ECLI:NL:RBMNE:2018:1882

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 mei 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
16/653008-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voorhanden hebben vuurwapen en pepperspray met taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 3 mei 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 56-jarige man uit IJsselstein. De man werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, twee houders met scherpe patronen en een busje pepperspray. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is hem een taakstraf van 160 uur opgelegd, waarvan de helft voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met het feit dat de man niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de reclassering het recidiverisico als laag inschatte. Ook het tijdsverloop in deze zaak speelde een rol in de beslissing om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.

De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2018. De officier van justitie, mr. N. Schapendonk, had gevorderd tot een zwaardere straf, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte had erkend het vuurwapen en de munitie voorhanden te hebben gehad, maar betwistte de bedreiging van de aangeefster. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de bedreiging, omdat niet bewezen kon worden dat de aangeefster op de hoogte was van de bedreigende woorden die de verdachte zou hebben geuit. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan het voorhanden hebben van de wapens en munitie, wat een ernstige inbreuk op de rechtsorde vormt. De uitspraak benadrukt de risico's van vuurwapens en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/653008-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 3 mei 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. N. Schapendonk en van hetgeen verdachte en mr. P. van der Geest, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partij [aangeefster] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 13 december 2016 tot en met 16 december 2016 te IJsselstein een vuurwapen, een busje pepperspray en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 2: op 13 december 2016 te IJsselstein [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de raadsvrouw partiële vrijspraak bepleit, namelijk wat het voorhanden hebben van het busje pepperspray betreft. Dit busje pepperspray is van de ex-vrouw van verdachte en lag in een doos met spullen van zijn ex-vrouw. Verdachte had geen enkele wetenschap dat het busje pepperspray zich in zijn woning bevond en besefte dus ook niet dat hij hierover kon beschikken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw integrale vrijspraak bepleit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
In het proces-verbaal van bevindingen van 13 december 2016 (pagina 8) is gerelateerd dat getuige [getuige] , de chauffeur van aangeefster, heeft verklaard dat verdachte zei: “
Ik schiet haar kapot, (…).”. Deze bewoordingen worden door [getuige] niet herhaald als hij als getuige wordt gehoord op 18 december 2016. [getuige] verklaart alsdan dat hij verdachte heeft horen zeggen: “
(…) als zij terug komt met die andere mensen, knal ik die één voor één neer.
Nog daargelaten of laatstgenoemde zinsnede kan worden aangemerkt als een bedreiging jegens aangeefster, kan uit de bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat aangeefster op de hoogte is geraakt van de woorden die verdachte tegenover [getuige] zou hebben geuit. Het op de hoogte raken een vereiste is om tot veroordeling van dit feit over te kunnen gaan. Daarnaast biedt het dossier ook geen aanknopingspunten, anders dan de verklaring van aangeefster, dat verdachte het wapen aan aangeefster heeft getoond.
Gelet op het voorgaande, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het als feit 2 ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit [1]
Op 16 december 2016 bevond verbalisant [verbalisant 1] zich samen met zijn collega [verbalisant 2] in de slaapkamer aan de achterzijde van de woning van verdachte in verband met een zoeking krachtens de Wet wapens en munitie (hierna: WWM). Op een plank in de linnenkast wordt een pistool aantroffen. [2] Op andere planken worden twee zilverkleurige houders aangetroffen met daarin volmantel patronen. [3] Het pistool en de munitie worden in beslag genomen. [4]
Op 16 december 2016 ziet verbalisant [verbalisant 3] in een bak op de zolderkamer een zilverkleurig busje. Hij vermoed, gelet op de uiterlijke kenmerken, dat het om een busje pepperspray gaat en neemt het goed in beslag voor technisch onderzoek. [5]
Het Team Forensische Opsporing heeft onderzoek gedaan naar de in beslag genomen goederen. Uit onderzoek naar het wapen blijkt dat het een pistool betreft van categorie III onder 1 van de WWM. [6] In totaal zijn 21 scherpe patronen in beslag genomen. Uit onderzoek blijkt dat deze patronen munitie zijn in de zin van categorie III WWM. [7]
Uit onderzoek naar het in beslag genomen gasbusje blijkt, dat dit een busje met pepperspray betreft. Het busje bleek gedeeltelijk gevuld te zijn. Bij het indrukken van de spuitknop bleek dat het gasbusje goed werkte. Het gasbusje is gekwalificeerd als een wapen in de zin van categorie II van de WWM. [8]
De verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat hij het pistool en de munitie op 13 december 2016 voorhanden had.
Verdachte heeft op 18 december 2016, desgevraagd door de politie naar het in zijn woning aangetroffen busje pepperspray, als volgt verklaard.
Waar heb je dat gevonden? Volgens mij lag dat op zolder. Ja dat is een busje pepperspray. Die is van mijn ex-vrouw. Er liggen nog meerdere spullen van haar op zolder, maar ik heb daar nooit naar gekeken. [9]
Bewijsoverweging
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist dat het busje pepperspray op zolder lag en dat hij in de veronderstelling was dat zijn ex-vrouw dit busje pepperspray mee had genomen. De rechtbank acht deze verklaring van verdachte, in het licht van de hierboven weergegeven verklaring van verdachte afgelegd bij de politie op 18 december 2016, niet geloofwaardig.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op tijdstippen in de periode van 13 december 2016 tot en met 16 december 2016 te IJsselstein wapens van categorie III, te weten een vuurwapen en categorie II, te weten een busje pepperspray en munitie van categorie II, te weten (volmantel) patronen, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II,
en
handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie II.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 115 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 100 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval dat de rechtbank tot een veroordeling komt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van het voorarrest bepleit met daarnaast een taakstraf, indien de rechtbank dit noodzakelijk vindt aangevuld met een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze naar voren zijn gekomen in het reclasseringsadvies.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen, twee houders gevuld met scherpe patronen en een busje pepperspray.
Vuurwapens vormen een onaanvaardbaar risico en een aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van personen in de samenleving. Het voorhanden hebben van een wapen met bijbehorende munitie is gevaarlijk en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Voorts heeft verdachte pepperspray in huis gehad.
De rechtbank maakt uit het strafblad van verdachte van 6 maart 2018 op dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. Verder is rekening gehouden met de inhoud van een reclasseringsadvies, opgemaakt door Reclassering Nederland, gedateerd 9 april 2018. De reclassering acht het recidiverisico laag en ziet na een goed verlopen schorsingstoezicht geen reden meer om bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen (en munitie) wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden gehanteerd. De rechtbank zal rekening houden met het tijdsverloop in deze zaak. De rechtbank ziet hierin aanleiding om geen straf op te leggen die meebrengt dat verdachte opnieuw detentie zal moeten ondergaan. Dit betekent wel dat zij een forse taakstraf aan verdachte zal opleggen.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, waarvan 25 dagen voorwaardelijk, alsmede een taakstraf voor de duur van 160 uren passend en geboden is. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal in mindering worden gebracht.

