrijden. Op de camerabeelden van de hoofdingang is te zien dat de aangever om 19:00:16 uur samen met twee mannen/jongens de [locatie] binnenloopt. Naast aangever loopt een lichtgetinte man/jongen met slank postuur, gekleed in en donkere lange broek, donkerkleurige schoenen en een donkerkleurige jas tot op zijn heupen. Ook draagt hij een donkerkleurige pet op zijn hoofd. Achter deze twee personen komt de later aangehouden verdachte [verdachte] . Hij is een lichtgetinte jongeman met een wat gezetter postuur, gekleed in een donkere lange broek, donkerkleurige schoenen, een wit overhemd en een groen jack. Hij heeft kort, donker haar en draagt een bril. Om 19:09:34 uur lopen de drie mannen via de hoofdingang weer naar buiten, waarbij de jongeman met de pet een blauwe boodschappentas in zijn rechterhand draagt. [22]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . Hieruit bleek dat dit telefoonnummer tussen 3 november 2016 en 15 november 2016 werd gebruikt. Er vonden in totaal 364 telefonische contacten plaats. De meest aangestraalde zendmast van dit telefoonnummer staat op de [adres] te [woonplaats] . De woonadressen van de verdachten (de rechtbank begrijpt: verdachten [verdachte] en [medeverdachte] ), op de [adres] en [adres] , en de zendmast aan de [adres] te [woonplaats] liggen hemelsbreed nog geen 250 meter uit elkaar. [23] Op 14 november 2016 bleek er in totaal drie keer telefonisch contact te zijn geweest tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer van aangeefster [aangever 3] . Tijdens deze drie gesprekken straalde dit telefoonnummer een zendmast aan op de [adres] te [woonplaats] . Op 14 november 2016 tussen 19:57 en 20:10 uur vonden er met dit telefoonnummer vijf uitgaande gesprekken plaats. De aangestraalde zendmast tijdens deze gesprekken staat op de [adres] te [woonplaats] . De pleeglocatie ( [adres] te [woonplaats] ) en de door dit telefoonnummer aangestraalde zendmast liggen ongeveer 550 meter uit elkaar. [24]
Vanaf 13 november 2016 bleek er in totaal veertien keer telefonisch contact te zijn geweest tussen dit telefoonnummer en het telefoonnummer van aangever [aangever 4] . Tijdens negen van de veertien gesprekken straalde dit telefoonnummer de zendmast op de [adres] te [woonplaats] aan. Op 15 november 2016 om 17:42:08 uur belde de aangever naar dit telefoonnummer. De aangestraalde zendmast van dit telefoonnummer tijdens dit gesprek staat op de [adres] te [woonplaats] . Op 15 november 2016 om 18:59:18 uur belde dit telefoonnummer naar de aangever. De aangestraalde zendmast van de verdachte tijdens dit gesprek staat op het [adres] te [woonplaats] . De pleeglocatie ( [adres] te [woonplaats] ) en de door dit telefoonnummer aangestraalde zendmast liggen ongeveer 900 meter uit elkaar. [25]
Feit 1, zaak o
[aangever 5] heeft verklaard dat hij op 15 november 2016 zijn Apple MacBook Pro via Marktplaats te koop heeft aangeboden. Binnen een uur, rond 16:30 uur, reageerde er een koper, die belde met nummer [telefoonnummer] . De koper vertelde dat hij [A] heette. Hij sprak met de man af op zijn kantoor, [adres] in [woonplaats] . Rond 17:00 uur kwamen er twee buitenlandse mannen naar het kantoor. De koper was een man van ongeveer 20 tot 23 jaar en ongeveer 176 centimeter lang. [26] De koper was lichtgetint, mogelijk van Noord Afrikaanse of Marokkaanse afkomst, had kort zwart haar en een mager/tenger postuur. De koper droeg een donkergrijs Engels petje en een lange nette zwartgrijze parka-achtige jas. De man in de gezelschap van de koper was een man van 18 tot 20 jaar en ongeveer 180-185 centimeter lang. Hij was gezet/vadsig en iets donkerder getint dan de koper. Hij had een bol/rond gezicht met kort zwart haar. Hij droeg een moderne zwarte bril. De koper wilde zijn Apple MacBook Pro kopen en ze kwamen een bedrag van € 1.350,00 overeen. De man deed de betaling via een app op zijn mobiele telefoon. Hij mocht meekijken. Het leek erop dat deze man, genaamd [A] , vanaf bankrekeningnummer [rekeningnummer] het bedrag had overgemaakt naar zijn bankrekening. Hij heeft met zijn telefoon een foto van het scherm van de telefoon gemaakt. De man vertelde dat het wel even kon duren voordat het geld echt op zijn bankrekening stond, omdat het om een hoog bedrag ging. Dat werd ook nog eens bevestigd [27] door de man die bij deze koper was. Na de betaling gaf hij zijn Apple MacBook Pro aan de man mee. Hij heeft telefonisch contact gehad met de ING en daar werd hem bevestigd dat het bedrag, ongeacht de hoogte daarvan, altijd direct op zijn rekening zou moeten staan. Dit was niet het geval. Hij heeft toen de man gebeld. Hij vertelde de man dat hij het geld al lang op zijn rekening bijgeschreven had moeten hebben. Uiteindelijk heeft hij zich door de man gerust laten stellen en is het gesprek beëindigd. Daarna was het telefoonnummer van de man niet meer bereikbaar. Hij realiseerde zich dat hij was opgelicht. [28]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 15 november 2016 om 17:02:03 uur straalde dit telefoonnummer een zendmast aan op het [adres] te [woonplaats] . De zendmast aan het [adres] te [woonplaats] en de pleeglocatie ( [adres] te [woonplaats] ) liggen ongeveer 350 meter uit elkaar.
