ECLI:NL:RBMNE:2018:1839

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 april 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
16/652028-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten en medeplichtigheid aan hennepteelt

Op 25 april 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere vermogensdelicten, waaronder autokraak, poging tot inbraak, heling en medeplichtigheid aan voorbereidingshandelingen voor hennepteelt. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een terechtzitting op 11 april 2018, waar de officier van justitie, mr. T. Tanghe, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.N. de Bruijn, hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte, geboren in 1968 en gedetineerd in Nieuwegein, werd beschuldigd van verschillende feiten die zich in de periode van 2017 tot 2018 hebben voorgedaan in Almere en Zaandam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorbereiden van een inbraak, diefstal uit een bedrijfsauto, het beschadigen van een ruit, verduistering van een paspoort, en het voorhanden hebben van goederen die van misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en behandelverplichting. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/652028-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 april 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in Nieuwegein

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 april 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. T. Tanghe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.N. de Bruijn, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven in die zin dat de aan verdachte uitgereikte voorlopige tenlastelegging in de zin van artikel 261 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering is bevestigd. De tenlastelegging is voorts gewijzigd. De nader omschreven tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging zijn als bijlagen aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:
primair:
op 10 januari 2018 heeft geprobeerd om in te breken bij de [adres] in [woonplaats] ;
subsidiair:
op 10 april 2018 in Almere een inbraak heeft voorbereid;
feit 2:
primair:
in de periode van 9 januari 2018 tot en met 10 januari 2018 in Almere een tas met inhoud, een slaapzak, een tentje en een samurai zwaard heeft gestolen uit een auto;
subsidiair:
in de periode van 9 januari 2018 tot en met 10 januari 2018 in Almere een tas met inhoud, een slaapzak, een tentje en een samurai zwaard heeft geheeld;
feit 3:
primair:
op 15 december 2017 in Almere heeft geprobeerd om in te breken bij restaurant [naam] door een tegel/steen door de ruit van de nooddeur te gooien;
subsidiair:
op 15 december 2017 in Almere de ruit van de nooddeur van restaurant [naam] heeft vernield door een tegel/steen door de ruit te gooien;
feit 4:
primair:
in de periode van 15 november 2017 tot en met 21 november 2017 in Almere een paspoort heeft geheeld;
subsidiair:
in de periode van 15 november 2017 tot en met 21 november 2017 in Almere een paspoort heeft verduisterd;
feit 5:
op 10 januari 2018 in Almere heeft geprobeerd om in te breken bij de [naam] door een steen door de ruit te gooien en lades/kasten te doorzoeken;
feit 6:
primair:
in de periode van 20 december 2017 tot en met 21 december 2017 in Almere uit een auto een autoradio heeft gestolen door een ruit van de auto in te slaan;
subsidiair:
in de periode van 21 december 2017 tot en met 30 december 2017 in Almere een autoradio heeft geheeld;
feit 7:
primair:
op 8 augustus 2017 in Zaandam een LG telefoon uit een auto heeft gestolen door een ruit van de auto in te slaan;
subsidiair:
op 8 augustus 2017 in Zaandam een LG telefoon heeft geheeld;
feit 8:
in de periode van 1 mei 2017 tot en met 10 januari 2018 in Almere navigatiesystemen, een dashcam, een harde schijf en een Samsung telefoon heeft geheeld;
feit 9:
primair:
al dan niet samen met (een) ander(en) in de periode van 5 oktober 2017 tot en met 21 november 2017 in een pand aan de [adres] in [woonplaats] stoffen en/of voorwerpen voorhanden heeft gehad bestemd voor het plegen van strafbare feiten in de zin van de Opiumwet;
subsidiair:
in de periode van 5 oktober 2017 tot en met 21 november 2017 in een pand aan de [adres] in [woonplaats] medeplichtig is geweest aan die strafbare voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 subsidiair, 2 primair, 3 subsidiair, 4 primair (opzetvariant), 5, 6 primair, 7 primair, 8 (opzetvariant) en 9 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte wegens gebrek aan bewijs vrij te spreken van de aan hem onder 1 primair, 3 primair en 9 primair ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft haar standpunt verwoord in een ter terechtzitting overgelegde pleitnota. Zij heeft – kort gezegd – het volgende betoogd.
Ten aanzien van het onder feit 1 primair en subsidiair, feit 2 primair, feit 3 primair en subsidiair, feit 5, feit 6 primair en feit 7 primair aan verdachte ten laste gelegde is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Verdachte dient daarom van deze feiten te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 4 aan verdachte ten laste gelegde kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat hij het paspoort onder zich had en dat het paspoort van misdrijf afkomstig was. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van feit 4.
