ECLI:NL:RBMNE:2018:1841

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
16-660031-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een (gewapende) straatroof en veroordeling tot gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 februari 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1994 op de Nederlandse Antillen, die gedetineerd was in het Justitieel Complex Zaanstad. De zaak betreft een (gewapende) straatroof die op 10 september 2017 in Almere zou hebben plaatsgevonden. De verdachte werd beschuldigd van twee feiten: het plegen van een straatroof en het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur. Tijdens de zittingen op 10 november 2017, 2 februari 2018 en 9 februari 2018 is de verdachte verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, mr. V.H. Hammerstein. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de straatroof, waardoor hij voor dat feit werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte op dezelfde datum een pistoolmitrailleur voorhanden had gehad. De rechtbank overwoog dat de verdachte meerdere keren had verklaard dat het wapen van hem was en dat het wapen in de auto was aangetroffen waarin hij zich bevond. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de recidive van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten en het voorhanden hebben van een vuurwapen. Daarnaast werd de voorwaardelijke invrijheidstelling van de verdachte herroepen, omdat hij zich niet aan de voorwaarden had gehouden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16-660031-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen)
gedetineerd te Justitieel Complex Zaanstad

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 november 2017, 2 februari 2018 en 9 februari 2018.
Op laatstgenoemde datum heeft de inhoudelijke behandeling plaatsgevonden, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. V.H. Hammerstein, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
al dan niet samen met (een) ander(en) op 10 september 2017 te Almere een straatroof heeft gepleegd;
feit 2
al dan niet samen met (een) ander(en) op 10 september 2017 te Almere een pistoolmitrailleur voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van het onder 1 ten laste gelegde vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft – kort gezegd – betoogd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de groep waartoe verdachte behoorde de beroving met geweld heeft gepleegd. Het valt op basis van het dossier niet uit te sluiten dat een andere groep bij deze beroving betrokken is. Daarnaast heeft verdachte zijn verklaring ten aanzien van het wapen ter terechtzitting van 9 februari 2018 gewijzigd. Verdachte dient te worden gevolgd in zijn verklaring dat hij de schuld op zich nam om zijn neef, [A] , die gezondheidsproblemen had, uit de wind te houden. Verdachte wist niets van het wapen. Het wapen was niet zichtbaar en zijn sporen zijn niet aangetroffen op het wapen.
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overlegde pleitnota.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat op 10 september 2017 een diefstal met geweld is gepleegd door een groep personen waarbij een aantal jongens spullen afhandig zijn gemaakt. Op basis van de bevindingen en de verklaringen in het dossier kan echter niet vastgesteld worden hoeveel personen daarbij betrokken waren en wie dat zijn geweest.
Of verdachte hierbij betrokken was en wat het aandeel van verdachte dan is geweest, blijkt onvoldoende uit het dossier. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte een zodanig substantiële bijdrage heeft geleverd aan de diefstal dat dit medeplegen oplevert.
De rechtbank zal verdachte daarom wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs van de aan hem onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 2 [1]
Op 10 september 2017 wordt door de politie bij het onderzoek naar de beroving in Almere, zoals onder feit 1 tenlastegelegd, een Peugeot 107 met kenteken [kenteken] aangetroffen op de [adres] in [woonplaats]. Het voertuig bleek op naam te staan van [B] . [2]
Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat zij op 10 september 2017 in de Peugeot 107 heeft gekeken en zij in een tas een zwart metaalkleurige handgreep van vermoedelijk een vuurwapen zag. [3] Verbalisant [verbalisant 2] heeft vastgesteld dat dit voorwerp een vuurwapen, pistoolmitrailleur, merk Ero, is en dat dit een vuurwapen is in de zin van artikel 1 onder 3 gelet op artikel 2 lid 1 categorie II onder 2 van de Wet wapens en munitie. [4]
Verdachte heeft in zijn verhoor op 12 september 2017 bij de politie tot vier keer toe verklaard dat het vuurwapen van hem is. Hij heeft het wapen achtergelaten in de auto waar het wapen is aangetroffen. [5] Bij het verhoor bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij bij de politie heeft verklaard dat het zijn vuurwapen was dat werd aangetroffen in de auto. [6] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij in de auto waar het wapen is aangetroffen heeft gezeten. [7]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij naar Almere is gegaan met [bijnaam] , [bijnaam] , en [bijnaam] . [bijnaam] is [A] , [bijnaam] is [C] en [bijnaam] is [verdachte] . [8] De medeverdachte heeft verklaard dat hij met de auto van zijn zus, [D] van [geboortedatum] , naar Almere is gereden. [9]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt vast dat er in de Peugeot 107 een vuurwapen is aangetroffen. Verdachte heeft bij zijn verhoor bij de politie meermalen verklaard dat het wapen van hem is. Dit heeft hij vervolgens bevestigd bij de rechter-commissaris.