Feit 2
[aangever 1] , wonende te [adres] te [woonplaats] , heeft verklaard dat zij op maandag 14 november 2016 omstreeks 17:00 uur een advertentie op marktplaats.nl had gezet om haar telefoon van het merk Apple, type 6, te verkopen. Op maandag 14 november 2016 omstreeks 20:30 uur werd zij gebeld door een jongen die zich voorstelde als [A] . Het telefoonnummer waarmee hij belde betrof [telefoonnummer] . De jongen vertelde dat hij interesse had in de iPhone 6. De jongen vertelde dat hij op dat moment in Wassenaar was. Verder zei hij dat hij het geld via zijn telefoon kon overmaken. Na tien minuten stonden er twee jongens bij haar voor de deur. Uiteindelijk zijn de koper en zij een bedrag van 390,00 euro overeengekomen. Zij stond naast de jongen toen hij het geld overmaakte via zijn telefoon. De koper vertelde haar dat het wel eventjes kon duren voordat het geld op haar rekening zichtbaar zou zijn. Zij heeft vervolgens nog een foto genomen van de afschrijving. [29] Het geld werd overgemaakt vanaf het rekeningnummer [rekeningnummer] te name van [A] . Uiteindelijk bleek het geld helemaal niet overgeboekt. Zij realiseerde zich dat ze was opgelicht. De volgende dag heeft zij telefonisch contact opgenomen met het telefoonnummer van de jongen. De jongen aan de telefoon zei dat hij het geld nog een keer over zou maken en dat zij een mailtje moest sturen naar [e-mailadres] . Dit e-mailadres bleek echter niet te bestaan en ze kreeg uiteindelijk geen telefonisch contact meer. Zij kan de koper omschrijven als een licht getinte Marokkaanse jongen, begin 20 jaar oud en ongeveer 1.75-1.78 meter lang. De koper droeg een licht grijze spijkerstof broek en een licht gewicht, dons gevoerde jas met gestikte naden, metallic kleur groen/pastelgroen, zogenaamd heupmodel. De andere man was een stuk groter dan de koper, was fors/dikkig, had een rond gezicht en kort bruin haar en was begin 20 jaar oud. [30]
Verbalisant [verbalisant 9] heeft een e-mail van aangeefster [aangever 1] ontvangen, waarbij zij de aankoopbon van haar iPhone had gevoegd. Op de aankoopbon staat dat het IMEI-nummer van de iPhone [IMEI-nummer] is. Tijdens de insluiting van verdachte [verdachte] is er bij hem een iPhone met IMEI-nummer [IMEI-nummer] aangetroffen. [31]
Verbalisant [verbalisant 8] heeft onderzoek gedaan naar de historische verkeersgegevens van de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] . Op 14 november 2016 om 20:10 uur is er door dit telefoonnummer gebeld naar het telefoonnummer van de aangeefster. De aangestraalde zendmast van dit telefoonnummer stond op de [adres] in [woonplaats] . [32] Op 14 november 2016 om 20:26 uur werd dit telefoonnummer gebeld, waarbij het telefoonnummer een zendmast aanstraalde op de [adres] te [woonplaats] . De pleeglocatie ( [adres] te [woonplaats] ) en deze zendmast liggen ongeveer 3 kilometer uit elkaar. [33]
Op de bij de aangifte bijgevoegde foto van de overschrijving via de telefoon staat geen verbindingsteken van 3G, 4G of LTE boven in het scherm van de telefoon. Omdat er geen connectie was met een netwerk, was het niet mogelijk om een betaling te verrichten. [34]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast dat in alle vier de zaken gebruik is gemaakt van dezelfde handelwijze. De ‘kopers’ hebben zich telkens voorgedaan als bonafide kopers, door naar aanleiding van advertenties op Marktplaats een afspraak te maken met de verschillende verkopers, naar de verkopers toe te gaan, een bedrag met de verkopers overeen te komen, aan te geven dit bedrag via een app voor mobiel bankieren over te maken en aan de verkopers te laten zien dat het bedrag volgens de nagemaakte app was overgemaakt. Doordat de verkopers in de veronderstelling waren dat het bedrag ook daadwerkelijk naar hen was overgemaakt, hebben zij de aangeboden goederen aan de ‘kopers’ meegegeven. Door telkens een nagemaakte app voor mobiel bankieren, een valse naam en een vals rekeningnummer te gebruiken, hebben de ‘ kopers’ aldus gebruik gemaakt van een valse naam, een valse hoedanigheid, listige kunstgrepen en een samenweefstel van verdichtsels, waardoor de verkopers werden bewogen tot afgifte van de door hen aangeboden goederen. De ‘kopers’ gebruikten daarbij steeds dezelfde modus operandi.