Ten aanzien van het onder feit 9 primair en subsidiair aan verdachte ten laste gelegde had verdachte niets te maken met de aangetroffen spullen in de loods. Er kan daarom niet worden gesproken van medeplegen. Daarnaast had verdachte geen opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op de hennepteelt en kan dus niet worden gesproken van medeplichtigheid. Verdachte dient derhalve van het onder feit 9 primair en subsidiair aan hem ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van de vraag naar bewezenverklaring van het onder feit 2 subsidiair, feit 3 subsidiair, feit 6 subsidiair, feit 7 subsidiair en feit 8 aan verdachte ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1 primair, feit 2 primair en feit 5
Bewijsmiddelen
Getuige [getuige 1] , wonend aan de [adres] in [woonplaats] , verklaart dat zij op 10 januari (
de rechtbank begrijpt: 10 januari 2018, in welke nacht zij is verhoord) omstreeks 02:45 uur bij de schuttingdeur van de buren een geluid hoorde. Het klonk alsof iemand met zijn sleutel bij het slot aan het rommelen was. Zij zag een man helemaal in het zwart gekleed. De man rende ineens heel hard weg in de richting van [adres] . Het signalement van de man was: blank, ongeveer 1,75 meter lang, normaal postuur, donkere pet op, zwarte jas. [2]
Aangever [aangever 1] verklaart dat in de periode van dinsdag 9 januari 2018 21:00 uur en woensdag 10 januari 07:00 uur zijn bedrijfsauto is opengebroken en er meerdere persoonlijke spullen zijn weggenomen. [3] Aangever zag dat het raam van de auto kapot was. De overlevingstas van aangever was weggenomen. [4] In de tas zat een onderbroek, vest, verbandset, slijpsteen, vergrootglas en een pannenset. In de auto lag ook een slaapzak, een tentje en een zwaard. [5]
Verbalisant [verbalisant 1] relateert dat hij op 10 januari 2017 (
de rechtbank begrijpt: 2018) met collega [verbalisant 2] de melding kreeg te gaan naar de [adres] waar de melder een man met donkere kleding bij een woning had zien rommelen. Omstreeks 2.53 uur hoorde hij dat [verbalisant 2] een man met donkere kleding staande gehouden had op de [adres] . Hierop is [verbalisant 1] richting [verbalisant 2] gelopen. Onderweg zag hij geen andere personen op straat. De man was blank en hij droeg een donkergroene pet, een zwarte jas en donkere schoenen. De aangehouden man bleek later te zijn: [verdachte] . [verdachte] hield een zwart voorwerp vast. [6] [verdachte] verklaarde dat dit een samurai zwaard was. Uit de broekzakken van verdachte werden een schroevendraaier en een lamp gehaald. [7]
Verbalisant [verbalisant 3] toonde aangever [aangever 1] een tweetal foto’s met daarop het bij verdachte aangetroffen samurai zwaard en vroeg of hij deze herkende. Aangever verklaart dat het zijn zwaard is. [8]
Bij een doorzoeking van een bedrijfspand op naam van verdachte worden enkele van de bij [aangever 1] weggenomen goederen aangetroffen. [9]
Aangever [aangever 2] verklaart op 10 januari 2018 dat hij op 10 januari 2017 (
de rechtbank begrijpt: 2018) omstreeks 1.25 uur werd gebeld dat het alarm afgegaan was bij [naam] aan de [adres] in [woonplaats] en dat er door de beveiliging was geconstateerd dat er een inbraak was geweest bij de winkel. [10] Aangever hoorde van de beveiliger dat de melding omstreeks 1.00 uur was binnengekomen. Aangever zag dat een van de ruiten kapot was en in het pand een trottoirband lag. Bij de balie stonden alle kastjes en lades open. [11]
Verbalisant [verbalisant 4] heeft de camerabeelden van [naam] bekeken. Hij ziet op de beelden dat op 10 januari 2018 om 00:34 uur een persoon in de richting van [naam] loopt. De man heeft een normaal postuur en draagt een donkere pet, een donkere jas en donkere schoenen. [12] Verbalisant [verbalisant 5] herkent deze persoon als verdachte [verdachte] aan zijn postuur en lengte. [13]
De schoenen van verdachte zijn inbeslaggenomen. Uit glassplinteronderzoek door het NFI blijkt dat er in de rechterschoen van verdachte [verdachte] een aantal deeltjes zijn aangetroffen die overeenkomen met het glas van de ruit van [naam] . [14]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen het volgende vast. Verdachte loopt op 10 januari 2018 om 00:34 uur richting de [naam] , aan de [adres] in [woonplaats] . Om 1.00 uur is er een melding binnengekomen van een inbraak bij de [naam] , waar een ruit is ingegooid. In de schoen van verdachte worden glasdeeltjes van de ingegooide ruit van [naam] aangetroffen. De diefstal uit de bedrijfsauto heeft tussen 9 januari 2018 om 21:00 uur en 10 januari 2018 om 7:00 uur plaatsgevonden. Om 2:45 uur rommelde iemand bij een woning aan wederom de [adres] (huisnummer [nummer] ) aan de schutting. Verdachte wordt op 10 januari 2018 om 2.53 uur staande gehouden op de nabij gelegen [adres] , terwijl hij in het bezit is van het samurai zwaard dat uit voornoemde bedrijfsauto is weggenomen. De verbalisant die te voet naar de [adres] liep, heeft anders dan de donker geklede verdachte niemand op straat gezien.
