ECLI:NL:RBMNE:2018:1884

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
16/652637-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne door verdachte gedurende twee jaar met ernstige overlast voor de buurt

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 3 mei 2018 uitspraak gedaan tegen een verdachte die gedurende twee jaar met enige regelmaat cocaïne heeft verkocht aan verschillende personen. De verdachte heeft door zijn drugshandel aanzienlijke overlast veroorzaakt in de buurt, waarbij hij enkel oog had voor zijn eigen financiële gewin. De rechtbank oordeelde dat, gezien de ernst van de feiten, een vrijheidsbenemende straf noodzakelijk was. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit, het reclasseringsadvies en de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. Strafverzwarend werd meegewogen dat de verdachte gedurende een langere periode had gedeald en dat er sprake was van medeplegen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat onvoldoende bewijs was voor een gestructureerd samenwerkingsverband. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 9 april 2018, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling straf-, familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/652637-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [postcode] [woonplaats]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van de inhoudelijke behandeling op 9 april 2018. Het onderzoek is gesloten op 23 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. B. Nitrauw en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 mei 2017 te Woerden en/of Uithoorn en/of Harmelen en/of Mijdrecht heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het verhandelen en/of aanwezig hebben van cocaïne;
Feit 2
in de periode van 1 januari 2014 tot en met 17 mei 2017 te Woerden en/of Uithoorn en/of Harmelen en/of Mijdrecht samen met anderen in cocaïne heeft gehandeld en/of cocaïne aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4 WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 tenlastegelegde, omdat er geen sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman - onder meer - aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij ervoor heeft gekozen om drugs te dealen en dat hij een telefoonnummer heeft aangeschaft rond de tweede week van juli 2016. Verdachte heeft een aantal contacten overgenomen van een persoon in Woerden die zich [bijnaam] noemde. Verdachte heeft verklaard dat hij rond de feestdagen van 2016 is gestopt met het dealen van drugs en die verklaring vindt bevestiging in meerdere bewijsmiddelen. Meerdere afnemers bevestigen de stelling van verdachte dat hij in de zomer van 2016 is begonnen en in de winter van 2016 is gestopt. Voor wat betreft de afnemers die in vage bewoordingen spreken van een langere periode zij opgemerkt dat hun verklaring op dit punt hetzij onbestemd hetzij onvoldoende betrouwbaar is om de verklaring van verdachte aangaande het moment waarop hij is gestart met dealen terzijde te schuiven, omdat alle getuigen die zijn gehoord spreken van een slechte ervaring als hen wordt gevraagd hoe men het verhoor heeft ervaren. Een aantal van hen heeft aangegeven dat zij zich “overvallen” en “onder druk gezet” voelden door de politie.
Verder spreken nagenoeg alle afnemers niet met de nodige stelligheid over het eerste moment waarop zij drugs kochten bij [bijnaam] , laat staan dat zij weten bij welke [bijnaam] . Verdachte kan worden veroordeeld voor het verkopen van cocaïne in de periode van 8 juli 2016 tot en met eind december 2016 en dient te worden vrijgesproken van de periode vanaf 1 januari 2017.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde
De rechtbank acht niet bewezen wat onder 1 is ten laste gelegd, nu onvoldoende gebleken is van een samenwerkingsverband van twee of meer personen met een zekere duurzaamheid en structuur en een bepaalde organisatiegraad, dat tot doel heeft het plegen van misdrijven. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.3.2
Het oordeel over het onder 2 tenlastegelegde
Bewijsmiddelen [1]
Verdachte heeft verklaard dat hij drugs heeft verkocht onder de naam [bijnaam] .