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte ook bij deze oplichtingen betrokken is geweest. Op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte op 15 november 2016 is aangehouden nadat hij had gereden in een Renault Laguna met kenteken [kenteken] . In dit voertuig zijn daarna verschillende goederen aangetroffen, waaronder de camera met toebehoren van aangever [aangever 4] (feit 1, zaak a) en de statieven van aangeefster [aangever 3] (feit 3). Bij verdachte is voorts de iPhone van aangeefster [aangever 1] (feit 2) aangetroffen. Gelet op het aantreffen van de camera met toebehoren in het voertuig, het korte tijdsverloop tussen het moment dat de ‘kopers’ uit [woonplaats] zijn weggereden en het moment dat verdachte is aangehouden, het feit dat het signalement van verdachte op het moment dat hij werd aangehouden overeenkomt met het signalement van een van de ‘kopers’ van de camera met toebehoren en het feit dat verdachte op de camerabeelden van de [locatie] is herkend, acht de rechtbank bewezen dat verdachte een van de ‘kopers’ van de goederen van aangever [aangever 4] is geweest. Twee uur voor deze ‘koop’ hebben twee mannen de MacBook van aangever [aangever 5] (feit 1, zaak o) meegenomen. Gelet op het feit dat de signalementen van deze twee mannen overeenkomen met de signalementen van de ‘kopers’ van de goederen van aangever [aangever 4] , het korte tijdsverloop tussen beide zaken en het feit dat in deze zaak door de ‘kopers’ gebruik is gemaakt van dezelfde naam, hetzelfde telefoonnummer en hetzelfde bankrekeningnummer, stelt de rechtbank vast dat het om dezelfde personen moet gaan en dat verdachte daarom ook kan worden aangemerkt als een van de ‘kopers’ van de MacBook van aangever [aangever 5] . Op grond van een vergelijkbare redenering stelt de rechtbank daarnaast ook vast dat verdachte betrokken is geweest bij de ‘koop’ van de iPhone van aangeefster [aangever 1] en de heling van de statieven van aangeefster [aangever 3] op 14 november 2016. Deze goederen zijn immers bij verdachte aangetroffen, verdachte past binnen het door de aangeefsters opgegeven signalement en de naam, het telefoonnummer, het bankrekeningnummer en het kenteken komen overeen met de gegevens uit de zaak van aangever [aangever 4] . Uit de historische verkeersgegevens van het telefoonnummer dat in alle vier de zaken is gebruikt, kan worden afgeleid dat de meest aangestraalde zendmast van dit telefoonnummer in de buurt van de woning van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] staat en dat het telefoonnummer ten tijde van de verschillende overdrachten een zendmast in de buurt van de betreffende overdracht aanstraalde.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte bij de oplichting van de aanbieders in feit 1, zaak a, feit 1, zaak o, en feit 2 betrokken is geweest. De rechtbank stelt vast dat verdachte bij deze feiten niet alleen met de mededader mee is geweest naar de afspraak voor de ‘koop’ van de aangeboden goederen, maar ook een nauwe en bewuste samenwerking heeft gehad met de mededader. In feit 1, zaak a, heeft verdachte zich voorgedaan als de broer van de ‘koper’ en heeft hij aangegeven dat de camera met toebehoren een cadeau was voor hun vader en dat het wel even zou kunnen duren voordat het overgeschreven bedrag op de rekening van de aanbieder zou zijn bijgeschreven. In feit 1, zaak o, heeft verdachte bevestigd dat het wel even zou kunnen duren voordat het bedrag zou zijn bijgeschreven op de rekening van de aanbieder. In feit 2 heeft verdachte in de buit gedeeld. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte de iPhone zou hebben gekregen als hij geen substantiële rol zou hebben gespeeld bij de oplichting. Verdachte heeft over de aanwezigheid van de iPhone in zijn fouillering (binnen een dag na de ‘koop’ ervan) tegenstrijdige en kennelijk leugenachtige verklaringen afgelegd en op zitting niets willen verklaren, terwijl dit een situatie betreft die vraagt om een uitleg. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte in de verschillende zaken, door bij te dragen aan het samenweefsel van verdichtsels of te delen in de buit, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de oplichting.