De verklaring van verdachte dat hij vanaf de McDonalds onderweg was naar het kantoor en dat hij alle goederen in de bosjes had gevonden, acht de rechtbank, gelet op het nachtelijke uur, de onlogische route [15] en het overig hiervoor vermelde niet aannemelijk, temeer nu een aannemelijke verklaring voor de glasdeeltjes van de ingegooide ruit van de [naam] onder de schoenen van verdachte niet gegeven is. Evenmin heeft de verdachte een aannemelijke verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid bij hem, verdachte, van het zwaard uit de bedrijfsbus. Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van de lamp en de schroevendraaier bij verdachte.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank op basis van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair en feit 5 ten laste gelegde.
Feit 3 subsidiair
Bewijsmiddelen
Aangever [verbalisant 6] verklaart dat op 15 december 2017 bij Restaurant [naam] zag dat de ruit van de nooddeur beschadigd was. Voor de nooddeur lag een gebroken tegel. [16] De buitenste laag glas was gebarsten. [17]
Verbalisant [verbalisant 7] relateert dat zij op de tweede beeldopname zag dat verdachte een tegel had gepakt en de tegel naar het raam gooide. De tegel werd een tweede keer tegen het raam gegooid. [18]
Verbalisant [verbalisant 5] heeft de bewegende camerabeelden van de poging tot inbraak bekeken en herkent [verdachte] als de verdachte op de beelden. [19]
De rechtbank acht op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ruit van de nooddeur van restaurant [naam] heeft vernield door een tegel tegen die ruit te gooien, zoals ten laste is gelegd onder feit 3 subsidiair. De rechtbank acht op basis van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een begin van de uitvoering van een inbraak en spreekt verdachte daarom vrij van het onder 3 primair ten laste gelegde.
Feit 4 subsidiair
Bewijsmiddelen
Verbalisant [verbalisant 8] relateert dat hij op 21 november 2017 in Almere tijdens de controle van de door [verdachte] meegevoerde tassen een paspoort vond. Dit paspoort stond op naam van [getuige 2] . [verbalisant 8] hoorde verdachte zeggen dat hij die tas ooit had gevonden en toen is gaan gebruiken. [20]
Verdachte heeft verklaard dat hij een tas die niet van hem was heeft gepakt en dat in die tas het paspoort zat. [21]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er op 16 november 2017 een tas uit zijn auto is weggenomen. In deze tas zat ook een paspoort. [22]
De rechtbank acht op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte in de periode van 16 november 2017 tot en met 21 november 2017 in Almere een paspoort heeft verduisterd, zoals ten laste is gelegd onder feit 4 subsidiair.
Bewijs dat verdachte het paspoort heeft verworven of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of moest vermoeden dat dit paspoort gestolen was ontbreekt in het dossier. Verdachte zal daarom van de onder feit 4 primair ten laste gelegde heling worden vrijgesproken.
Feit 6 primair en feit 7 primair
Bewijsmiddelen
Feit 6 primair
Aangever [aangever 3] verklaart dat hij zijn auto met kenteken [kenteken] op 20 december 2017 in Almere had geparkeerd. Op donderdag 21 december 2017 omstreeks 10:00 uur werd aangever verteld dat er was ingebroken in zijn auto. Later die dag zag aangever dat de autoradio van het merk Kenwood was weggenomen. Op foto’s zag hij dat een ruit was ingeslagen. [23]
Op Marktplaats werd door aangever een autoradio aangetroffen van hetzelfde merk en type als de weggenomen autoradio. De advertentie was op 21 december 2017 geplaatst. De adverteerder ‘ [A] ’ reageerde dat het adres [adres] was. [24] Aangever is naar de [adres] gegaan, heeft de autoradio bekeken en zag dat het zijn autoradio was. [25]
Getuige [aangever 3] verklaarde [verdachte] te herkennen op de foto die hem door de politie is getoond. [26] Hij herkende de man voor 100% als de man waarmee hij via Marktplaats in contact kwam en die zijn autoradio in zijn bezit had. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard degene te zijn die in zijn loods met aangever in gesprek is geweest in het kader van deze Marktplaatstransactie.
