ECLI:NL:RBMNE:2018:1885
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van deelname aan criminele organisatie en handel in cocaïne
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2018 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met als doel het verhandelen en/of aanwezig hebben van cocaïne, evenals het handelen in cocaïne zelf. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzitting van 9 april 2018, waarbij het onderzoek op 23 april 2018 werd gesloten. De officier van justitie, mr. B. Nitrauw, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadslieden, mrs. J.W.D. Roozemond en S. Melliti.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging op de zitting van 9 april 2018 is gewijzigd. De verdenking omvatte deelname aan een criminele organisatie in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 mei 2017, met activiteiten in Woerden, Uithoorn, Harmelen en Mijdrecht. Ondanks sterke aanwijzingen in het dossier dat de verdachte betrokken was bij de handel in cocaïne, oordeelde de rechtbank dat er onvoldoende wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat het feit dat een auto op naam van de verdachte bij drugsdeals was gezien, niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij de handel in cocaïne vast te stellen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij deel had genomen aan de criminele organisatie of dat hij cocaïne had verhandeld. De rechtbank heeft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven en het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2018.