In feit 3 kan, gelet op het feit dat verdachte niet bij de ‘koop’ van de betreffende goederen aanwezig is geweest, niet worden vastgesteld dat verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de oplichting. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte degene was die in de auto met draaiende motor en gedoofde lichten op de mededader aan het wachten was, terwijl de mededader in de woning aanwezig was voor de ‘koop’ van de betreffende goederen. Deze omstandigheden duiden erop dat de ‘koper’ en verdachte snel en onopvallend weg wilden rijden, wat erop wijst dat verdachte wist waarmee ‘de koper’ zich bezig hield. De mededader heeft vervolgens de doos met goederen in de achterbak gezet, waarna verdachte en de mededader zijn weggereden. Verdachte is de volgende dag in de auto met de betreffende goederen aangetroffen. Gelet op alle omstandigheden en het feit dat verdachte niets heeft willen verklaren, is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte tenminste had moeten vermoeden dat de betreffende goederen, waarmee hij heeft rondgereden, van misdrijf afkomstig waren.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 14 november 2016 tot en met 15 november 2016 te
(a)'s-Gravenhage en
(o)Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van na te noemen goederen, immers hebben verdachte en/of zijn mededader telkens met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
  • naar aanleiding van advertenties op de internetsite Marktplaats.nl contact gezocht met de aanbieders van na te noemen goederen en zich voorgedaan als bonafide kopers en
  • vervolgens een afspraak gemaakt voor de aankoop van de aangeboden goederen en
  • vervolgens naar de afgesproken plaats gekomen voor de overdracht en
betaling van de goederen waarbij verdachte(n) aangaf/aangaven het
overeengekomen bedrag te voldoen door middel van een betaling via een
applicatie voor mobiel bankieren en
-
vervolgens de transactiegegevens, waaronder het rekeningnummer van de
verkopers en het bedrag, in die voornoemde applicatie op een smartphone
ingetoetst en/of getoond aan de verkopers en
-
de verkopers in de gelegenheid gesteld om een foto te maken van het scherm
van de smartphone met daarop de geplande transactie waarbij een valse naam
( [A] ) en een vals rekeningnummer zichtbaar was en
-
vervolgens tegen de verkopers aan de verkopers laten weten dat de geplande mobiel bankeren transactie was geslaagd en dat het geld was overgemaakt naar de verkopers;
waardoor
(a) [aangever 4] (zaak 1) en
(o) [aangever 5] (zaak 16)
werden bewogen tot de afgifte van
(a) een camera van het merk Nikon en meerdere camera-toebehoren, waaronder

lenzen en cameratassen en

(o) een Apple Macbook Pro.
2.
Primair
hij op 14 november 2016
te
(e)Leiden
tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft bewogen tot de afgifte van een Apple iPhone 6, immers hebben verdachte en/of zijn mededaders telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
-
naar aanleiding van advertenties op de internetsite Marktplaats.nl contact

gezocht met die [aangever 1] en zich voorgedaan als bonafide kopers en

-
vervolgens een afspraak gemaakt voor de aankoop van de aangeboden

iPhone en

-
vervolgens naar de afgesproken plaats gekomen voor de overdracht en
betaling van die iPhone waarbij verdachte(n) aangaf/aangaven het
overeengekomen bedrag te voldoen door middel van een betaling via een
applicatie voor mobiel bankieren en
-
vervolgens de transactiegegevens, waaronder het rekeningnummer zoals
opgegeven door die [aangever 1] als zijnde haar rekeningnummer en het bedrag,
in die voornoemde applicatie op een smartphone ingetoetst en
-
die [aangever 1] het scherm van die smartphone getoond met daarop de geplande

transactie waarbij een valse naam, [A] , en een vals rekeningnummer zichtbaar was en

-
vervolgens aan die [aangever 1] laten weten dat de geplande mobiel bankieren transactie was geslaagd en dat het geld was overgemaakt naar die [aangever 1]

waardoor die [aangever 1] werd bewogen tot afgifte van haar Apple iPhone 6.