Verbalisant [verbalisant 9] zag dat een aanbieder met de naam [A] goederen te koop had staan vanuit [woonplaats] . Hij bood een Kenwood Autoradio aan sinds 21 december 2017. [27]
Feit 7 primair
Aangever [aangever 4] verklaarde dat op 8 augustus 2017 het raam van zijn auto met kenteken [kenteken] was ingeslagen en dat hij zijn LG telefoon uit zijn auto miste. [28]
Verbalisant [verbalisant 10] relateert dat de naam [verdachte] 16 keer voorkomt in het Digitale Opkopers Register. [29] Op 08-08-2017 om 13:51 uur is een LG telefoon verkocht. [30]
Bewijsoverwegingen
Feit 6 primair
De rechtbank acht de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, dat hij van de herkomst van de goederen in het pand aan de [adres] niets wist, omdat hij slechts het huurcontract heeft getekend en de spullen gewoon in het pand aantrof die hij toen maar besloot te verkopen, ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat uit het dossier blijkt dat verdachte met de verhuurder mailde, de huur van het pand werd betaald van een bankrekening van verdachte en dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat alle goederen in het pand van hem waren.
Gelet op de inhoud van bovengenoemde bewijsmiddelen, het zeer korte tijdsbestek tussen de diefstal van de autoradio en het aanbieden van de autoradio door verdachte op Marktplaats waarvoor verdachte geen aannemelijke verklaring heeft, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 december 2017 tot en met 21 december 2017 in Almere een autoradio heeft gestolen uit een auto, zoals ten laste gelegd onder feit 6 primair.
Feit 7 primair
Verdachte heeft ter terechtzitting geen aannemelijke verklaring kunnen geven voor het feit dat hij de LG telefoon heeft verkocht binnen twee uur nadat deze was gestolen. De rechtbank acht , gelet op de inhoud van bovengenoemde bewijsmiddelen, het korte tijdsbestek tussen de diefstal van de LG telefoon en het aanbieden van de telefoon door verdachte bij [winkel] , waar verdachte geen aannemelijke verklaring voor heeft, wettig en overtuigend bewezen dat verdacht op 8 augustus 2017 in Zaandam een LG telefoon heeft gestolen uit een auto, zoals ten laste gelegd onder feit 7 primair.
Feit 8
Bewijsmiddelen
Op 10 januari 2018 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in het bedrijfspand aan de [adres] in [woonplaats] . [31] In het pand worden een navigatiesysteem [32] , een dashcam [33] , een harde schijf [34] , een Samsung telefoon [35] en een navigatiesysteem gevonden en in beslag genomen [36]
Verbalisant [verbalisant 3] relateert dat de inbeslaggenomen Garmin navigatiesysteem afkomstig is van de auto-inbraak alwaar [aangever 9] aangifte van heeft gedaan. [37]
Verbalisant [verbalisant 3] relateert dat hij hoorde dat [aangever 5] verklaarde dat zijn auto is open gebroken en er een dashcam is weggenomen. [38] De omschrijving kwam volledig overeen met de inbeslaggenomen dashcam. [39]
Verbalisant [verbalisant 3] relateert dat [aangever 6] in 2017 tweemaal aangifte had gedaan van een inbraak. [verbalisant 3] vroeg aan [aangever 6] of hij wist wanneer de harde schijf weggenomen kon zijn en dat [aangever 6] het volgende verklaarde: “dat zal bij de inbraak geweest zijn in mei.” [40]
Verbalisant [verbalisant 3] relateert dat hij de Samsung telefoon opstartte en zag dat één van de ICE contacten tweelingzus heette. Hij hoorde [aangever 7] verklaren dat het telefoonnummer inderdaad het telefoonnummer van haar tweelingzus is. [41]
[verbalisant 3] hoorde [aangever 8] verklaren: “ja die (
de rechtbank begrijpt: het navigatiesysteem) is van mij! Ongeveer twee maanden geleden is mijn auto opengebroken en is mijn navigatiesysteem gestolen.” [42]
Verbalisant [verbalisant 3] heeft met [aangever 7] gebeld en zij verklaarde dat de telefoon, gezien de telefoonnummers waarover de verbalisant vertelde, wel van haar moest zijn. [43]
Bewijsoverweging
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte goederen die afkomstig zijn van misdrijven voorhanden had.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de goederen wetenschap heeft gehad of had moeten hebben van de misdadige herkomst daarvan. Nu bij voornoemde goederen telkens is gebleken dat de goederen van misdrijf afkomstig zijn, ligt het op de weg van verdachte om aannemelijk te maken dat hij ten tijde van de verwerving ervan steeds erop kon vertrouwen dat die goederen een rechtmatige herkomst hadden. Omdat zo’n verklaring ontbreekt is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet alleen de goederen voorhanden heeft gehad, maar ook dat hij ten tijde van de verwerving ervan zich redelijkerwijs bewust had moeten zijn van de misdadige herkomst.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van voornoemde goederen, zoals onder feit 8 ten laste is gelegd.