Tevens heeft hij verklaard dat hij in een Skoda Fabia reed als hij drugs ging afleveren. Voorts heeft verdachte verklaard dat de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] drugs bij verdachte hebben afgenomen en dat het mogelijk is dat andere getuigen
( [getuige 3] , [getuige 4] en [getuige 5] ) drugs bij hem hebben gekocht. [2]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij sinds eind 2014/begin 2015 cocaïne heeft gekocht bij een dealer genaamd [bijnaam] . [3] Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij zo honderd keer bij dealer [bijnaam] heeft gekocht. [4] Deze dealer [bijnaam] reed in een zwarte Skoda Fabia en er reed nog een gozer die reed in een Seat Ibiza. Als je de ene belde kwam soms de ander. [5] De [bijnamen] kwamen afwisselend. [6]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij één jaar voor het politieverhoor van
25 oktober 2016 voor het eerst cocaïne heeft gekocht bij [bijnaam] . [7] [bijnaam] reed in een Skoda. [8]
Er waren meerdere [bijnamen] die allemaal hetzelfde nummer hadden. Getuige [getuige 2] verklaart voorts dat hij zeker weet dat het is voorgekomen dat hij op één en hetzelfde telefoonnummer zowel [bijnaam] 1 als [bijnaam] 2 heeft ge-sms’t om drugs af te nemen. [9]
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij cocaïne heeft gekocht bij [bijnaam] . Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij in de winter van 2015 voor het eerst drugs heeft gekocht bij [bijnaam] .
Er kwam ook weleens een andere jongen en hij heeft deze jongen ook wel eens zien rijden in de Fabia (
de rechtbank begrijpt: Skoda Fabia) van [bijnaam] . [10]
Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij vanaf oktober/november 2016 tot eind januari 2017 cocaïne heeft gekocht bij [bijnaam] . Getuige [getuige 6] heeft verklaard dat [bijnaam] in een donkere auto reed, het merk wist hij niet. [11]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij drugs heeft gekocht bij [bijnaam] en dat er meerdere [bijnamen] waren. Hij heeft verklaard dat het rouleerde, soms per weekend of per week. Hij heeft verklaard dat het ook is gebeurd dat dezelfde persoon soms twee of drie maanden de telefoon had. Voorts heeft hij verklaard dat de dealers de drugs kwamen afleveren met de auto. [12] [bijnaam] heeft een hele tijd een zwarte Skoda gehad. [13]
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij cocaïne heeft gekocht bij [bijnaam] en dat zij telkens een ander persoon aan de lijn kreeg als zij belde. [14] Zij heeft verklaard dat drie personen zich [bijnaam] noemden, dat zij ze vaker heeft gezien en dat het random was wie er kwam.
Zij heeft nadrukkelijk verklaard dat zij drie of vier jaar drugs heeft gekocht bij [bijnaam] [15] Zij heeft op 24 mei 2017 verklaard dat zij drie maanden geleden voor het laatst drugs heeft gekocht bij [bijnaam] . [16]
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet. [17]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte ter terechtzitting, vast dat verdachte cocaïne heeft verkocht aan verschillende personen. De verklaring van verdachte dat hij in juli 2016 een telefoon heeft overgenomen van een andere [bijnaam] en dus toen pas is begonnen met dealen, waarbij en dat hij niet samenwerkte met andere personen, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Uit de bewijsmiddelen volgt immers dat de afnemers reeds langere tijd bij [bijnaam] kochten en dat als zij [bijnaam] belden niet telkens dezelfde persoon kwam, maar dat één van de [bijnamen] kwam en dat deze personen rouleerden. Eén van de [bijnamen] , en meer specifiek de [bijnaam] die in de Skoda Fabia reed, was verdachte, zo volgt reeds uit zijn eigen verklaring. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij aan afnemers [getuige 1] en [getuige 2] drugs heeft verkocht.