3.
hij in de periode van 14 november 2016 tot en met 15 november 2016 te Wassenaar en te Utrecht, goederen, te weten foto-apparatuur (waaronder statieven en camera's) (aangetroffen in de auto met kenteken [kenteken] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
- feit 1: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
- feit 2 primair: medeplegen van oplichting;
- feit 3: schuldheling.

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, waarbij als bijzondere voorwaarden worden gesteld:
- de maatregel Toezicht en Begeleiding, uitgevoerd door de William Schrikker Groep;
- de verplichting tot het volgen van onderwijs volgens het lesrooster;
- de verplichting tot het meewerken aan diagnostiek en behandeling;
- een contactverbod met [medeverdachte] ;
- een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor zover verdachte niet wordt vrijgesproken, verzocht rekening te houden met het tijdsverloop en het feit dat het nu goed gaat met verdachte en aan verdachte aldus geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Een justitiële jeugdinrichting is immers geen geschikte plek voor verdachte. Het voorgestelde contactverbod met [medeverdachte] is niet werkbaar, aangezien verdachte en [medeverdachte] bij elkaar in de buurt wonen en hun moeders veel met elkaar omgaan.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie oplichtingen in vereniging en een schuldheling. Verdachte en zijn mededader hebben meerdere malen gebruik gemaakt van een nagemaakte applicatie voor internetbankieren en zijn daarmee op planmatige en professionele wijze te werk gegaan. Door het handelen van verdachte hebben de verkopers van de goederen niet alleen overlast en schade opgelopen, maar is ook het vertrouwen geschaad dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop via dit soort transacties goederen worden gekocht en verkocht. Verdachte heeft enkel gehandeld om er zelf financieel beter van te worden en heeft zich niet bekommerd om de gevolgen die zijn handelen heeft op de slachtoffers en de maatschappij in het algemeen. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank weegt bij haar beslissing in het nadeel van verdachte mee dat verdachte geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en er geen blijk van heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien. De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte meegewogen dat de rol van verdachte in de oplichtingen kleiner is geweest dan de rol die de mededader heeft gespeeld.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 12 januari 2018;
- een psychologisch onderzoek Pro Justitia d.d. 18 december 2017, opgesteld door drs. S. Verhaaren, GZ-psycholoog;
- een advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 15 maart 2018, opgesteld door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad 1] .
Uit het uittreksel justitiële documentatie is gebleken dat verdachte in januari 2017 is
veroordeeld wegens een vermogensdelict, namelijk schuldheling. Dit maakt dat artikel 63
van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Uit het psychologisch onderzoek Pro Justitia blijkt dat er bij verdachte sprake is van een
ziekelijke stoornis, namelijk een Andere gespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of
andere gedragsstoornis. Verdachte laat al langere tijd een patroon van afglijden zien en het is
daardoor aannemelijk dat deze stoornis ook al aanwezig was ten tijde van de tenlastegelegde
feiten. Omdat verdachte niet over het tenlastegelegde heeft willen praten, kan niet worden
vastgesteld of deze stoornis de gedragingen van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde
heeft beïnvloed. Gelet op het feit dat geen sprake is van behandeling of externe sturing wordt
het recidiverisico ingeschat als hoog. Verdachte heeft zich de afgelopen tijd door de druk van
de op handen zijnde zitting in deze zaak, de Top X-aanpak en de uitgesproken machtiging
uithuisplaatsing echter wat positiever ontwikkeld. De druk van een (forse) consequentie lijkt
verdachte in staat te stellen zich te richten op zijn toekomst en zijn gedrag te reguleren.
Indien verdachte zich zal openstellen voor hulp, de consequenties van zijn gedrag aanvaardt,
zijn schoolgang voortzet en zich zal blijven onthouden van contact met deviante vrienden,
lijkt er ruimte te zijn voor groei en ontwikkeling. Om het recidiverisico te beperken en
verdachtes ontwikkeling te stimuleren wordt daarom een stevig kader geadviseerd, te weten
een deels voorwaardelijke jeugddetentie met als bijzondere voorwaarden de maatregel
Toezicht en Begeleiding, verplichte schoolgang en systeemdiagnostiek en -behandeling.