De rechtbank leidt uit voornoemde bewijsmiddelen af dat verdachte op 10 september 2017 met meerdere personen in de Peugeot naar Almere is gegaan en hij het wapen samen met die anderen in de auto voorhanden heeft gehad.
De verklaring van verdachte die hij ter terechtzitting op 9 februari 2018 heeft afgelegd, inhoudende – kort en zakelijk weergegeven - dat hij aanvankelijk verklaarde dat het wapen van hem was, zodat de medeverdachten en met name zijn neef zouden worden vrijgelaten, vindt geen steun in het dossier. Bovendien zag de verdenking ook op een beroving waarvan verdachte niet de schuld op zich heeft genomen, hetgeen voor de hand zou hebben gelegen in het scenario van verdachte. De rechtbank acht de door verdachte ter terechtzitting afgelegde verklaring daarom op dat onderdeel niet aannemelijk.
De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 10 september 2017, tezamen en in vereniging met anderen, een pistoolmitrailleur voorhanden heeft gehad.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht onder 2 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 10 september 2017 te Almere, tezamen en in vereniging met anderen, een vuurwapen, te weten een pistoolmitrailleur merk Ero van categorie II sub 2, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Over verdachte is een Pro Justitia rapportage opgemaakt door M. de Klerk, GZ-psycholoog. De psycholoog acht verdachte ten aanzien van het bezit van een vuurwapen toerekeningsvatbaar. De rechtbank onderschrijft deze conclusie en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is gelet op de conclusie van de deskundige van oordeel dat het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit volledig aan verdachte kan worden toegerekend.
Verdachte is dan ook strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat met de volgende omstandigheden rekening gehouden dient te worden bij de eventuele oplegging van een straf. Er is bij verdachte niet eerder een dergelijk wapen aangetroffen. Daarbij komt dat het wapen ongeladen was en dat er geen munitie is aangetroffen. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de oriëntatiepunten, die voor het voorhanden hebben van een dergelijk wapen een gevangenisstraf van 9 maanden voorschrijven.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders een pistoolmitrailleur voorhanden gehad.
Het voorhanden hebben van een dergelijk vuurwapen kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden en kan mensen grote angst aanjagen. Dit brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van de samenleving met zich mee. Vanwege de gevaarzetting van vuurwapens dient streng tegen het illegaal voorhanden hebben daarvan te worden opgetreden.
Op een dergelijk feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders gereageerd worden dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. De rechtbank heeft daarbij de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorschrijven.
Strafverzwarend weegt de rechtbank mee dat verdachte op 11 juni 2015 voor het plegen van meerdere geweldsdelicten en het voorhanden hebben van een vuurwapen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Verdachte liep ten tijde van het plegen van onderhavig feit in de voorwaardelijke invrijheidsstelling van deze straf. Dit heeft verdachte er niet weerhouden wederom de fout in te gaan.
Alles overwegende zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen. De tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal hiervan worden afgetrokken.

9.VORDERING HERROEPING VOORWAARDELIJKE INVRIJHEIDSSTELLING

Bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 juni 2015 (parketnummers 13-684906-14 en 13-689076-15 en 13-660715-12 (TUL) ) is verdachte veroordeeld tot - onder meer - een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van de duur van het voorarrest. De periode van voorwaardelijke invrijheidstelling als bedoeld in artikel 15 van het Wetboek van Strafrecht (hierna te noemen: v.i.) bedraagt 365 dagen en is verleend per 13 oktober 2016.