Feit 9 subsidiair
Bewijsmiddelen
Op 20 november 2017 was verbalisant [verbalisant 11] bij het bedrijfspand aan de [adres] te [woonplaats] . [verdachte] opende de deur. In het pand waren meerdere stektrays aanwezig [44] en er lagen meerdere tl balken. [45] Hij zag dat er recent graafwerkzaamheden waren geweest in de ruimte. Er waren twee scheppen aanwezig. [46] In dozen zaten gebruikte koolstoffilters. Een slakkenhuis ventilator, dompelpomp en twee vervuilde dompelpompen zijn in beslag genomen. [47]
Verdachte heeft verklaard dat hij het contract in opdracht van anderen, namelijk twee [B] , heeft getekend voor de huur van het bedrijfspand. Tijdens het tekenen waren beide [B] aanwezig. [48] Verdachte mocht als woonruimte het kantoorgedeelte gebruiken, waar hij ook woonde, en hij kreeg 500 euro per maand van [B] . [49]
Getuige [getuige 3] verklaart dat de huurder op 5 oktober 2017 de huurovereenkomst van het pand aan de [adres] in [woonplaats] heeft getekend en dat hij op dat moment de sleutel van het pand aan de verhuurder (
de rechtbank begrijpt: huurder) heeft gegeven. [50]
Bewijsoverweging
Verdachte is het huurcontract van het pand aan de [adres] in [woonplaats] voor twee andere personen, van wie hij slechts de voornamen zegt gekend te hebben, aangegaan. In ruil daarvoor kreeg verdachte € 500,- contant per maand en mocht hij verblijven in het pand. In dat pand bevonden zich diverse goederen, welke in verband met hennepteelt gebracht kunnen worden. Hiermee is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest aan de strafbare voorbereidingshandelingen die in dat pand plaatsvonden. De rechtbank acht derhalve het onder feit 9 subsidiair aan verdachte ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Nu op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger, zal verdachte worden vrijgesproken van hetgeen ten laste is gelegd onder feit 9 primair.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 subsidiair:
op 10 januari 2018 te Almere ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten de in artikel 211, eerste lid, onder 3 van het Wetboek van Strafrecht omschreven diefstal, te plagen onder een van de omstandigheden vermeld in artikel 311, eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk voorwerpen, te weten een schroevendraaier en een lamp, bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
feit 2 primair:
in de periode van 9 januari 2018 tot en met 10 januari 2018 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfsauto heeft weggenomen een tas met inhoud en een slaapzak en een tentje en een samurai zwaard toebehorende aan [aangever 1] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
feit 3 subsidiair:
op 15 december 2017 te Almere opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een nooddeur toebehorende aan restaurant [naam] heeft beschadigd door opzettelijk en wederrechtelijk een tegel tegen voornoemde ruit te gooien;
feit 4 subsidiair:
in de periode van 16 november 2017 tot en met 21 november 2017 te Almere een paspoort toebehorende aan [getuige 2] , welk goed hij anders dan door misdrijf, te weten als vinder/houder, onder zich heeft gehad, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
feit 5:
op 10 januari 2018 te Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit de winkel [naam] weg te nemen goederen en geld toebehorende aan de [naam] en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij een steen door een ruit van voornoemde winkel gegooid en lades/kasten doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 6 primair:
in de periode van 20 december 2017 tot en met 21 december 2017 te Almere met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto met kenteken [kenteken] een autoradio toebehorende aan [aangever 3] heeft weggenomen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak van een ruit van een portier van voornoemde auto;
feit 7 primair:
op 8 augustus 2018[noot: bij herstelvonnis d.d. 1 mei 2018 gewijzigd in 2017]
te Zaandam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto met kenteken [kenteken] een LG telefoon toebehorende aan [aangever 4] heeft weggenomen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak van een ruit van een portier van voornoemde auto;
feit 8:
in de periode van 1 mei 2017 tot en met 10 januari 2018 te Almere een navigatiesysteem en een dashcam en een harde schijf en een Samsung telefoon en een navigatiesysteem voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat navigatiesysteem en die dashcam en die harde schijf en die Samsung telefoon en dat navigatiesysteem redelijkerwijs moest vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
feit 9 subsidiair:
anderen in de periode van 5 oktober 2017 tot en met 21 november 2017 in een pand gelegen aan de [adres] te Almere, tezamen en in vereniging voorwerpen, te weten koolstoffilters en pompen en een ventilator en stektrays en TL-balken en scheppen en een ruimte, te weten een uitgegraven kruipruimte, voorhanden hebben gehad, waarvan zij wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in die periode opzettelijk behulpzaam is geweest door ruimtes in voornoemd pand te huren en door in dat pand te verblijven en door de aanwezigheid van die goederen in dat door verdachte gehuurde pand te dulden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5, feit 6 primair, feit 7 primair, feit 8 en feit 9 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 subsidiair:
voorbereiding van diefstal, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2 primair, feit 6 primair en feit 7 primair:
telkens: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
feit 3 subsidiair:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
feit 4 subsidiair:
verduistering;
feit 5:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 8:
schuldheling;
feit 9 subsidiair:
medeplichtigheid aan voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een in de artikel 11, derde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, waarbij verdachte kortdurend klinisch kan worden opgenomen, en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen voor de duur welke verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Verdachte staat positief tegenover toezicht en begeleiding vanuit Zaandam. Daarnaast is hij welkom bij zijn vriendin.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan acht vermogensdelicten, waar onder een verzamelfeit dat ziet op meerdere achterliggende diefstallen, en één medeplichtigheid aan voorbereidingshandelingen voor een hennepkwekerij. Verdachte toont met zijn handelen aan geen enkel respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en stelt zijn eigen financiële gewin keer op keer voorop. Bovendien veroorzaakt hij met zijn handelen veel schade, overlast en gevoelens van onveiligheid.