Uit het advies van de Raad voor de Kinderbescherming en de toelichting die de heer
[vertegenwoordiger van de raad 2] daarop ter terechtzitting heeft gegeven, blijkt dat de kans op herhaling van
delinquent gedrag hoog is. Er bestaan al langere tijd grote zorgen omtrent verdachte.
Verdachte is een kwetsbare en beïnvloedbare jongen, die zich zelfbepalend en sociaal
wenselijk opstelt. Bovendien is er al jarenlang sprake van schoolverzuim. De ouders van
verdachte zijn onmachtig gebleken verdachte voldoende te begeleiden bij zijn complexe
en langdurige problematiek. In juni 2017 is er in het civiele kader een ondertoezichtstelling
uitgesproken, waardoor de William Schrikker Groep momenteel bij het gezin van
verdachte betrokken is. Verdachte laat sindsdien een prille positieve ontwikkeling zien.
Vermoed wordt dat deze ontwikkeling deels voortkomt uit sociaal wenselijk gedrag en de
vraag is dus of verdachte deze positieve ontwikkeling vast kan houden. Vanuit pedagogisch
perspectief is het belangrijk dat verdachte de consequenties van zijn handelen ervaart, maar
verdachte heeft ook een flinke stok achter de deur nodig om zijn positieve ontwikkeling door
te zetten. Geadviseerd wordt daarom aan te sluiten bij het advies van de psycholoog en een
deels voorwaardelijke jeugddetentie met jeugdreclasseringsbegeleiding op te leggen. Een
werkstraf wordt niet geïndiceerd, omdat verdachte eerder een werkstraf opgelegd heeft
gekregen en deze hem niet tot voldoende gedragsverandering heeft bewogen.
Uit de toelichting die mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] van de William Schrikker Groep ter
terechtzitting heeft gegeven, blijkt dat er een positieve ontwikkeling bij verdachte zichtbaar
is. Verdachte gaat naar school, loopt stage, heeft een bijbaan en doet aan sport. Verdachte
ondergaat sinds kort ook een behandeling bij De Waag. Gelet op deze positieve ontwikkeling
is een onvoorwaardelijke jeugddetentie niet geïndiceerd. Wel is het belangrijk dat er een
stevig kader wordt gecreëerd en dat er bijzondere voorwaarden aan verdachte worden
opgelegd, als stok achter de deur om de positieve ontwikkeling door te zetten.
Systeemdiagnostiek en -behandeling zijn niet geïndiceerd, omdat de ouders van
verdachte geen Nederlands spreken en niet leerbaar zijn. Het is vooral belangrijk dat
verdachte zelf (verder) wordt behandeld. Geadviseerd wordt daarom om als bijzondere
voorwaarden de maatregel Toezicht en Begeleiding, verplichte schoolgang en een
behandelverplichting bij De Waag of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de
reclassering, op te leggen.
Conclusie
Alles afwegend acht de rechtbank de combinatie van een voorwaardelijke jeugddetentie en
een werkstraf passend en geboden. Gelet op het feit dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie
de positieve ontwikkeling van verdachte zal doorkruisen, volgt de rechtbank de adviezen van
de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming daaromtrent niet. Aangezien uit
de verschillende rapporten blijkt dat verdachte een flinke stok achter de deur nodig heeft om
deze positieve ontwikkeling vol te blijven houden, zal de rechtbank een langere
voorwaardelijke jeugddetentie opleggen dan door de officier van justitie is geëist, namelijk
een jeugddetentie voor de duur van 2 maanden. Bij deze voorwaardelijke jeugddetentie geldt
een proeftijd van 2 jaar en zullen als bijzondere voorwaarden de maatregel Toezicht en
Begeleiding, een ambulante behandelverplichting bij De Waag of soortgelijke instelling en
de verplichting tot het volgen van school worden opgelegd. De rechtbank acht een
contactverbod met [medeverdachte] en systeemdiagnostiek en -behandeling in de praktijk niet
uitvoerbaar en deze voorwaarden zullen daarom niet aan verdachte worden opgelegd. De
rechtbank zal daarnaast een werkstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van de tijd die
verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, opleggen.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1
Benadeelde partij [aangever 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 1.269,99. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1, zaak c, tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw ook verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren of de vordering af te wijzen, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering, aangezien verdachte van dit feit is vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.2
Benadeelde partij [aangever 5]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 1.500,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1, zaak o, tenlastegelegde feit.