Dat voornoemde getuigen door de politie onder druk zouden zijn gezet en door de wijze van verhoor een onjuiste verklaring zouden hebben afgelegd volgt niet uit het dossier. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij bij het verhoor door de politie druk heeft ervaren. Hij had liever helemaal geen verhoor gehad. Hij heeft echter ook aangegeven dat hij zich niet geïntimeerde voelde. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij een “fijn gesprek” heeft gehad met de politie. Getuige [getuige 1] heeft ter zitting verklaard dat hij het verhoor als “goed” heeft ervaren. Getuigen [getuige 4] en [getuige 3] hebben verklaard dat zij akkoord zijn met de inhoud van de verklaring die zij bij de politie hebben afgelegd.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat de door hen afgelegde verklaringen onjuist dan wel onbetrouwbaar zouden zijn, zoals door de verdediging is gesteld.
Van tegenstrijdigheden in de verklaringen van de getuigen, die redengevend zijn voor de conclusie dat aan de geloofwaardigheid van de getuigen moet worden getwijfeld, is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte in ieder geval vanaf januari 2015 cocaïne heeft verkocht aan personen en dat dit in vereniging is gebeurd.
Het verweer van de raadsman, ten aanzien van de enkelvoudige fotoconfrontatie, behoeft geen verdere bespreking nu de herkenningen van de getuigen niet voor het bewijs worden gebezigd.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 2
op tijdstippen in de periode gelegen tussen 1 januari 2015 tot en met 15 januari 2017 te Woerden en Harmelen tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval telkens een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 2
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 jaar, waarvan een gedeelte van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft zijn leven op orde, hij werkt en heeft inkomsten. Hij is uit eigen beweging gestopt met het verkopen van drugs, daarna is hij niet meer in beeld gekomen bij Justitie. Verdachte heeft 72 dagen in voorlopige hechtenis gezeten. De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf straf op te leggen met eventueel reclasseringstoezicht.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op meerdere tijdstippen gedurende een periode van ruim twee jaar met enige regelmaat, samen met anderen, cocaïne verkocht aan verschillende personen. De handel in harddrugs zoals cocaïne dient krachtig bestreden te worden, nu het gebruik daarvan gevaar oplevert voor de gezondheid van de (vaak jonge) gebruikers en kan leiden tot verslaving. Het gebruik van en de handel in een drug als cocaïne leidt bovendien direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit en vormt zo een bron van overlast voor de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Daarnaast heeft verdachte door zijn handelen veel overlast bezorgd in de buurt. Kennelijk heeft verdachte alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin, zonder stil te staan bij de nadelige consequenties van zijn gedrag voor anderen.
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan voor het verkopen/afleveren/verstrekken van gebruikershoeveelheden harddrugs vanuit een pand of op straat gedurende 6 tot 12 maanden met enige regelmaat, uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Het oriëntatiepunt gaat uit van een alleen opererende dader.
Als strafverzwarende omstandigheden weegt de rechtbank mee dat verdachte gedurende een langere periode, te weten ongeveer twee jaren, heeft gedeald en dat bovendien sprake is van medeplegen.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 23 februari 2018;
- een reclasseringsadvies van 10 augustus 2017, uitgebracht door Reclassering Nederland;
- een e-mail van [reclasseringsmedewerker] , toezichthouder bij Reclassering Nederland, van 6 april 2018.
Blijkens voornoemd uittreksel justitiële documentatie is verdachte niet eerder veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Uit het voornoemd reclasseringsadvies blijkt dat het verdachte ten tijde van het tenlastegelegde ontbrak aan adequate vaardigheden om zijn problemen op te lossen. Hij had geen inkomsten en verwaarloosde zijn financiële administratie. In plaats van gepaste actie te ondernemen (verwerven van legale inkomsten, oplossen van schulden) koos hij ervoor om op illegale wijze inkomsten te generen. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Uit de e-mail van 6 april 2018 van [reclasseringsmedewerker] van Reclassering Nederland blijkt dat verdachte zich in het schorsingstoezicht heeft gehouden aan de aan hem opgelegde bijzondere voorwaarden. De reclassering heeft van verdachte en de wijkagent vernomen dat hij de afgelopen maanden enkele malen is staande gehouden / gecontroleerd, maar dat hierbij geen (vermoedelijk) strafbare feiten zijn geconstateerd. Verdachte heeft werk bij zijn broers autohandel. De reclassering ziet mogelijkheden het toezicht na een eventuele veroordeling voort te zetten, maar zien geen noodzaak hiertoe.
Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat op het handelen van verdachte niet anders kan worden gereageerd dan door het opleggen van een vrijheidsbenemende straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden is.
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
Een bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis kan op grond van artikel 82 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering te allen tijde worden opgeheven, zelfs als de verdachte zich aan de hem gestelde voorwaarden houdt, aangezien het gaat om een aan de rechter toekomende discretionaire bevoegdheid. De discretionaire aard van deze bevoegdheid brengt echter ook met zich dat de rechter evenmin verplicht is de schorsing op te heffen.
De rechtbank dient bij het nemen van die beslissing de belangen van de samenleving, het slachtoffer en de verdachte tegen elkaar af te wegen en na te gaan of een bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wenselijk is. Daarbij gaat het om de specifieke omstandigheden van het geval, die afzonderlijk en in onderling verband bezien de grondslag vormen een verdachte in voorlopige hechtenis te stellen.
Verdachte is op 17 mei 2017 in verzekering gesteld. Het bevel tot voorlopige hechtenis is op 28 juli 2017 door de rechtbank onder voorwaarden geschorst. Uit de e-mail van 6 april 2018 van [reclasseringsmedewerker] , toezichthouder bij Reclassering Nederland, blijkt dat verdachte zich aan de afspraken met de toezichthouder heeft gehouden. Gelet daarop ziet de rechtbank in dit geval niet in welk doel op dit moment een bevel tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis zou dienen. De enkele veroordeling in deze zaak volstaat daarvoor in het onderhavige geval niet.
Op grond van het voorgaande wordt de vordering tot opheffing van het bevel waarbij de voorlopige hechtenis is geschorst, afgewezen.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
- 57 van het Wetboek van Strafrecht en
- 2 en 10 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 6 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. C.M.A.T. van der Geest, voorzitter, mrs. V. van Dam en O.P. van Tricht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.S. Benschop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2018.
Mr. V. van Dam is buiten staat mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1
januari 2014 tot en met 17 mei 2017 te Woerden en/of Uithoorn en/of Harmelen
en/of Mijdrecht, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie,
gevormd door (onder meer) verdachte en [medeverdachte] , welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het (telkens) opzettelijk
bereiden en/of bewerken en/of verkopen en/of afleveren en/of vervoeren en/of
aanwezig hebben van hoeveelheden cocaine, in elk geval (telkens) (een)
middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
art. 11b Opiumwet
art 10 lid 4 Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 11b lid 1 Opiumwet
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 1
januari 2014 tot en met 17 mei 2017 te Woerden en/of Uithoorn en/of Harmelen
en/of Mijdrecht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of
meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft
gehad (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine, in elk
geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst
I;
art. 2 Opiumwet
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 10 lid 1 ahf/ond a alinea Opiumwet

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 21 september 2017, genummerd PL0900-2017287432, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 661. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2018.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] , d.d. 30 maart 2017, p. 564.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] , d.d. 30 maart 2017, p. 564.
5.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] , d.d. 30 maart 2017, p. 563.
6.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 9 april 2018.
7.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , bij de rechter-commissaris, d.d. 6 april 2018, p. 1.
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 26 oktober 2016, p. 444.
9.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , bij de rechter-commissaris, d.d. 6 april 2018, p. 2.
10.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , d.d. 13 januari 2017, p. 504.
11.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , d.d. 15 maart 2017, p. 526
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , bij de rechter-commissaris,
13.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 23 maart 2017, p. 550.
14.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , d.d. 24 mei 2017, p. 583 en 584.
15.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , bij de rechter-commissaris,
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , d.d. 24 mei 2017, p. 582 en 584.
17.Het NFI-rapport van 78 juni 2017, p. 295.