Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 31 januari 2018,
- het proces-verbaal van comparitie van 5 februari 2018.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een eiser, een patiënt, en een gedaagde, zijn huisarts. De eiser had de huisarts gemachtigd om informatie te verstrekken aan de medisch adviseur van zijn arbeidsongeschiktheidsverzekering, Movir N.V. De eiser stelde dat de huisarts meer informatie had verstrekt dan waarvoor hij toestemming had gegeven, wat leidde tot de beëindiging van zijn verzekering. De rechtbank oordeelde dat de huisarts in strijd had gehandeld met zijn geheimhoudingsplicht zoals vastgelegd in artikel 7:457 BW, door meer informatie te verstrekken dan de medisch adviseur had gevraagd. De rechtbank concludeerde dat de huisarts tekort was geschoten in de behandelingsovereenkomst en onrechtmatig had gehandeld ten opzichte van de eiser. Echter, de vorderingen van de eiser tot schadevergoeding werden afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de verzekering het gevolg was van de schending van de mededelingsplicht door de eiser zelf. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen, aangezien beide partijen op enig punt in het ongelijk waren gesteld.