De officier van justitie heeft, gelet op het feit dat hij vrijspraak heeft gevorderd voor dit feit, gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw ook verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren of de vordering af te wijzen, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de materiële schade op € 1.350,00, te weten: het overeengekomen bedrag voor de verkoop van de MacBook. De vordering kan tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 15 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
De benadeelde partij zal in het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij kan de vordering voor het resterende gedeelte deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.3
Benadeelde partij [aangever 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 390,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, aangezien gebleken is dat de benadeelde partij haar iPhone weer heeft teruggekregen.
De raadsvrouw heeft, gelet op de door haar bepleite vrijspraak, primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw ook verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, aangezien de vordering niet is onderbouwd.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering, aangezien de benadeelde partij haar iPhone weer heeft teruggekregen en dus geen schade heeft geleden. De benadeelde partij kan een eventuele vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 326 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, zaak c, tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1, zaak a, feit 1, zaak o, feit 2 primair en feit 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1, zaak a, feit 1, zaak o, feit 2 primair en feit 3 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1, zaak a, feit 1, zaak o, feit 2 primair en feit 3 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
geheel voorwaardelijke jeugddetentievoor de duur van
2 maanden;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 jaarvast;
- stelt als
algemene voorwaardendat veroordeelde:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat veroordeelde:
 zich binnen drie dagen nadat het vonnis onherroepelijk is in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding zal melden bij de William Schrikker Groep, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
 zich onder behandeling zal blijven stellen bij De Waag of soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de William Schrikker Groep, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in dat kader zullen worden gegeven;
 onderwijs zal blijven volgen volgens zijn lesrooster;
- geeft de William Schrikker Groep opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
80 uren;
- beveelt dat voor het geval de verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
Benadeelde partij [aangever 2] – feit 1, zaak c
- verklaart de benadeelde partij in zijn vordering
niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts aan kan brengen bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [aangever 5] – feit 1, zaak o
- wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
€ 1.350,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het resterende gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 1.350,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 november 2015 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door een jeugddetentie voor de duur van 1 dag. De toepassing van deze jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op;
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen;
Benadeelde partij [aangever 1] – feit 2
- verklaart de benadeelde partij in haar vordering
niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat de benadeelde partij een eventuele vordering aan kan brengen bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Nootenboom-Lock, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. L.E. Verschoor-Bergsma en H.F. Koenis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.Z. Schoppink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 mei 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 15 november 2016 te
(a)'s-Gravenhage en/of
(c)Aarlanderveen, gemeente Alphen aan den Rijn en/of
(o)Utrecht,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen perso(o)n(en) heeft/hebben
bewogen tot de afgifte van na te noemen goederen, in elk geval van enig goed, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • naar aanleiding van advertenties op de internetsite Marktplaats.nl contact gezocht met de aanbieder van na te noemen goederen en zich voorgedaan als bonafide koper(s) en/of
  • (vervolgens) een afspraak gemaakt voor de aankoop van het/de aangeboden goed(eren) en/of
  • (vervolgens) naar de afgesproken plaats gekomen voor de overdracht en
betaling van het/de goed/goederen waarbij verdachte(n) aangaf/aangaven het
overeengekomen bedrag te voldoen door middel van een betaling via een
applicatie voor mobiel bankieren en/of
- ( (vervolgens) de transactiegegevens, waaronder het rekeningnummer van de
verkoper(s) en het bedrag, in die voornoemde applicatie op een smartphone
ingetoetst en/of getoond aan de verkoper(s) en/of
- de verkoper(s) in de gelegenheid gesteld om een foto te maken van het scherm
van de smartphone met daarop de geplande transactie waarbij een valse naam
(waaronder [A] en/of [C] en/of [D] en/of [E] )
en/of een vals rekeningnummer zichtbaar was en/of
- ( (vervolgens) tegen de verkoper(s) gezegd en/of op andere wijze aan de
verkoper(s) laten weten dat de geplande mobiel bankeren transactie was
geslaagd en/of dat het geld was overgemaakt naar de verkoper(s)
( a) [aangever 4] (zaak 1) en/of
( c) [aangever 2] (zaak 4) en/of
( o) [aangever 5] (zaak 16)
werden bewogen tot de afgifte van
( a) een camera van het merk Nikon en/of meerdere camera-toebehoren, waaronder
lenzen en cameratassen en/of
( c) een Apple iphone 6S en/of een Apple iphone 6 en/of
( o) een Apple Macbook Pro;
2.