9.BENADEELDE PARTIJ

[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 750,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreek verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
25 (vijfentwintig) dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast;
- stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door
80 (tachtig) dagenhechtenis;
Benadeelde partij
- verklaart [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. van den Brink, voorzitter, mrs. K.J. Veenstra en J.G. van Ommeren, rechters, in tegenwoordigheid van I.W.H.M. Verheijen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 mei 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2016
tot en met 16 december 2016 te IJsselstein een of meer wapens van categorie II
en/of III, te weten een vuurwapen en/of een busje pepperspray, en/of munitie
van categorie II en/of III, te weten (volmantel) patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
2.
hij op of omstreeks 13 december 2016 te IJsselstein, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, [aangeefster] heeft bedreigd met enig
misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [aangeefster] een vuurwapen getoond en/of met
dat vuurwapen in haar richting gewezen en/of dreigend de woorden toegevoegd:
"ik schiet haar kapot" en /of "als zij terugkomt met die andere mensen, knal
ik die een voor een neer", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 februari 2017, dossiernummer PL0900-2016390510, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 81. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.een proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2016, pagina 13.
3.een proces-verbaal van bevindingen van 17 december 2016, pagina 13.
4.een proces-verbaal binnentreden woning van 18 december 2016, pagina 11.
5.een proces-verbaal van bevindingen van 20 december 2016, pagina 28.
6.een proces-verbaal van bevindingen van 30 december 2016, pagina 41.
7.een proces-verbaal van bevindingen van 30 december 2016, pagina 41.
8.een proces-verbaal van bevindingen van 20 februari 2017, pagina 58.
9.een proces-verbaal van verhoor verdachte van 18 december 2016, pagina 79.