De justitiële documentatie van verdachte op het gebied van vermogensdelicten is bijzonder omvangrijk. Verdachte heeft al de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd gekregen en doorlopen. Hij heeft ook (al dan niet in een verplicht kader) zeer veel reclasseringsbegeleiding en hulpverlening gehad. Desondanks blijft verdachte vermogensdelicten plegen. Onder deze omstandigheden kan niet anders worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een forse duur.
Ondanks dat eerdere reclasseringscontacten niet hebben mogen baten, heeft Reclassering Inforsa in haar rapport van 3 april 2018 geadviseerd om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang. De rechtbank zal, gelet op dit advies, een deels voorwaardelijke straf opleggen, waarbij de door de reclassering voorgestelde bijzondere voorwaarden worden opgelegd, zodat mogelijk toch weer beperking van recidivegevaar wordt bewerkstelligd. De proeftijd zal, gelet op het structurele en hardnekkige delictpatroon van verdachte, op drie jaren worden gesteld.
De rechtbank acht – alles afwegende – de eis van de officier van justitie passend en geboden. De rechtbank zal daarom aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijk opvang.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 45, 46, 48, 49, 57, 311, 321, 350, 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikel 11a van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BENADEELDE PARTIJ [aangever 4]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 632,72, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het onder feit 7 aan verdachte ten laste gelegde feit.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering benadeelde partij dient te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair, in verband met de verzochte vrijspraak, bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging verzocht de vordering ook niet-ontvankelijk te verklaren, omdat er geen causaal verband bestaat tussen de gevorderde schade en het feit.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring voor het onder feit 7 primair ten laste gelegde komt, wordt voorbijgegaan aan de ontvankelijkheidsverweren van de verdediging.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 7 primair bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 632,72 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangever 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 632,72, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 augustus 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 12 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [aangever 4] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

11.BESLISSING

De rechtbank:
[noot: bij herstelvonnis d.d. 1 mei 2018 is het volgende toegevoegd:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair, feit 3 primair, feit 4 primair en feit 9 primair ten laste gelegde]
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5, feit 6 primair, feit 7 primair, feit 8 en feit 9 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5, feit 6 primair, feit 7 primair, feit 8 en feit 9 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 subsidiair, feit 2 primair, feit 3 subsidiair, feit 4 subsidiair, feit 5, feit 6 primair, feit 7 primair, feit 8 en feit 9 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
18 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
3 maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich gedurende de proeftijd:
* meldt bij de Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 in Amsterdam. Hierna moet verdachte zich blijven melden zo frequent en zo lang de reclassering dit noodzakelijk acht en moet verdachte zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
* laat behandelen voor zijn middelengebruik en psychische gesteldheid bij een instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdacht zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar zullen worden gegeven;
* indien de reclassering dit noodzakelijk acht, meewerkt aan een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Benadeelde partij [aangever 4]
  • wijst de vordering van [aangever 4] toe tot een bedrag van € 632,72, bestaande uit materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangever 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2017 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 4] aan de Staat
€ 632,72 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 augustus 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 12 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S. Ludwig, voorzitter, mrs. H.J. Bos en M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 april 2018.