Primair
hij op een of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 1 juli 2016 tot en met 15 november 2016
te
(e)Leiden
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels, [aangever 1] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van een Apple I-Phone 6, immers hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- naar aanleiding van advertenties op de internetsite Marktplaats.nl contact
gezocht met de die [aangever 1] en zich voorgedaan als bonafide koper(s) en/of
- ( (vervolgens) een afspraak gemaakt voor de aankoop van de aangeboden
I-phone en/of
- ( (vervolgens) naar de afgesproken plaats gekomen voor de overdracht en
betaling van die I-phone waarbij verdachte(n) aangaf/aangaven het
overeengekomen bedrag te voldoen door middel van een betaling via een
applicatie voor mobiel bankieren en/of
- ( (vervolgens) de transactiegegevens, waaronder het rekeningnummer zoals
opgegeven door die [aangever 1] als zijnde zijn rekeningnummer en het bedrag,
in die voornoemde applicatie op een smartphone ingetoetst en/of
- die [aangever 1] het scherm van die smartphone met daarop de geplande
transactie waarbij een valse naam [A] en/of [C] en/of
en/of een vals rekeningnummer zichtbaar was en/of
- ( (vervolgens) tegen die [aangever 1] gezegd en/of op andere wijze aan de
verkoper(s) laten weten dat de geplande mobiel bankeren transactie was
geslaagd en/of dat het geld was overgemaakt naar die [aangever 1]
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2016 tot en met 15 november 2016 te Leiden en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, een goed te weten een Apple I-phone 6 heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 november 2016 tot en met 15 november 2016 te Wassenaar en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland, een of meer goed(eren) te weten foto-apperatuur (waaronder statieven en/of camera's) (aangetroffen in de auto met kenteken [kenteken] ) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 maart 2017, genummerd PL1500-2017038754 Z, opgemaakt door politie Eenheid Den Haag, doorgenummerd 1 tot en met 1262. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Bijlage goederen bij proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , opgemaakt door [verbalisant 10] en gesloten op 17 november 2016, p. 326.
3.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , opgemaakt door [verbalisant 10] en gesloten op 17 november 2016, p. 321.
4.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , opgemaakt door [verbalisant 10] en gesloten op 17 november 2016, p. 322.
5.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 3] , opgemaakt door [verbalisant 10] en gesloten op 17 november 2016, p. 323.
6.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 10] en gesloten op 17 november 2016, p. 338.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt door [verbalisant 10] en gesloten op 25 maart 2017, p. 1157.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , opgemaakt door [verbalisant 10] en gesloten op 25 maart 2017, p. 1158.
9.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , opgemaakt door [verbalisant 6] en gesloten op 16 november 2016, p. 219
10.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , opgemaakt door [verbalisant 6] en gesloten op 16 november 2016, p. 220.
11.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 4] , opgemaakt door [verbalisant 6] en gesloten op 16 november 2016, p. 221.
12.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 11] en gesloten op 17 november 2016, p. 253.
13.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 16 november 2016, p. 225.
14.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 1] en gesloten op 16 november 2016, p. 226.
15.PV verhoor verdachte d.d. 17 november 2016, opgemaakt door [verbalisant 11] en gesloten op 17 november 2017, p. 81-82 en p. 84-85.
16.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 6 april 2018.
17.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 3] en gesloten op 17 november 2016, p. 301.
18.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] en gesloten op 16 november 2016, p. 233.
19.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 4] en gesloten op 16 november 2016, p. 234.
20.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 5] en gesloten op 19 november 2016, p. 344.
21.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 6] en gesloten op 18 november 2016, p. 254.
22.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 7] en gesloten op 17 november 2016, p. 244.
23.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 8] en gesloten op 22 januari 2017, p. 267.
24.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 8] en gesloten op 22 januari 2017, p. 269.
25.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 8] en gesloten op 22 januari 2017, p. 268.
26.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] , opgemaakt door [verbalisant 12] en gesloten op 25 februari 2017, p. 977.
27.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] , opgemaakt door [verbalisant 12] en gesloten op 25 februari 2017, p. 978.
28.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 5] , opgemaakt door [verbalisant 12] en gesloten op 25 februari 2017, p. 979.
29.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , opgemaakt door [verbalisant 14] en gesloten op 29 november 2016, p. 585.
30.Proces-verbaal van aangifte door [aangever 1] , opgemaakt door [verbalisant 14] en gesloten op 29 november 2016, p. 586.
31.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 9] en gesloten op 9 december 2016, p. 590.
32.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 8] en gesloten op 22 januari 2017, p. 609.
33.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 8] en gesloten op 22 januari 2017, p. 610.
34.Proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door [verbalisant 13] en gesloten op 5 maart 2017, p. 319.