In het Besluit voorwaardelijke invrijheidsstelling van 1 februari 2017 zijn de volgende voorwaarden opgenomen:
- de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van een proeftijd van 365 dagen niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • hij medewerking zal verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, waarbij aan Reclassering Nederland opdracht is gegeven om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden;
- zich gedurende de proeftijd van 245 dagen houdt aan de bijzondere voorwaarden zoals omschreven in het Besluit.
In het Wijzigingsbesluit voorwaardelijke invrijheidstelling van 16 maart 2017 zijn (opnieuw) opgenomen de hiervoor omschreven algemene voorwaarden en de mededeling dat de veroordeelde zich nog altijd dient te houden aan die algemene voorwaarden. In het wijzigingsbesluit is voorts medegedeeld dat de bijzondere voorwaarde met betrekking tot het begeleid wonen wordt aangepast. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven dat de resterende v.i. periode thans 318 dagen betreft.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij vordering van 18 september 2017 gevorderd de v.i.-periode van 318 dagen te herroepen. Daartoe is gesteld dat de veroordeelde de aan de v.i. gestelde algemene voorwaarde heeft overtreden, in die zin dat hij opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. De officier van justitie heeft ter zitting van 9 februari 2018 gepersisteerd bij de vordering.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht niet de gehele v.i.-periode ten uitvoer te leggen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het goed gaat met verdachte en dat als de volledige v.i.-periode ten uitvoer wordt gelegd, er geen verplichte hulpverlening meer voor verdachte zal zijn.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Volgens artikel 15g van het Wetboek van Strafrecht kan de voorwaardelijke invrijheidstelling geheel of gedeeltelijk worden herroepen indien de veroordeelde de daaraan verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd.
De veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de aan de v.i. verbonden algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd van 365 dagen niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit. Immers heeft hij tijdens de proeftijd opnieuw een strafbaar feit gepleegd, zoals hiervoor in dit vonnis is omschreven.
De rechtbank zal de v.i. van de veroordeelde herroepen. Immers komen de consequenties van het niet naleven van de aan de v.i. verbonden voorwaarden geheel voor rekening en risico van de veroordeelde. De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering gedeeltelijk te herroepen. De vordering van de officier van justitie zal derhalve geheel worden toegewezen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling met v.i-nummer 99-000414-13.
-
wijst toede vordering tot herroeping van de v.i. voor een periode van
318 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.N. Noorman, voorzitter, mr. R.B. Eigeman en mr. R.C.J. Elte-Hamming, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 februari 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 september 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, op de openbare weg de Brommy en Tommystraat, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- twee mobiele telefoons (iPhone 6) en/of een tas (Louis Vuitton) met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
- een oorbel en/of een horloge en/of een pet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en/of
- een telefoon (iPhone 7) en een autosleutel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn
mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
- de deur(en) van de auto (waarin die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] zich bevond(en)) heeft/hebben opengetrokken en/of vervolgens [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] (met kracht) uit de auto heeft/hebben getrokken en/of op de grond en/of in de bosjes heeft/hebben gegooid/geduwd en/of
- die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] daarbij/daarna dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd "Incassobureau" en/of dreigend gevraagd wat hij/zij op zak had(den), althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- hem/hen heeft/hebben gedwongen de armen omhoog te doen en/of (vervolgens) heeft/hebben gefouilleerd en/of de broekzakken heeft/hebben doorzocht en/of
- de verdachte die een vuurwapen (pistoolmitrailleur) in de hand had, erbij heeft/hebben geroepen op het moment dat die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] tegenstribbelde(n), althans niet wilde(n) meewerken;
2.
hij op of omstreeks 10 september 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een vuurwapen, te weten een pistoolmitrailleur (merk/model Ero) van categorie II sub 2, voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 oktober 2017, genummerd 2017277713, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1083. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1021 en 1022.
3.Pagina 1026.
4.Ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met proces-verbaalnummer PL0900-2017277713-96, blad 1.
5.Pagina 123.
6.Verklaring van de verdachte, afgelegd bij de rechter-commissaris op 13 september 2017.
7.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 9 februari 2018.
8.Verhoor van verdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris op 13 september 2017, RC-nummer 17/3881
9.Pagina 221.