Bijlage: de tenlastelegging en de wijziging van de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Almere, althans het arrondissement
Midden Nederland, omstreeks 02.45 uur, in ieder geval gedurende de voor de
nachtrust bestemde tijd, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning/besloten erf gelegen aan de [adres] , alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, weg te nemen
goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de bewoners van de
woning aan de [adres] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik
te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of valse
sleutel, als volgt heeft gehandeld; hebbende hij, verdachte, voorzien van een
schroevendraaier en/of een lamp en/of een zwaard aan de schuttingsdeur van de
voornoemde woning gerommeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid (zaak 1);
Subsidiair
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Almere, althans in het arrondissement
Midden Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke
omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten
de in artikel 311, eerste lid, onder 3 van het Wetboek van Strafrecht
omschreven diefstal, te plegen onder een van de omstandigheden vermeld in
artikel 311, eerste lid onder 5 van het Wetboek van Strafrecht, opzettelijk
voorwerpen, te weten een schroevendraaier en/of een lamp en/of een zwaard,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden
heeft gehad (zaak 1);
2.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2018 tot en met 10 januari 2018
te Almere, althans in het arrondissement Midden Nederland, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening uit een bedrijfsauto heeft weggenomen een tas met
inhoud en/of een slaapzak en/of een tentje en/of een samurai zwaard, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] en/of
[bedrijfsnaam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (zaak 2);
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 9 januari 2018 tot en met 10 januari 2018
te Almere,althans het arrondissement Midden Nederland,
(een) goed(eren), te weten een tas met inhoud en/of een slaapzak en/of een
tentje en/of een samurai zwaard heeft verworven, voorhanden gehad, en/of
overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit/deze goed(eren) wist, althans redelijkerwijs had moeten
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof (zaak 2);
3.
Primair
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Almere, althans het arrondissement
Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een restaurant weg te
nemen goederen/geld, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de
toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen goederen/geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking en/of inklimming, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij,
verdachte, een tegel/steen door de ruit van de nooddeur gegooid, terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid (zaak 3);
Subsidiair
hij op of omstreeks 15 december 2017 te Almere, althans het arrondissment
Midden Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een ruit van een nooddeur, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [naam] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en /
of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en
wederrechtelijk een tegel/steen door voornoemde ruit te gooien (zaak 3);
4.
hij in of omstreeks de periode van 15 november 2017 tot en met 21 november
2017 te Almere, althans het arrondissement Midden Nederland,
een goed te weten een paspoort op naam van [getuige 2] heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving
of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof (zaak 7);
(
na wijziging van de tenlastelegging:)
Subsidiair, althans indien vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 15 november tot en met 21 november te Almere, althans in Nederland, een paspoort, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [getuige 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed hij, verdachte, anders dan door misdrijf, te weten als vinder/houder, onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
5.
hij op of omstreeks 10 januari 2018 te Almere, althans in het arrondissement
Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de winkel [naam]
weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan de [naam]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij
de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te
nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming, als volgt heeft gehandeld: hebbende hij,
verdachte, een steen, althans een voorwerp door een ruit vanvoornoemde winkel
gegooid en/of lades/kasten heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid (zaak 4);
6.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 20 december 2017 tot en met 21 december
2017 te Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een
auto (met kenteken [kenteken] ) een autoradio, althans enig goed, toebehorende
aan [aangever 3] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft
weggenomen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of verbreking van de/een ruit van (een
portier van) voornoemde auto en/of inklimming in voornoemde auto (zaak 5);
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 21 december 2017 tot en met 30 december
2017 te Almere een autoradio, althans enig goed, heeft verworden en/of
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de
verwerving en/of het voorhanden krijgen en/of het overdragen van die
autoradio, althans dat goed, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat
het een door misdrijf verkregen goed betrof (zaak 5);
7.
Primair
hij op of omstreeks 8 augustus 2017 te Zaandam, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening, in/uit een auto (met kenteken [kenteken] ) LG
telefoon, althans enig goed, toebehorende aan [aangever 4] , althans aan een ander
of anderen dan aan verdachte, heeft weggenomen, waarbij verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of
verbreking van de/een ruit van (een portier van) voornoemde auto en/of
inklimming in voornoemde auto (zaak 8);
Subsidiair
hij op of omstreeks 8 augustus 2017 te Zaandam een LG telefoon, althans enig
goed, heeft verworden en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen en/of het
overdragen van die autoradio, althans dat goed, wist, althans redelijkerwijs
moest vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof (zaak 8);
8.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2017 tot en met 10 januari 2018 te
Almere een navigatiesysteem (zaak 9) en/of een dashcam (zaak 10) en/of een
harde schijf (zaak 11) en/of een Samsung telefoon (zaak 12) en/of een
navigatiesysteem (zaak 13), althans een of meer goed(eren), heeft verworden
en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde
van de verwerving en/of het voorhanden krijgen en/of het overdragen van dat
navigatiesysteem (zaak 9) en/of die dashcam (zaak 10) en/of die harde schijf
(zaak 11) en/of die Samsung telefoon (zaak 12) en/of dat navigatiesysteem
(zaak 13), althans dat die/dat goed(eren), wist, althans redelijkerwijs moest
vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
9.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 5 oktober 2017 tot en met 21 november 2017
in een pand geleen aan de [adres] te Almere, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, stoffen en/of voorwerpen
heeft bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd
of voorhanden gehad, te weten een of meer koolstoffilters en/of een of meer
pompen en/of een of meer ventilatoren en/of een of meer (stek)trays en/of een
of meer TL-balken en/of een slakkenhuis en/of een of meer scheppen en/of een
ruimte, te weten een (uitgegraven) kruipruimte, althans een (uitgegraven)
ruimte, voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of
ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van
een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar
gestelde feiten (zaal 6);
Subsidiair
een of meer anderen in of omstreeks de periode van 5 oktober 2017 tot en met
21 november 2017 in een pand, gelegen aan de [adres] te Almere,
tezamen en in vereniging stoffen en/of voorwerpen heeft/hebben bereid,
bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden
gehad, te weten een of meer koolstoffilters en/of een of meer pompen en/of een
of meer ventilatoren en/of een of meer (stek)trays en/of een of meer TL-balken
en/of een slakkenhuis en/of een of meer scheppen en/of een ruimte, te weten
een (uitgegraven) kruipruimte, althans een (uitgegraven) ruimte, voorhanden
heeft/hebben gehad, waarvan hij/zij wist(en) of ernstige reden had(den) te
vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11,
derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten,
bij en/of tot het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven hij, verdachte, op
een of meer tijdstippen in of omstreeks die periode (telkens) opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of de gelegenheid en/of de middelen en/of de
inlichtingen heeft verschaft door een of meer ruimtes in/van voornoemd pand te
huren en/of door in dat pand te verblijven en/of door die ander of een of meer
van die anderen (meermalen) toegang te verlenen tot dat pand en/of door
voornoemde goed(eren) op te slaan, althans de aanwezigheid van die/dat
goed(eren) in dat (door hem, verdachte, gehuurde) pand te dulden (zaak 6).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 januari 2018, genummerd 2018009691, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met pagina 512. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 29, aanhef en laatste twee alinea’s.
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 54, derde en vierde alinea van onderen.
4.Proces-verbaal van aangifte, pagina 55, zevende, twaalfde en veertiende alinea.
5.Proces-verbaal van aangifte, pagina 56, eerste, vijfde, zesde, zevende.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 17, tweede, vijfde, zesde en tiende alinea.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 18, derde en vierde alinea.
8.Proces-verbaal van aangifte, pagina 56, achtste en negende alinea.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 63, derde en vierde alinea.
10.Proces-verbaal van aangifte, pagina 77, tweede alinea van onderen.
11.Proces-verbaal van aangifte, pagina 88, eerste, tweede en derde alinea.
12.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 81, derde en achtste alinea.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 84, tweede, derde en vierde alinea en bijlagen op pagina 82 en 83 bij proces-verbaal van bevindingen, pagina 82.
14.Aanvullend proces-verbaal van bevindingen, met proces-verbaalnummer PL0900-2018009691-51, blad 1, vierde en vijfde alinea, en de bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen, te weten het NFI-rapport van 5 april 2018 “
15.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 27, zesde alinea.
16.Proces-verbaal van aangifte, pagina 65, laatste twee alinea’s.
17.Proces-verbaal van aangifte, pagina 66.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 67, zevende alinea (vanaf “
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 74, tweede en vijfde alinea.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 127, tweede en vierde tot en met negende alinea.
21.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 april 2018.
22.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 133, eerste alinea onder het kopje “
23.Proces-verbaal van aangifte, pagina 87, laatste drie alinea’s.
24.Proces-verbaal van aangifte, pagina 88, derde en vierde alinea en laatste twee regels en de eerste regel van pagina 89.
25.Proces-verbaal van aangifte, pagina 89, derde en zevende alinea.
26.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 327, vierde alinea, en de foto op pagina 328.
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 99, derde tot en met vijfde alinea.
28.Proces-verbaal van aangifte, pagina 175.
29.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 172, derde en vierde alinea.
30.Pagina 173, bijlage bij proces-verbaal van bevindingen op pagina 172.
31.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 186.
32.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 210, onder volgnummer 12.
33.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 258, onder volgnummer 15.
34.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 211, onder volgnummer 13.
35.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 213, onder volgnummer 20.
36.Kennisgeving van inbeslagname, pagina 260, onder volgnummer 17.
37.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 277, zesde alinea.
38.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 283, achtste alinea van onderen.
39.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 284, eerste alinea.
40.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 332, laatste alinea.
41.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 352, negende en veertiende alinea.
42.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 353, vierde alinea.
43.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 355, zevende en achtste alinea.
44.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 105, eerste alinea onder “
45.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 106, eerste alinea.
46.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 106, derde alinea.
47.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, pagina 107, derde alinea.
48.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 163, tweede alinea van onderen.
49.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 164, eerste alinea.
50.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 135, derde en vijfde alinea van onderen.